De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 4 oktober pagina 18

4 oktober 1930 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Croquante Groquetjes door Alida Zevenboom «B? DE GÈ&WE AMSTERDAMMER VAN 4 OCTOBER 1930 w.; 4783 ah ?.* tv? MEVROUW zaliger had de vaste gewoonte om de kachels op den -eersten October te zetten, weer of geen weer. Wijlen meneer was ' kouwelijk vandaar dat hij wel eens «Is het Noord-oostenwind was, meer bittertjes dronk dan goed voor hem -was, wat altijd aanleiding gaf tot «en stormpje boven, want mevrouw zaliger was niet mis als zij begon en zij kon een man die naar sterke drank i-ook niet uitstaan. Ik weet wel dat zij de eerste geweest is die mij voor Andries, de inwendige zendeling, heeft gewaarschuwd want zij, met haar fijnen reuk, zei eens op een avond tegen me toen ik Andries in de keuken liad gelaten: Aal, meid, zei ze, is dat je aanstaande?" Ja, mevrouw, zei ik, hoe vindt u hem?" Waaropzij zoo maar, recht in mijn gezicht zei: ,,Aal, als je verliefd bent, zal je me. toch niet gelooven, maar die man drinkt! Hij ruikt mij te veel naar koffieboontjes," wat ik, onder ons gezegd, altijd een lekkere lucht heb ?gevonden, vooral als zij versch ge malen zijn. En het is uitgekomen ook. Hij dronk als een tempelier, maar als hij bij mij kwam, had hij altijd eerst een ons koffieboontjes op van wege den geur. Had ik maar naar mevrouw zaliger geluisterd ! Maar zoo is een vrouw als ze het te pakken heeft. Dan loopt ze met open oogen haar verderf in. Dan wil ze er in. En houd dan maar een vrouw tegen ! Maar op l October stonden altijd de kachels. Dan werden meteen de schoorsteenen geveegd en de haarden voor de deur .in de Bocht, aan den wallekant schoongemaakt en moest de metse laar komen om te voegen of gaten te stoppen, maar dat waren allemaal ?Werklui die hun vak verstonden. Kijk .af ! Degelijke werklui, die een ambacht van ouder tot ouder beoefend hadden en die het blindelings en ruggeliiigs kenden. En practisch en handjegauw en nooit voor tien gaten tegelijk te vangen. Zij wisten overal raad op en hun werk mocht gezien worden. Maar tegenwoordig !. .. . Ik heb mevrouw zaliger haar raad altijd gevolgd en ] Octobor staan bij mij de kachels, want ik heb nog geen centrale ver warming, omdat ik er niet tegen kan en hoofdpijn er van krijg. Ennuhadt u moeten zien wat een getob ik met al die tegenwoordige werklui gehad heb. De smid zou om half negen ko men en kwam op zijn dooie gemak om half elf aanzetten en met een knecht die zijn voeten niet geveegd had en met wien ik het direct aan den stok kreeg, omdat zijn eerste gang naar de keuken was, waar I*entje.... enfin.... ik kwam net op het goede oogenblik binnen en heb dat jonge mensch eens terdege de waarheid gezegd. En ik zou er misschien nog niets van gezegd hebben, als die meneer zijn handen niet heelemaal verkeerd gestaan hadden. En zijn baas was geen haar beter. En het leek wel of al de schoorsteenvegers dien Woensdag aan het verkeer-tellen wa ren, want het stelletje dat ik bij mij thuis had, leken wel kantoorheeren en toen de kachels en haarden eindelijk stonden en alles klaar scheen, hadden ze een prop in den schoorsteen ver geten en moest de heele boel weer van zijn plaats. En- je stikte van de rook. En dan was er nog een bij, die een heele redevoering tegen me hield en me een papier voorhield, dat hij met alle geweld hebben wou dat ik teekende, omdat het tegen de vlootwet ging. maar ik heb dien meneer heel duidelijk aan zijn verstand gebracht, dat hij beter deed schoorsteen vegen goed te leeren dan zich met de politiek ?te bemoeien en dat, als hij met me over politiek spreken wou, hij maai 's avonds na achten moest komen. En waaratje, de klok had nog geen acht geslagen of daar werd gescheld en stond de schoorsteenveger voor me, maar nu als heer verkleed. Ik moet zeggen dat hij beter sprak dan 's mid dags veegde en an als u hem gehoord hadt zou u de schrik om het hart zijn geslagen want hij voorspelde dat als ik zijn petitionnement niet toekende, ik. als ik niet door een bom van elkaar gescheurd, minstens gegast y.ou wor den en toen had ik hem waar ik hem hebben wou, want ik dacht in eens aan de prop die hij in den schoorsteen had laten zitten en de rook die 'savonds nog niet uit mijn kamers was en ik zei zoo, langs mijn neus weg: daar hoeven uw klanten anders niet bang voor te zijn, want u went ze aan het gerookt worden", maar ik heb toch maar geteekend, omdat ik een zwager bij de Marine heb in Nieuwediep, die bij mij geen voet over de vloer zet omdat hij eens gezegd heeft dat er tusschen meneer Pierre en mij. . . . maar toen had hij meer op dan hij verdragen kon en dat was zoowat een halve kruiser vol. Mevrouw zaliger had wel gelijk toen ze zei: Aal, pas op voor den man, die naar drank ruikt. Want je gaat er zelf ook naar ruiken." Ik had toen namelijk net last van een koude maag en Andries zei dat er niets beter voor was dan bessen op jenever. Waar een mensch, als hij verliefd is. al niet toe komt !. . . . een pleegzuster liet 't was in soeren, zich door een geneesheer ontvoeren. iedereen vond het slecht, maar het kwam toch terecht, ze had zich naar ,,d' uitkijk" laten toeren! Koldewey 6 Corbière Leidschestraat 30 - Amsterdam Specialiteit in: Wiegen en Kinderledikanten Gedachten van Schopenhauer bewerkt door Gharivarius XXXI. DE EZEL 't Was op een wandeling, een warmen zomerdag, Dat ik een amusant en leerzaam schouwspel zag. Een ezel voor een kar. De drijver dreef hem niet Met schoppen en met slaan, zooals men 't meestal ziet; Toch holde 't stomme dier in toomelooze vaart. Toen 't vlak voorbij mij stoof, was 't raadsel mij verklaard: Wat hooi hing aan een stok. een meter voor zijn kop, Dat heerlijk toekomstbeeld hield grauwtje in galop. Zoo draaft wie 't Nu negeert, slechts in de toekomst kijkt, Op hoop van zegen leeft, en nooit zijn doel bereikt. XXXTI. DE SJOUWERMAN Hoe wordt het leven van den sjouwer doorgebracht? De honger drijft hem voort, hij leeft op lichaamskracht, En zonder vreugd, dan rust na 't werk een korte poos, Weet nauwlijks dat hij leeft, en leeft dus zorgeloos; Zijn geest is nooit op 't menschelijk bestaan gericht, Maar houdt zich per minuut bij 't werk dat voor hem ligt. Zoo leven duizenden. In leed en ongerief? Weineen. Genot is in zijn wezen negatief, Verdriet is positief. En hiervan zijn zij vrij De denker kijkt bedrukt, de sjouwerman kijkt blij. XXXIII. Dn BALK Wie andren kritiseert, werkt a,"Ji zijn eigen heil. Hervorming van zichzelf, verbetering van feil. Beschouw met kritisch oog uw zwakken medemensen, En gisp. in stilte, scherp. Dan rijpt in u de wensch, Te laten, wat gij in een ander hebt gelaakt Aldus heeft de krititk u helderziend gemaakt. Wie te verdraagzaam is, en elke fout verschoont. Verlangt vergeefs ! dat men hem met clementie loont. En. wat dan ook de Schrift van balk en splinter zegt, Ons zedelijk toilet hikt zonder spiegel slecht. XXXIV. DE ZlXTl'IGEN Niet zelden wordt een vroeger voorval, onverwacht. Door een bepaalde geur weer voor den geest gebracht; (iij ruikt dezelfde lucht die u getroffen heeft Ten tijde van 't geval, en het tooneel herleeft. Het blijkt dus dat de werking van het reukorgaan Met die van liet geheugen in verband moet staan. Zoo zegt men dat 't gehoor met rede samenwerkt. En het gezicht de functie van 't begrijpen stetkt. Gevoel en smaak beduiden op dit punt niet veel: Zij werken op 't moment, uitsluitend materieel. XXXV. CONVERSATIE Een vlot c?,useur, die spreekt, denkt minder aan zijn woord, Dan aan den man, die naar zijn mededeeling hoort. Zoo zorgt hij. dat hij geen verkeerde dingen zegt. Zijn waren aard niet al te duidlijk open legt. Geen ergernis verwekt, noch boosheid of verdriet Maar boeiend is zijn conversatie meestal niet. De man van intellect, vervuld van zijn betoog. Let op zijn hoorder niet. maar houdt een monoloog. De laatste, daardoor in zijn eergevoel geschokt. Neemt wraak, doordat hij d'ander zijn geheim ontlokt. XXXVI. UW GELAAT Hoewel gij. denk ik. dikwijls in dfii spiegel ziet. En uw gelaat met zorg beschouwt, gij kent het niet. 't Gezicht van maag of vuiend, die lang gestorven is. Herinnert f>ij u. Niet uw eigen beeltenis. Vooreerst, doordat gij 't oog beweging-loos beschouwt: Dit maakt uw blik verstard, onwezenlijk en koud. Maar bovenal, doordat gij 't subjectief bekijkt. Is uw gelaat niet wat bet in den spiegel lijkt. (üj ziet uw tronie niet met onbevangen, blik: Daar staat geen vreemdeling, maar uw verheven Ik.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl