De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 september pagina 18

20 september 1930 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

~ (^ i'FHi^'wrEF' m"w* TAALSCHUT f, IV r F. XI. Mentaliteit en nog wat MET mentaliteit is het gegaan zïToals met vele andere verder vende elementen in de taal. In den * beginne stond het niet onaardig om zijn nieuwheid en deed het geen kwaad, zoolang bet met mate en met oordeel weid gebruikt. Het droeg zelfs een tintje van voornaamheid. Maar ter kwader ure kresg het letterkundig janrap het in de gaten en sleepte hit de kampong in. Daar zonk die arme mentaliteit diep, vadems diep. Zoo treurig is het nu met haar gesteld, dat zij al wat zij aanklampt, ziek maakt en op het kerkhof brengt. Geestesrichting, gemoedsgesteldheid, gedachtenganj, zieleleven, worden door mentaliteit, die tot een slet is afgedaald, ten val gebracht. Zelfs kleintjes als «feest, verstand, aard, karakter heeft zij mee bezoedeld. Menno ter Braak orakelt in De Vrije Bladen: Iedereen weet, dat er een Havelaar-mentaliteit bestaat in Holland." De heer t. B. leutert. Geen monsch in Holland met gezond taalbègdp snapt wat dat is: een Havelaarmentaliteit, maar hij raakt De eeuwige depressie De laatste zomer is voorbij.. verplensd, verdrenst, vergald, verplast, verspoeld, vergoten.... Wat hebben wij gewacht, verbeid, ge. .wenscht. . Maar onze pech bleek ditmaal onbegrensd en 's hemels sluiswerk werdniet afgeslo ten. ... De barometer, eerst geconsulteerd, op eiken uitslag vanzijnschaalverdeeling, werd in het eind hardnekkig genegeerd. We hebben ons vermand, geresigneerd, in grimmige, verbetene verveling.... En 't hemellichaam datmen nog vermoedt, maar reeds in maanden niet kon onder scheiden, en hier of daar nog ergens zweven moet, verdraaide het zijn warmen overvloed ten bate van het menschdom te verspreiden. Het kind, in dit verneveld tijdsgewricht in 't schemerduister van den dag geboren, dat naar den regenvloed te luisteren ligt, zal bij zijn rijpheid van de zon wellicht als van een vreemde oude sagehooren.. Een bijgeloof, dat in de volken leeft, van iets dat eenmaal straalde van den hooge, een ronde schijf, die men aanbeden heeft, ..ach, ..hij aanvaardt die bakerpraat beleefd doch heet haar in het diepst van 't hart.. . . gelogen.. . Daar was een tijd, zoo zucht zijn groot mama, dat men het ding geregeld kon aanschou wen. . . . sla er de rijwielwet maar eens op na.... De regenmensch der toekomst denkt: nou -ja ... ./e kan die oude sprookjes niet ver trouwen. . . , MELIS STOKE CADILLAC Het feit, dat de Cadillac dikwijls voor veel duurder wordt gehouden, dan ze in werkelijkheid Is, pleit wel zeer sterk voor de hooge plaats.die de CADILLAC in de algemeene achting inneemt K. LANDEWEER UTRECHT AMSTERDAM Biltetraat 74 ~ Stadhouderskade 93-94 van de wijs door die monsterachtige koppeling, terwijl hij mentaliteit zoo voos geworden ziet als een rotte ramenas. Met een grimlach ontmoet ik men taliteit, en sapristi nog wel mijn eigen, in het volgende grappenmakcrijtje, samengeflanst door de redactie van Den Gulden Winckel in een achter kamertje harer aflevering van Augus tus. De schuine dtukjes zijn van ondergeteekende. Men lette voor straks op de nummering. Er zijn lieden van de geperfeclinnneerde men taliteit (\) van den schoolfrik,die liefst anoniem (2) hun schelderige betweterigheid toonen en meenen, dat zij met hun grammaticale halsstarrig heid de zuiverheid van onze taal schutten". Die taa'schutters vergeten echter, dat de taal en de spreekwijze der taalgebruikers levendiger zijn dan de dogmatiek der taalregels. (3) Wanneer Lij hier Is verschenen" eischen voor ,,verscheen", dan toonen zij een conservatisme (4) en negatie van een zuivere uitdrukkings wijze, (5) die hen meer een belachelijk ouderwetsche fitter (6) toont te zijn, dan een held haftig schutter met open vizier, die de levendige afwisseling verkiest boven de doode gelijkvor migheid. Een enkele kantteekening zij mij veroorloofd. l) Ziedaar het ware Nederlandsch van de zuivere uitdrukkingswijze en van het levendig taalgebruik. Een schoolmeester van Scharnegoutum of van den Karnemelk spolder zovi het minder stijf gezegd hebben. 2) Wat beduidt dat? Mijn naam is klein. Zaagt ge hem nitt, heeren, zet dan een bi-il op, een waarmede ge ook beter kunt zien in het veld der taal: ge strompelt er nog als stekeblinden rond. 3) Ik ben zuinig met citaten, maar hier valt mij een passende uitspraak in van W. D. Whitney den grooten taalgeleerde: ,,It is not customai y that a language has its proper usages fixed by rule, until the danger is distinctly feit of its undergoing corruption." Indien gij, heeron van D. G. W., en uw mentaliteitsverwanten, het bederven van onze edele en machtige taal niet goedkeurde en bevorderde, zouden wij, haar beschermers, er nooit toe gekomen zijn, van haar de wapenen te vragen, die zij draagt, om uw rampzalig bedrijf ermede te verbrijzelen. Zijn wij dan dogmatische schoolfrikken, gijlieden hebt ons dat gemaakt met uw tuchteloosheid, met uw wangevoel en uw schreeuwende onkunde. Zoodra gij van de taal afblijft, zullen wij stil zijn. 4) en 5) Gij bedriegt u, omdat gij niet kunt zien de teekenen des tijds. Gij. niet wij, zijt de conservatieven in den zin van achterlijken. Gij bemerkt niet, dat de tijd, waarin de taal gesmeten werd op den vuilnishoop, waarin men haar bracht in het gekkenhuis, waarin men haar den zotskap op zette of haar in een clownspak stak, voorbij begint te raken. Gij ontwaa,it niet, dat er vele jonge schrijvers op komen in uw eigen winkel kan ik ze u noemen , die dat schouwspel zat zijn en het Nederlandsch weer willen zetten op zijn hoogen troon. Men zal u als stamelaars, als sukkels gaan beschouwen en gij zult in uw hemd blijven staan.Uw zuivere uitdrukkings wijze kunt gij dan uitdrukken ter plaatse, waar ge dat altijd hadt behooren te doen. Het publiek krijgen wij ook mee. men zal u nawijzen. 6) Als het zoovel met u gekomen is, moet gij uw pen opeten en naai- een baantje aan de .gasfabriek meedingen. In Schut IX had ik een ijsbarend basterdzinnetje aangehaald en toegeschreven aan den heer A. Bartels. Deze toont mij echteraan.dat het geteeld is door Mej. Dr. Chr. Bastert. Het prijkte in Juni van dit jaar in een artikel, dat gedoopt was Het Biologie-onderwijs en de Algemene Ontwikkeling"" en verscheen in De Opbouw. De heer B. zendt mij ten bewijze de eerste bladzijde van dat artikel toe en op d.e ne bladzijde ontmoet ik daar een paar vervolgzinnetjes, die met het geciteerde vreeselijkerdje een eendrachtig gezc'schap vormen. Het zij mij toegestaan ook door de geleerde schrijfster ze den volgenden keer met mijn lezers in oogenschouw te nemen. HAJE Gedachten van Schopenhauer bewerkt door Gharivarius XIX. HET EIKJE 'k Zocht bij een ouden eik naar planten in het gras, En 'k vond een kruid, dat schijnbaar onbeduidend was. Maar nauwlijks raakte 'k een der teerc blaadjes aan, Of 't plantje sprak, en zei: ..Neen. Vi-eemdling, laat mij staan. 'k Hoor in uw trommel niet, bij dat gewone kruid; Dat leeft ten hoogst' een jaar, en dan is alles uit. Bekijk me maar eens goed. Ik ben niet wat ik lijk. Wel eeuwen word ik oud. Ik ben een kleine eik." Zoo schijnt genie soms, jong, van d'alledaagsche soort, Maar 't sterft niet als de rest. Zijn geest leeft eeuwen voort. XX. MISKENNING 't Genie op elk gebied, al is 't ook nog zoo groot. Wordt zelden gewaardeerd door d'eigen tijdgenoot. Werd Beethoven geëerd, en Mozart, Dante, Bach, En Rembrandt, die zijn werk zoowaar geweigerd zag? Wat weet het nageslacht van Shakespeare's beeltnis af? Een slechte koperdruk, een borstbeeld op zijn graf, Zoo moglijk slechter nog, daar moeten wij 't mee doen. En toch, de schilderkunst stond nooit zoo hoog als toen; Geen kosten werden voor een goed portret gespaard De reden is: men vond hem niet de moeite waard. XXI. EIGEN OORDEEL 't Is maar gelukkig, dat de groote massa niet Zelfstandig oordeelt over wat zij hoort en ziet, Op wetenschappelijk en artistiek terrein. De groep, die werklijk eigen oordeel heeft, is klein. De rest praat dezo na, en huldigt op gezag 't Genie van Plato, Shakespeare, Angelo en Bach. Als 't niet zoo ging, dan werd verdienste niet geëerd, Omdat de massa ware schoonheid niet waardeert. Dan gev' een monument, bij voorkeur na den dood, Aan 't volk de zekerheid: ja, deze man was groot. XXII. DE APEN Als 'k bij een werk van kunst de menschen gadesla, En 'k ga hun uitingen en hun gebaren na, Gebaren van applaus, gezegden van respect, Dan wordt bij mij een zeer vermaaklijk beeld gewekt Van apen, gedresseerd, in 't wildebeestenspel. Zij doen de menschen na, en dikwijls wonderwel; Door 't grijnzen van 't gelaat of 't grijpen van de hand, Is de gelijkenis met menschen soms frappant. Maar plots veiraadt er een, dat zijn humaan grimas Geen uiting van gevoel, maar imitatie was. XXIII. WASSEN BEELDEN Wat beeld en schilderij tot kunstproducten kroont, Is, dat het werk de ziel en niet den vorm vertoont. Dit is de reden dat het mooiste wassen beeld Geen kunstwerk wezen kan, u afstoot en verveelt. WTant de bedoeling is, dat, als gij 't gadeslaat, De man, voor uw gevoel, daar levend voor u staat. Maar 't lichaam sterft, vergaat de geest wordt nooit verteerd, En wie die heeft ver-beeld, heeft kunst geproduceerd. Hoe goed gelijkend dus zoo'n wassen maaksel zij. Verkies ik duizendmaal et-ri zwakke schilderij. XXIV. ROEM Roem is een goed, dat langzaam aan vervvoi ven wordt; Ontstaat hij al te snel, dan duurt hij doorgaans kort. 't Is meestal niet veel zaaks, wat de gewone man, De groote meerderheid, direct waardeenen kan. Een boek, dat daadlijk hondei d duizend lezers heeft Geloof maar, dat liet den auteur niet overleeft. Toen Phocion's rede door applaus eens werd verstoord, .Sprak hij een hoogst merkwaardig veelbeduidend woord Tot een, die naast hem stond: ..Zeg. zei ik daar iets mals?" Beroemdheid ,,while you wait" is in den regel valsch.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl