De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 september pagina 13

20 september 1930 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

t v t, DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2ó SEPTEMBER 1930 e, l! 5»fV . n. v» u Pw E g V t* fo a. se P' Ui V: be de da IV zó te h< h bi bi ve Wf hii Vf "te va de m ni; on se dt Ve SC Ze be BIOSGOPY door L. J. Jordaan Gesprek met een pionier Emile Vuillermoz E Heer Vuillermoz, o teleurgestelde lezer, is geenszins een ster van het projectie-doek gezegd: het witte noch een beroemd metteuren-scene, noch zelfs een scenario-schrijver. Hij is alleen maar een journalist zij het ook een der meest geziene in Frankrijk. Behalve muziekredacteur van Le Temps" letterkundig mede werker van de Figaro", en chroniqueur aan verschillende tijdschriften, mag hij zich tevens leider noemen van een revue voor mechanische muziek. Wat ons echter bijzonder belang inboe zemt, is het feit, dat deze veelzijdige autoriteit op velerlei gebied nog tijd vond om zich warm voor de film te interesseeren en het reeds tien jaar geleden waagde, de publieke opinie in zijn conser vatieve vaderland te trotseeren, door openlijk voor een cinegrafische kunst in het krijt te treden. Men zal de geschiedenis der film in Frankrijk niet kunnen schrijven, zonder met de figuur Vuillermoz, rekening te houden, die naast den vroeg gestorven Louis Delluc, een der eersten was, welke den strijd voor de mondigverklaring der cinegrafische vormgeving aanbond. Geen wonder, dat ik mijzelf gelukwensch dezen merkwaardigen baanbreker in zijn woning (men treft in Parijs nooit iemand thuis !) en flagrant délit bij het schrijven van een artikel te kun nen verrassen. Hij noemt mij Cher Confrère" en verklaart verrukt te zijn, mij te zien twee bijzonderheden, die ik in Holland niet dagelijks tegelijkertijd «rvaar. Dies zet ik mij ietwat confuus in den aangeboden fauteuil en laat de fonkelende cascade van hoffelijk heden, welke ieder bezoek te Parijs inltiden, gelaten over mij heengaan. Tevens tracht ik mijn hersens op gang te brengen, om de snelheid zijner woorden gemiddeld zeven per seconde bij te houden en aldus tusschen de talrijke mais" en alors" althans den ruwen vorm zijner gedachten vast te houden. Na eenige tiaining gelukt mij dat vrij aardig en waag ik het, in het Presto prestissimo" zijner welsprekendheid, het bedachtzame Adagio" van mijn vragen en opmerkingen te plaatsen. Aldus ontwikkelt zich onze polyrythmische conversatie: U is musicus?" Mais oui ! Ik moest te Lyon ik ben Jurassien ! eeist mijn doctoraat in letteren en filo sofie halen, voor mijn vader mij muziek liet studeeren. Daarna te Parijs conservatoire, met eind diploma's piano, orgpl en compositie. Vervolgens een practische werkzaamheid van vijftien jaar als musicus hoofdzakelijk als organist en componist daarna de journalistiek. Toen ik aan verschillende gioote bladen veibondon werd eri mijn enorme verantwoordelijkheid als muzieki-efe^ent besefte, eindigde automatisch mijn loopbaan als practisch musicus. Het is namelijk mijn persoonlijke meening, zoowol om redenon van integriteit, als van techriischen aard, dat de journalistiek den geheelen mensch eischt. Voila !" Van wanneer dagteekent uw belangstelling voor de film?" Dat kan ik niet precies zeggen ik schat zoo in de eeiste jaren na den oorlog. Aanvankelijk had ik denzeïfden afkeer jegens de bioscoop," die toenmaals iederen intellectueel sierde en hft zal wel puur toeval zijn geweest, dat ik desniet tegenstaande zoo af en toe eens een film te zien kreeg. In die dagen kwamen de eerste oorspron kelijke Amerikaansche films naar Europa misschien wel het beste, wat zij n'en déplaise hun lateren technischen vooruitgang ooit geleverd hebben. In die eerste films van D.W. Griffith: Broken Blossoms" en Intolerance" ? zoowel als in die van Thomas Ince: Hit Jim," ,,The Aryan" niet den voortreffelijken William S. Hart, die u zich zonder twijfel herinnert ?openbaatde zich iets, dat ik aanvankelijk niet kon definieeren, maar dat een grooten en diepen Emile Vuillermoz indruk bij mij naliet. Ik maakte in dien tijd van innerlijken tweestrijd tusschen het heldere besef van de inferioriteit der film als geestelijke conceptie en de onweerstaanbare bekoring, die niettemin van haar uitging dezelfde periode van twijfel en schaamte door, die ieder ontwikkeld mensch in deze prille dagen ten deel viel. Wij kenden toen nog geen avant-gardebeweging, geen filmcritiek en geen film-snobisme en de ongelukkige intellec tueel moest het geval maar in zijn eigen binnenste uitvechten. Ik zal destijds wel niet erg grootsch zijn geweest op mijn iilmaandoeningen en ze zoigvuldig voor mijn aanzienlijke relaties in de Parijsche kunstwereld verborgen hebben. Langzamerhand echter begon er klaarheid te, komen in den duisteren en tegenstrijdigen chaos mijner innerlijke belevingen. Het werd mij met den dag duidelijker, dat wij hier aan het begin stonden eener wonderbaarlijken nieuwen uit drukkingsvorm, die ondanks haar commercieele platitude beloften inhield voor een enorme toekomst. En daarmee kwam aan mijn schuwheid en wankelmoedigheid een einde. Ik zag met groote duidelijkheid een plicht voor mij, die wanneer ik haar behoorlijk vervulde een grootsche en dankbare taak beteekende. Het phenomeen Chaplin en de eerste Duitsche films van Lang (?Der Müde Tod") en Lubitsch (?Flamme". Dubarry") dreven dit plichtgevoel tot geestdrift op en zoo waagde ik het mijn naam als publicist aan de film te verbinden. Omstreeks 1920, ongeveer gelijk tijdig met Louis Delluc, schreef ik mijn eerste essays ovor een cinegrafische kunst aanvankelijk in enkele periodieken, spoedig daarna in Le Temps." En welke waren uw ervaringen bij die eerste publicaties?" Een oogenblik stokt de , vlotte stroom van keurige, vloeiende vol zinnen en Vuillermoz kijkt mij een wijle nadenkend aan. Aarzelthij tegen over den vreemden journalist deze interne aangelegenheden te bespreken ? Zoekt hij naar den meest voorzichtigen, neutralen vorm. . . . ? Dan met een fijn glimlachje. . . . Que voulez-vous? Het publiek stond destijds volkomen vreemd te genover het idee eener oinegrafische kunst en in het bijzonder de krin gen voor welke ik schreef bleken al heel weinig genegen die opvattingen met eenige conciliantie te aanvaarden. Mijn vrienden onder de musici en litteraturen waren tfllement bouleveisés, dat een angstige stilte mijn eerste harts tochtelijke ,.Appel au Peuple" in Ciné-Magazine" volgde. Toen kwamen de pogingen los, om mij van de dwalingen mijns w iegs op het orthodoxe pad der waarachtige kunst terug te brengen welwillende pogingen ....ook wtl onwelwillende! Vrienden, die mij zocr genegen waren, hielden mij op den boulevard staande, klemden zich aan de la pel van mijn jas vast en bezwoeren mij met tranen in de oogeri deze ziekelijke aberratie te laten varen. Vrien den, die mij minder genegen waien, begonnen mij op behoedzame en delicate wijze te negeer en. Vrien den, die mij heelomaal niet genegen waren, trachtten mij waai zij konden te diskwalificeren op grond van mijn relaties met een minderwaardig amuse ment. Men kan hier te lande, helaas, zeel klein geestig en fanatiek zijn in zulke aangelegenheden . . . .gij kunt u dat als buitenlander natuurlijk niet voorstellen . . . . " Inderdaad dat is mij onmogelijk en dus vraag ik vei dor: En tegenwoordig?" ,,Oh, voyons ! Tegenwoordig is men voel ver lichter op dit punt, n'est-ce-pas? Al mijn betrekkingon mot confrères en artistcn zijn weer van den allerbest on aard speciaal als ik mijn mond over de film houd." Evidemmcnt" geef ik droogjes toe. Dan luidt mijn vraag: Hoe werden uw publicaties in hot algemeen ontvangen ik bedoel buiten den kring der. . . . hm .... der beaux esprits"? Bovori verwachting goed ! Het bleek, dat met mijn optreden naar buiten een meening en appre ciatie tot uiting kwam, die loefde bij duizenden e-n duizenden ernstige menscheir. Ken fojmeele be weging tot bestudeering en memdigverklaring der film brak zich baan en e>p het voorbeeld van mon excellent and et confrère, Joan Pascal van het meergemelde Cino-Magazine" organiseerden zich studieclubs en vereemigingon. De pers begon zich schoorvoetend in onzo lichting te bewogen 011 nu zijn wij zoovel, dat ik aiet zonder voldoening op v^%» et^Vo *x «ve\j ^e^.Je^ & mijn werk als filmpublicist meen te mogen terugzien." Precies! Zooeven sprak u van een zich langzaam vormende klaarheid in uw inzichten betreffende de film. Kunt u dat misschien wat nader formuleeren?" Zeker ! Zooals wel met de meeste amateurs-ducinéma, het geval zal zijn geweest, zocht ik on willekeurig naar analoge elementen in dezen wonderbaarlijk veelzijdigen en gedifferentieerden expressievorm. De litteratoren vonden er de rijke en toch zoo concieze grammatica van het beeldwoord de schilders waren getroffen door de enorme plastische potentie.... wat was natuur lijker, dan dat ik veriukt werd door de muzikale eigenschappen van de film? Het meesleepende rythme der Griffith-films met hun grandioos accelerando de prachtige contra-puntische beweging der Duitsche films, openbaarden mij een tiillende, levende musique-des-images, dit ik indronk met mijn oogen, zooals ik het de instru mentale en vocale muziek met mijn ooren deed. Een film weid voor mij een symphonie met al haar rijkdom aan rythmische en dynamische nuan ceering?met haar melodie en tegen-melodie, met haar contra-punt, grond-accoorden en orgel punten. En het verwonderlijke was daarbij, dat het iets volkomen oorspronkelijks en autonooms bleef. Ah ! Vervuld te zijn van al deze nieuwe, kostelijke schoonheid van deze plotselinge verrijking onzer beste uitings-mogelijkheden van deze onverwachte verhooging van ons levensgenot en dan een vriend medelijdend en minachtend te hooren vragen: Mais qu'cst-ce que vous avcz, cher ami? Qu'estce qu'il-y-a avec vous et ce détcstable cinéma? !" Enfin mon loert zich beheerschc-ri, nietwaar? Ik zwijg en schrijf !" Tot slot neg een vraag: Wat denkt u van de klank-film?" Voo.spellingen zijn gevaailijk. Wilt u mijn strikt persoonlijken indruk? Dan gaarne. Tenez naar mijn o\ ei tuiging staan wij bij het begin der klank-film niet aan eon nieuwe or>twikkelingsphase der cinegiafische kunst, maar aan een tweesprong. De film-soncro zal aan geheel andere aesthethische wetten te gehoorzamen hebben dan de filmsilencieux. Ce n'est pas un pas en avant ('rst un sant de coté! De klank-film zal, met haar oneindig lichtei aansprekende elementen voorloopig althans ! een brecden en makkelijken weg betreden, waar een oritzaggelijke en toegewijde menigte haar met geestdrift zal volgen. Voor de zwijgende filrrr is, naar ik geloof, het moeilijke en eenzame pad bewaard, dat niet oneindig hoogeie aspiiaties en oneindig geringeren steun, zal voeren naar onbekende horizonten. ... !" Vuillermoz zwijgt en zijn blik glijdt als toevallig ovo-r het schrijf bureau met het half beschreven vel papier. Ik volg den delicaten wenk en neem afscheid veiheugd kennis te hebben mogen maken met den baanbreker eeaei- groote gedachte in een groot land. «BNEBAAL ACWNTEït VOOK AMATE1T R-KINO-ÏJITIHJSTIÏe FOTO-SCHAAP & Co. ? PUI 8 AMSTERDAM '-t r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl