Historisch Archief 1877-1940
ffo. 2784
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN n OCTOBER 1930
Nog
Wallstreet-verrassingen ?
door G. A. Klaasse
J N de laatste weken is de stemming in New-York
weer allerminst gunstig, en af en toe komen weer
scherpe koersfluctuaties voor, die altijd wijzen op
een zekere nervositeit van de beurs. Nog steeds
hebben de baissiers den strijd niet opgegeven; de
voortdurend behaalde overwinningen zijn hun
blijkbaar nog niet genoeg, zij willen meer
bloedzien. En het valt niet te ontkennen dat de over
macht nog steeds aan hun zijde is; het gemiddelde
koerspeil is maar heel weinig meer verwijderd van
<lat in de crisisdagen van October en November
van het vorige jaar. Het belaigrijke herstel in de
«erste drie maanden van dit jaar is weer geheel
verloren gegaan.
Onder die omstandigheden valt het niet te ver
wonderen dat velen zich afvragen of misschien
nog nieuwe verrassingen ons wachten, of niet
het koerspeil der Yankee-waarden, ondanks de
enorme daling in de vorige herfst, nog te hoog is.
In die meening wordt men niet weinig gesteund,
?wanneer men de New-Yorksche beursindexcijfers
Jegt naast die der andere beurzen. Weliswaar is
naar verhouding de koersreactie sedert October
1929 in Wallstreet veel sterker en vooral abrupter
geweest dan elders, maar wanneer men de
koerscurven over een reeks van jaren, zelfs maar over
een paar jaren, bekijkt dan blijkt duidelijk hoe
relatief hoog de Amerikaansche noteeringen nog
zijn. De stijging in 1928 en 1929 is in New-York
zoo enorm sterk geweest, dat de daling welke sedert
dien plaats vond het niveau van begin 1927 bijv.
nog niet heeft kunnen halen. Het ligt integendeel
daar nog eenige tientallen punten boven. Terwijl
bijv. in ons land de index juist twintig procent
lager ligt dan het peil van aanvang 1927; in Duitsch
land zelfs dertig procent. Nog veel sterker frappeert
dit wanneer men de cijfers in verhouding tot het de
pressiejaar 1924 bekijkt. Hier te lande is de beurs
index thans aangeland op het niveau van 1924
<gelijk aan dat van het crisisjaar 1922); in Wall
street daarentegen is de gemiddelde aandeelen
koers nog het dubbele van die in genoemd jaar.
En tot op zekere hoogte krijgt men ook uit de
verhouding var> de koersen tot het rendement de
indruk dat het gemiddelde peil nog rijkelijk hoog
is. Op de basis van de dividenden over het hausse
jaar 1929 geven immers de meeste goede indu
strieele aandeelen nog niet veel meer dan 5 pCt.
rtnlement. De goede spoorwegwaarden hebben
lager rendementscijfers. En wanneer men dan be
denkt dat in het loopende jaar de winsten der
meeste spoorwegmaatschappijen met ongeveer
20 pCt. zijn teruggeloopen, dan kan men toch
nauwelijks zeggen dat de depressie in de koersen
verdisconteerd is. En hetzelfde geldt voor de
prima industrieelen als Steels, American Tel & Tel.
Stelt men daarnaast bijv. H.V.A. dan blijkt wel
de schrille tegenstelling. Op basis van de huidige
koers (ondanks de vrij sterke stijging van de
laatste dagen) beteekent het dividend over 1929
een rendement van ruim 8 pCt. Aandeelen Konink
lijke rendeeren 7 pCt. Nu is het waar dat bijv.
voor cultuuraandeelen waar de rendementscijfers
het hoogst zijn (bij Amsterdam Rubber bijv. is het
zelfs 15 pCt.) een zeer sterke vermindering van
winsten en uitkeeringen wordt verwacht, veel
sterker dan de algemeene depressie voor de
meeste industrieele bedrijven doet tegemoetzien.
Maar toch ook de goede industrieele waarden
staan bij ons op een zeer behoorlijke rendements
basis (altijd op grond van het 1929-dividend).
Men neme als voorbeeld de aandeelen Philips, die
nagenoeg 7 pCt. rendeeren.
Dit verschil in rendementscijfers is niet te ver
klaren uithoofde van een verschil in rentestand.
De intrestvoet voor goudgerande obligatien is in
de V.S. niet veel lager dan hier. Is er dan aanlei
ding om te verwachten dat de winsten der Ameri
kaansche maatschappijen in de komende jaren ten
opzichte van het hausse jaar 1929 minder sterk zul
len terugloopen dan bij onze ondernemingen?
Wanneer men alle aandeelen als categorie tezamen
beschouwd dan is inderdaad die kans aanwezig.
Onze beurs is nog steeds in zeer belangrijke mate
georiënteerd op Indische aandeelen, en het valt
niet te ontkennen dat het er voor de meeste be
drijven uit onzen Oost bedroevend uitziet. De
depressie in de cultures dateert reeds van geruimen
tijd voor den aanvang van de industrieele malaise,
en het ziet er wel naar uit dat zij een veel sleepender
karakter zal dragen. Zoodat het alleszins gemoti
veerd is dat in verhouding tot de dividenden
deilaatste jaren industrieele papieren aanmerkelijk
hooger gewaardeerd worden.
Maar dit zou toch niet wegnemen dat een rende
mentsbasis voor industrieele en spoorwegwaarden
van 4.5 a 5 pCt. onder de heerschende conjunctuur
vooruitzichten veel te laag zou zijn, indien er geen
omstandigheden waren welke het dividendcijfer
tot een mindei juiste basis maakten voor een
zuivere rendementscalculatie. En dat is nu inder
daad voor de meeste Amerikaansche aandeelen
het geval. Ik heb hier niet het oog op de claims
welke de goede Amerikaansche waarden niet
eenige regelmaat afwerpen, nog minder op de
split-ups, waarmee de aandeelhouder over-there
in haussetijd herhaaldelijk wordt blijgemaakt.
Maar wanneer men de ..income-account" van de
groote Amerikaansche maatschappijen onder de
loupe neemt dan blijkt onmiddellijk in hoe sterke
mate men ginds gewend is geraakt om de ..spaar
functie," de taak van de kapitaalvorming van
het individu, van den aandeelhouder in dit geval,
af te wentelen op het bedrijf. Het is geenszins een
zeldzaamheid dat meer dan de helft van de netto
winst in het bedrijf wordt gehouden om te worden
toegevoegd aan de surplusrekening.
Dat onder die omstandigheden de cijfers
welke het dividendrendement" weergeven
minder gunstig /ijn dan elders, behoeft geen
verwondering te wekken. Ook deze groote
maatschappijen houden een belangrijk deel van
hun winst in, hetzij door toevoeging aan de reserve,
Nederlandsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
hetzij door extra-afschrijving op activa (zooals bijv.
bij Philips). Maar in nagenoeg geen enkel bedrijf
zijn de verhoudingen zooals in Amerika. Waar
dit wel het geval is, zijn ook hier de koersen in
verhouding tot het dividend hoog. Ik denk hier
bijv. aan de aandeelen Nederlandsche Ford, waar
van het dividendrendement maar 4 pCt. bedraagt,
maar waar dan ook van de bruto-winst (na nor
male afschrijving) slechts een vijfde deel van
de winst werd uitgekeerd. Wanneer de
Amerikaansche maatschappijen de aandeelhouders dwingen
om een belangrijk deel van de hun toekomende
winst weer in het bedrijf te investeeren dan mag
dat geen reden zijn om de aandeelen zooveel lager
te waardeeren.
En hiermede komen wij tevens op het punt
dat het eerst werd aangeroerd: de verhouding
van de huidige koersindex tot die in 1922. Zelfs
wanneer men zou aannemen dat de winstkansen per
bedrijfseenheid er thans even bedroevend voor
staan als in dat crisis jaar, dan nog zou de noteering
der aandeelen aanmerkelijk hooger kunnen zijn.
Juist omdat zooals hierboven werd uiteengezet
het vermogen in verhouding tot het nominale
kapitaal zooveel omvangrijker is geworden. Wan
neer in 1921 een maatschappij $20 millipen kapi
taal had en thans daarnaast een surplus heeft
gevormd van 20 millioen dan kan de koers nu
juist tweemaal zoo hoog zijn. ook al zijn naar
verhouding de winstkansen even slecht getaxeerd
als toentertijd.
En dan de factor welke wij in verband met de
rendementscijfers reeds aanroerden. In New-York
gaan voornamelijk industrieele, public utility en
spoorwegpapieren. Dat een indexcijfer van die
aandeelen in verhouding tot dat van bijv. 1925
er heel wat minder ongunstig uitziet dan een index
waarin cultuuraandeelen een belangrijk contingent
uitmaken, is heel begrijpelijk.En tenslotte moet men
toch ook rekening houden met den eiiormen
industrieelen vooruitgang welke in de laatste tien jaren
de Vereenigde Staten hebben geregistreerd. De
depressie die verleden jaar Juli haar intrede deed
duurt langer dan velen in Amerika hadden ver
wacht. Maar de industrie heeft een gezonde basis;
indien ergens de economische verhoudingen in the
long run gunstig zijn dan is het wel in Amerika.
Zoodat een herstel binnen enkele jaren wel ver
wacht kan worden. Of men datzelfde kan zeggen
van onze Indische bedrijven, is zeer de vraag.
Wanneer men hiermee rekening houdt, en tevens
let op. de spaarpolitiek van de Amerikaansche
industrie, dat in de rendementscalculatie ver
werkt, dan lijkt er weinig aanleiding voor de
meeniiig, dat het koersniveau in Wallstreet in verge
lijking tot het onze nog te hoog is, en dat dus nog
een aanpassing te verwachten is. Wat natuurlijk
niet wegneemt dat misschien het laagste punt nog
komen moet.
Voor zwakken en.
kersiellenaen . . .
Een natuurlijk geneesmiddel!
Voor iedereen . . :
Een bron van levenskracht!
.
de gezonakeiasarami!