Historisch Archief 1877-1940
r
!?
&
TEEKENAARS
mal Instituut - Jan van
Lier - Daubigny
?lmgh & Co.
kade te Amsterdam een vijftigtal
van ? zijn Afrikaansche en Indische
schilderijen. In begin 1923, meen ik,
itelde hy in Nederland zijn werk ten
xxm na zijn eerste Afrikareis; dat
jvas de laatste maal dat hij in
Holland exposeerde. In 1927?'28
?eisd* hij door Indié; het is dus de
jertte maal dat zijn Indische werk
B. Holland wordt geëxposeerd.
Ik heb voor dit tropenwerk van
/an Mens een groote tewondering.
Die bewondering ontstaat door een
ik geef het direct toe subjec
tieve bekoring, die er van uit gaat:
lit werk is Indië.
Men moet na een grauwen
Euroeeschen dag, na een dag van mot
iegen, van modder, van regenjassen
»n paraplu's, maar vooral na een dag
/an grijsheid, van niet meer
veranlerende en schijnbaar onveranderlijke
{rijsheid, na zoo'n dag waarin de
leele stad en het heele land n groot
iterfhuis schijnen, en dan nog liefst
fcen sterfhuis, waarin het toch al
roeve sterfgeval nog gecombineerd
Jeerd met een faillissement, of met
Jen moreele debacle, men moet na
soo'n dag van grienende en tot grienen
temmende grijsheid ineens voor een
ichilderij van Van Mens gaan staan.
Dan voelt men: Er is nog licht, er is
log leven, er is nog kleur al is het
lan ergens anders als hier. . . .
Maar laat ik beginnen met zijn
(Vfrikaansche schilderijen. Meestal zijn
iet vooral menschen in een omgeving,
lie Van Mens daar schilderde. Daar
zijn de Arabische kooplui op de
markt," en vooral ,,De tapijtenmarkt
te Marrakech." En dan die serie van
,,Noord-Afrikaansche typen", waar
van de ,,Blinde bedelaar" wel het
best de rottende en toch
philosophische berusting van het Oosten
representeert. Zoo'n type van Van
Mens is een verhaal, een levenshi
storie, in verf verteld.
Of neem dat groote doek Gezicht
op Sidi Bou Saïd" met die forsche,
peinzende figuur op den voorgrond.
Overdag trekken de bewoners van
de warme steden naar de oase,
waar zij hun
tuinen, water,
koelte hebben.
Tegen dat de
avond komt,
keeren zij te
rug naar de
stad. Van
Mens heeft
dat geschil
derd. In zijn
Terugkeeruit
de oase" /.iet
men den stoet
van schilder
achtige lieden
op hun ezeltjes
opgaan naai
de stad, die
daar ligt in
het rosse licht
van de onder
gaande zon. De
figuren zijn
hier geworden
als symbolen,
symbolen van.
' een eeuwen
ouden gang
langs gebaan
de paden naai
de oude stad
die wacht.
En nu het
Indische Wci~
van Van Mens, een omvangrijk oeuvre,
vooral wanneer we bedenken dat zijn
reis uit en thuis slechts een jaar
duurde, dat hij het eerste half jaar door
anderen arbeid gebonden was, en
dat hij nog een trip" naar China en
Japan maakte ook. Hj
Ook hier zijn het weer meer figuren
en gebouwen die de sfeer weergeven
dan het landschap.
Alles leeft in het heete tropenlicht,
ook wanneer dat gezeefd schijnt dooi1
boomen, zooals ,,In de schaduw te
Batavia."
Let eens op zijn ..Oude Chincesche
huizen te Batavia." Daar is de
strakke stilte van die wonderlijke
gevels in de oudste stad van Indië.
Van Mens werkt hier veel niet wit,
maar dat wit werd nergens vlak of
doodsch.
Zet daarnaast eens n van zijn
Kampongs". Daar is ineens het
knusse, kakelende, gemakkelijke leven
van het Oosten, dat warme Oosten,
dat ons misschien wel eens te warm,
maar den echten bewoner nauwlijks
ooit warm genoeg is.
Of Bali, het sprookje' Bali met zijn
Ghardaïa (Algiers)
Jan van Herwijnen
tempels van eeuwenoude
Hindoecultuur.
Van Mens heeft het voor zichzelf
en voor ons vastgelegd in een paar
groote stukken, waarvan De
offecande" m.i. het best de sfeer van
Bali weergeeft.
Maar hij is niet alleen schilder, hij
is ook, en misschien wel voor alles,
teekenaar.
Van zijn Indische tournee heeft hij
een verzameling teekeningen meege
bracht, zoo goed en zoo raak, dat men
tot het beste werk van Menno moet
teruggaan om iets dergelijks te vinden.
Daar zijn de karbouwenknaapjes,
die rondbollige, gemillimeterde jon
getjes, rondzwervend op het breede
trage karbouwenlijf; daar is het
palmblad als regenscherm in een tropische
bui; daar zijn de vrouwtjes achti-r
elkaar gezeten, die volgens een een
voudig systeem van arbeidsindeeling
Stilleven
elkanders haren ordenen en af jagen;
daar is de passar en de kali, daar is,
enfin daar is heel Indië.
Hoe fijn weet hij zoo'n baboetje
of kokkie te typeeren. Misschien
alleen al in zoo'n nonchalenten grooten
teen die erbij bungelt alsof hij ei"
niet bij hoort.
De kleinste figuur werd zoo tot een
karakter, tot een portret, waaruit
we den aard van het sujet herkennen.
We zien hun angst, hun vroolijkheid,
we zien dat ze sloom of pienter,
sluw of dom zijn.
Het schijnt ons een buitengewoon
goede gedachte om dit typeerende
werk te exposoeivn in een zoo
typisehIndische omgeving al^ het Koloniaal
Instituut.
v. LIDÏH D. J Er DE
Is. van Mens
Bali
v*.
it'.