De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 27 september pagina 10

27 september 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERIJEN EN l Joseph Teixeira de Mattos bij Va\ Schilders en Beeldhouwers van J. Teixeira de Mattos l ' t £ Wim Bosma Joseph Te.ixeira de, Mattos, bij Van Lier, Amsterdam. Uit figuur en veel zelfportret, uit stadsgezicht en phantaisieën be staat Teixeira's werk. Maar daarmee is alleen de uiterlijke verschijning aan geduid ; aard van het werk, noch voordracht wordt hiermee aangegeven. En om deze twee sterk-verbonden waarden gaat het in de schilderkunst, als in de andere kunsten. De aard van Teixeira, ik heb het meer ge schreven, is een s^herp-waavnemende Theo Swagemakers ironie, die tot de stelligheid van een nauw verborgen haat kan groeien. maar die eveneens als tegenstelling tot dien haat, een neiging tot senti menteel, zinnelijk overdrijven soms kent. Die aard van Teixeira bezit eveneens een ander en zeldzaam ele ment, de phantaisie (een ongewone en sterke voorstelling van het niet daaglijksche) maar steeds is zij als in het realistischer deel vol scherpe waar neming. De voordracht (in het vol tooide werk) zal dus vol details zijn, maar die steeds leven, en die op een lenige en spitse wijs wil ik schrijven, gegeven worden. (Je vindt dit dan ook inderdaad hier. Niet altijd is Teixeira in zijn werk op een maximum; hij kan onregelmatig zijn tot ge u erover verbaast, maar 't meest van den tijd is het werk bij van Lier van goede hoedanigheid, en ge behoeft zeker niet naar ..de Brug" te gaan om daar eerst tot de erkenning te komen, dat Teixeira iets is. Integen deel. Er zijn bij van Lier onder de £-; . fe" Jan van Herwijnen zelfportretten (er zijn er zooveel, dat ik hem de dolende Quichotte van het zelfportret zou kunnen noemen) een aantal, die tot het levende werk van Teixeira moeten gerekend worden omdat zij psychologisch-levend, per soonlijk van voordracht blijven. Er zijn er met minder, er zijn er met meer détail, maar ge vindt hier een kenmerk van dezen tijd nooit dat fraaie zelfportret waar een schilder zijn Zondagsche ziel schijnt te hebben aangedaan. De por tretten zijn realis tisch, naar het mo ment, en bij voor keur niet op Zon dag gezien. Het spreekt vanzelf, dat Teixeira door zijn scherpe voordracht en door de bescha ving van zijn tee kenen in staat is een vrouweportret te teekenen, dat, zeld zaam in Holland, een mondaniteit be zit, die geen armoe is. Hier kan ook het detail steunend wer ken, en het doet dat zonder twijfel in vroeger werk. Van de uitdrukking in een portret kan ge makkelijk gegaan worden naar de over dreven uitdrukking, naar den grimas van den clown. Deze clown ontbreekt niet noch ontbreken de snel-genoteerde im pressies van figuren, op reizen ge zien, waar niet alleen in den kop (dat komt veel voor bij anderen) een staat van den geest, enz. is gegeven. Naast deze figuur vindt ge het stads gezicht en interieur. Van verschillende voltooiing, is het stadsgezicht van Teixeira mij daar het liefst waar naast de stelligheid van het gebouw, de gratie bijv. van drie ranke boompjes geteekend werd, en waar, niettegen staande, de bepaaldheid van alles toch een openheid als in de natuur is werd bereikt. Wat de ,,phantaisieën" aangaat, daar moet, als steeds, gevraagd wor den: ondervinden wij de voorstelling als wezentlijk verworven, maar niet gewild; en heeft de phantaisie de be koring van goed teekenwerk? Ook dit is te vinden bij Teixeira. Hij is door dit alles, een zakelijke zonder van de nieuwe zakelijkheid te wezen. IJkelenstam, bij Aaldcrink, Amsterdam. De meesto der schilderijen van IJkelenstam zijn stillevens, en ge zoudt geen onjuistheid neerschrijven, wanneer ge beweerdet. dat zijn sneeuw landschap of besneeuwde schuurtjes enz. eveneens stillevens zijn. Het stilleven is, gewild op bepaalde DOOR ALB. P manier, een reden innig te zijn (het kan ook enkel visueele verrukking wezen als bijv. het bloemstuk van Bauer); het moet dan van de innigheid het rustig zijn hebben, en het inzichA. C. zelf gekeerd zijn. Het moet, met andere woorden, zijn een stil zielsverhaal ovov diagen, gedacht buiten alle beweging en tesaam geschoold als een gezin. Op zoodanige wijs heeft IJkelen stam ook zijn werk gewild maar is het gansch-en-al-zoo geworden? De kleur is in haar rood en blauw wel op weg daarheen, maar zij heeft niet het stille flonkeren gekregen, dat van het licht de peinzende lang zaamheid is. De kleur toch is iet wat te zoet, en in die zoetheid is, als in iets diks, de klank van de kleur gesmoord. Dat is het groot ste bezwaar dat ik tegen IJkelenstam's werk heb. Het maakt een werk als het bakje met aardappelen veel minder dan het moest zijn en ik zou zeggen hoort te zijn. Het zelfde is in de Be- Jchan Pokt ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl