Historisch Archief 1877-1940
Het Bioscoopconflict te
Rotterdam beëindigd
NL
MEN herinnert zich zonder twijfel het con
flict in November van het vorige jaar
gerezen tusschen de Nieuwe Botterdamsche
C'ourant en den Nederl. Bioscoopbond. De organisatie
van bioscoopdirecteuren was sinds lang ontevreden
over de gestie van het Rotterdamsche blad t.a.v.
het bedrijf" in het algemeen en de opvatting der
filmcritiek in het bijzonder. Zij bracht die onte
vredenheid tot uiting, door een felle polemiek,
gedeeltelijk gevoerd op de projectiedoeken der
aangesloten bioscopen, die eindigde met het af
breken der zakelijke betrekkingen (advertenties).
Tot zoover had het conflict een volkomen nor
maal en gewettigd verloop: het is het goed recht
van iedere partij in een conflict haar tegenstander
met klem van argumenten te bestrijden, zijnde de
quaestie van toon en keuze dier argumenten een
zaak van persoonlijk inzicht en persoonlijken
smaak. Ten slotte kan ook niemand het een ander
ten kwade duiden, wanneer hij de relaties met dien
tegenstander wil verbreken. Gansch anders echter
wordt de zaak, wanneer het afbreken dier relaties
als dreigement wordt gebezigd, om den tegen
stander te dwingen zijn meeningen en inzichten
onder druk van buiten af te wijzigen of zelfs prijs
te geven. Zeer zeker, wanneer deze meeningen en
inzichten naar eer en geweten worden aangewend
ter voorlichting van het publiek. Deze zeer ern
stige en alarmeerende wending nu nam het onder
havige conflict, toen door of namens den Bios
coopbond een brief werd gezonden aan de redactie
der Nieuwe Rotterdamsche Courant, waaiin
geeischt werd een herziening der critische opvat
tingen van dit blad, op straffe van het inhouden
der advertenties. Terecht wees het Rotterdamsch
orgaan deze inmenging in de reda,ctioneele politiek
der courant af als een aanval op haar onafhankelijk
heid en integriteit. In een hoofdartikel, dat naar
wij meeneii aan scherpte en duidelijkheid niets te
wenschen overliet, heeft dit weekblad, door zijn
onafhankelijkheid van beide partijen tot een on
partijdig oordeel bij uitstek in staat, aanstonds
deze handelwijze van den Bioscoopbond gedis
kwalificeerd en met klem gewezen op het ernstige
gevaar, dat de Nederlandsche persvrijheid in een
dergelijk precedent bedreigde.
Aldus was de situatie in November 1929 en zoo
bleef K ij daar geen van beide tegenstanders het
«enmaal ingenomen standpunt wenschte te ver
laten ruim tien maanden hangende. Het con
flict dreigde een phase van verstarring in te treden,
"welke iedere oplossing hoe langer zoo moeilijkei
maakte en den principieelen kant van de zaak geen
stap verder bracht. -< ? JM
Inmiddels was komen vast te staan, dat de
Bioscoopbond den geïncrimineerden brief inzake
het intrekken der advertenties niet alleen betreurde.
maar zelf» desavoueerde. Op grond van het hierdoor
?geheel gewijzigde aspect der dingen, toonden beide
partijen zich niet ongenegen het dossier opnieuw
te herzien en aldus zag de directie van ,,De (Jroene
Amsterdammer" er geen bezwaar in, als bemidde
laar bij de verschillende uiteenzettingen op te
treden zulks te minder, waar de Bioscoopbond
de loyauteit en onpartijdigheid van dit weekblad
niet in twijfel bleek te trekken. Bij het veiloop
der onderhandelingen werd in de eerste plaats
bevestigd, dat de Bioscoopbond den alarmeerenden
Rotterdamschen brief inderdaad betreurde en
geheel terugnam. In een schriftelijke verklaring.
waa.rbij werd geconstateerd, dat het georganiseerde
bioscoopbedrijf op geen enkele wijze invloed wenscht
uit te oefenen op de redactioneele politiek der
courant, noch op haar wij/.e van critiek oefenen,
werd dit hoogstbelangrijke feit vastgelegd.
Van haar kant had de Nieuwe Rotterdamsche
Courant geen enkel bezwaar, nog eens nadrukkelijk
te verklaren, dat ieder opzet om liet bioscoopbedrijf
te benadeelen haar volkomen vreemd was hier
aan vastknoopende, dat, na een eventueel hervatten
der zakelijke betrekkingen, geen enkel idee van
Tancune bij haar zou achterblijven.
In dit stadium aangeland meende het hoofd
bestuur van den Nederlandschen Bioscoopbond
van bestuurszijde te kunnen overgaan tot het
HET VLAG-INCIDENT
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Johan Braakensiek
De nieuwe Jan Haring
voorstelden boycot over het orgaan op te heffen,
waarmee het conflict in feite mag beschouwd
worden als te zijn beëindigd.
Het verheugt ons uitermate, dat aldus aan een
weinig verkwikkelijken en voor beide partijen
noodeloos schadelijken strijd, een eind is gekomen.
Maar vooral doet het ons genoegen te mogen
constateeren, hoe een hoogst gevaarlijk precedent,
dat een toestand van onzekerheid had geschapen
ten aanzien van de ideëele belangen der dag
bladpers, door redelijk overleg werd vernietigd.
Dat ons blad hiertoe heeft mogen medewerken,
strekt ons mede tot groote voldoening en vervult
ons met de hoop, dat het misverstand omtrent de
gestie der Filmliga, hetwelk zulk een belangrijke
rol in dit conflict heeft gespeeld, mettertijd op
gelijke wijze zal worden opgelost.
L. T. JORDAAN.
LION FEUCHTWANGER'S
NIEUWSTE BOEK
(Slot van pag. 2)
Aan een zeldzame kennis van het menschelijk
gemoed paart hij een ongewoon inzicht in het
wezen der politiek, liet staat wol vast. dat dit
boek talloo/.en zal leeren. hun tijd, hun maatschap
pij, hun wereld beter te verstaan, en bovenal liet
eigen hart. Door de volkomen logisch geziene
ontwikkeling der gebeurtenissen en karakters
schrijdt deze ..tragedie van het recht" haar
onverbiddelijken weg. en geeft daarin het beeld van
gansch een tijdperk, generatie, menschdom.
Wat ontbreekt, is de milde, verzoenende wijsheid
die over die andere tragedie van het recht, Arnold
Zweig's ..CJrisoha" straalt. Feuchtwanger mist stel
lig de artistieke integriteit van Arnold Zwcig, die
meer in zijn eigen Joodsehen volksaard is blijven
staan en daardoor zuiverder bleef. Arnold Zweig
gaat misschien minder diep en vat ook niet zóó
veel samen. Maai' zijn merischelijkheid en ethisch
besef zijn ongetwijfeld van hooger gehalte. Dif
ethiek interesseert ons hier niet op zich zei.e
Maar zij kan als litterair bestanddeel niet buiten
beschouwing gelaten worden, omdat zij. ook en
vooral door het proces-gegeven, van de kunstwaar
de en -beteekeiiis der beide vergeleken boeken niet
is af te scheiden, liet doet er niet toe van welken
ap.rd zij is. zelfs al ware zij volslagen negatief, als
ze maar waarachtig is.
Feuchtwanger nu, evenals zoo menig modern
cineast, denkt te veel aan zijn werking op het
publiek. \Vij erkennen zijn grootheid. Maar zonder
die bijgedachte aan het publiek, zonder dat kleine
beetje effectbejag en opzettelijkheid, dat iemand
van zijn capaciteit toch eigenlijk niet noodig heeft,
zou hij ons liever zijn. Wij misten dan
mededeelingen a!s deze: ..Kischeint gleichzeitig in
samtlichen europaischen Sprachen und in Ame
rika." Weliswaar wordt Liori Feuchtwanger door
zijn machtig kunstenaarschap boven zichzelf en
zijn handigen opzet uitgeheven. Maa.r ten slotte
mag hier. na zooveel lof, niet ongezegd blijven,
dat n iet alleen naar zijn oiidi /H-O-/I. maar tevens
naar zijn allereerst beoogde doel. dcxe ivir.an werd
genaamd : Erf off/ !
i,'-:
?