De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 11 oktober pagina 11

11 oktober 1930 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

r !? & TEEKENAARS mal Instituut - Jan van Lier - Daubigny ?lmgh & Co. kade te Amsterdam een vijftigtal van ? zijn Afrikaansche en Indische schilderijen. In begin 1923, meen ik, itelde hy in Nederland zijn werk ten xxm na zijn eerste Afrikareis; dat jvas de laatste maal dat hij in Holland exposeerde. In 1927?'28 ?eisd* hij door Indié; het is dus de jertte maal dat zijn Indische werk B. Holland wordt geëxposeerd. Ik heb voor dit tropenwerk van /an Mens een groote tewondering. Die bewondering ontstaat door een ik geef het direct toe subjec tieve bekoring, die er van uit gaat: lit werk is Indië. Men moet na een grauwen Euroeeschen dag, na een dag van mot iegen, van modder, van regenjassen »n paraplu's, maar vooral na een dag /an grijsheid, van niet meer veranlerende en schijnbaar onveranderlijke {rijsheid, na zoo'n dag waarin de leele stad en het heele land n groot iterfhuis schijnen, en dan nog liefst fcen sterfhuis, waarin het toch al roeve sterfgeval nog gecombineerd Jeerd met een faillissement, of met Jen moreele debacle, men moet na soo'n dag van grienende en tot grienen temmende grijsheid ineens voor een ichilderij van Van Mens gaan staan. Dan voelt men: Er is nog licht, er is log leven, er is nog kleur al is het lan ergens anders als hier. . . . Maar laat ik beginnen met zijn (Vfrikaansche schilderijen. Meestal zijn iet vooral menschen in een omgeving, lie Van Mens daar schilderde. Daar zijn de Arabische kooplui op de markt," en vooral ,,De tapijtenmarkt te Marrakech." En dan die serie van ,,Noord-Afrikaansche typen", waar van de ,,Blinde bedelaar" wel het best de rottende en toch philosophische berusting van het Oosten representeert. Zoo'n type van Van Mens is een verhaal, een levenshi storie, in verf verteld. Of neem dat groote doek Gezicht op Sidi Bou Saïd" met die forsche, peinzende figuur op den voorgrond. Overdag trekken de bewoners van de warme steden naar de oase, waar zij hun tuinen, water, koelte hebben. Tegen dat de avond komt, keeren zij te rug naar de stad. Van Mens heeft dat geschil derd. In zijn Terugkeeruit de oase" /.iet men den stoet van schilder achtige lieden op hun ezeltjes opgaan naai de stad, die daar ligt in het rosse licht van de onder gaande zon. De figuren zijn hier geworden als symbolen, symbolen van. ' een eeuwen ouden gang langs gebaan de paden naai de oude stad die wacht. En nu het Indische Wci~ van Van Mens, een omvangrijk oeuvre, vooral wanneer we bedenken dat zijn reis uit en thuis slechts een jaar duurde, dat hij het eerste half jaar door anderen arbeid gebonden was, en dat hij nog een trip" naar China en Japan maakte ook. Hj Ook hier zijn het weer meer figuren en gebouwen die de sfeer weergeven dan het landschap. Alles leeft in het heete tropenlicht, ook wanneer dat gezeefd schijnt dooi1 boomen, zooals ,,In de schaduw te Batavia." Let eens op zijn ..Oude Chincesche huizen te Batavia." Daar is de strakke stilte van die wonderlijke gevels in de oudste stad van Indië. Van Mens werkt hier veel niet wit, maar dat wit werd nergens vlak of doodsch. Zet daarnaast eens n van zijn Kampongs". Daar is ineens het knusse, kakelende, gemakkelijke leven van het Oosten, dat warme Oosten, dat ons misschien wel eens te warm, maar den echten bewoner nauwlijks ooit warm genoeg is. Of Bali, het sprookje' Bali met zijn Ghardaïa (Algiers) Jan van Herwijnen tempels van eeuwenoude Hindoecultuur. Van Mens heeft het voor zichzelf en voor ons vastgelegd in een paar groote stukken, waarvan De offecande" m.i. het best de sfeer van Bali weergeeft. Maar hij is niet alleen schilder, hij is ook, en misschien wel voor alles, teekenaar. Van zijn Indische tournee heeft hij een verzameling teekeningen meege bracht, zoo goed en zoo raak, dat men tot het beste werk van Menno moet teruggaan om iets dergelijks te vinden. Daar zijn de karbouwenknaapjes, die rondbollige, gemillimeterde jon getjes, rondzwervend op het breede trage karbouwenlijf; daar is het palmblad als regenscherm in een tropische bui; daar zijn de vrouwtjes achti-r elkaar gezeten, die volgens een een voudig systeem van arbeidsindeeling Stilleven elkanders haren ordenen en af jagen; daar is de passar en de kali, daar is, enfin daar is heel Indië. Hoe fijn weet hij zoo'n baboetje of kokkie te typeeren. Misschien alleen al in zoo'n nonchalenten grooten teen die erbij bungelt alsof hij ei" niet bij hoort. De kleinste figuur werd zoo tot een karakter, tot een portret, waaruit we den aard van het sujet herkennen. We zien hun angst, hun vroolijkheid, we zien dat ze sloom of pienter, sluw of dom zijn. Het schijnt ons een buitengewoon goede gedachte om dit typeerende werk te exposoeivn in een zoo typisehIndische omgeving al^ het Koloniaal Instituut. v. LIDÏH D. J Er DE Is. van Mens Bali v*. it'.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl