De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 11 oktober pagina 2

11 oktober 1930 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN zi OCTOBER 1930 No. 2784 a? (L? Polen en zijn minderheden door Dr. Jan Romein "|""VAT het probleem der nationale minderJL/heden een van de neteligste is, waarvoor <te Volkenbond zich sinds ztfn ontstaan gesteld ziet -=?of misschien doet men beter te zeggen: dat zich sinds zijn ontstaan naast den Volkenbond gesteld ziet is bekend. Hoe ernstig het is, wordt dezer dagen weer bewezen, niet door de debatten daarover in de zesde commissie der Volkenbondsvergadering te Genève ofschoon die als thermometer" niet van belang ontbloot zijn maar door de feiten zelf, die zich afspelen ia het land, waar de minderhedenkwestie niet alleen gevaarlijk, maar ook bij voortduring acuut is in Polen. ? Polen heeft (afgezien van zijn 2 millioen Jodin) niet mulder dan vier soorten minderheden in zijn vetzuchtig gezwollen staatslichaamj een Duitsche ia het N.-W., waarvan men de industrie-gebieden in Posen en bij Bromberg als centra kan beschou wen; een Oekraïnsche in het Z.-O. met Lemberg als centrum; een Wit-Russische en Litausche in het N.O., de laatste met Wilna als middelpunt. De Duitsche minderheid, ten getale van ruim l millioen, dankt het aan het verdrag van Versailles ea den afstand door Duitschland van de kolen mijnen in Opper-Silezië; de drie andere te zamen meer dan 6.5 millioen aan zijn onverhoedschen aanval op Rusland in 1920, waarna Moskou, wel niet zonder opzet, deze groote brokken in den toch al overladen maag van Pilsoedski stopte. Over de behandeling van de Duitsche minder heid is onlangs een interessant licht opgegaan, doordat de Manchester Guardian" in haar nummer van 11 September j.l. een daarop betrekking heb bend geheim document gepubliceerd heeft. Wel is de echtheid er van categorisch door de Poolsche regeering ontkend, maar zoolang niet een onderzoek de onechtheid heeft bewezen, schijnt het niet ongeoorloofd, de waarde van die tegenspraak op nul aan te slaan, te meer omdat het Engelsche blad in haar nummers van 17 en 20 Sept. vol houdt uit een betrouwbare bron te hebben geput. Het bedoelde document dan is een brief van Lamot, wojwode (provinciaal gouverneur) van Poolsch Pommerellen, de streek, waartoe ook de befaamde Corridor behoort, aan den voorzitter van het districtsgericht te Graudenz. Deze laatste is voor zijn ressort belast met de uitvoering van de wet van 28 December 1925 op de geleidelijke ver deeling van het grootgrondbezit. Deze wet heeft voor grootgrondbezit een uiterste maat van ong. 180 H.A. vastgesteld en op grond van die wet wordt mi telken jare in elk district door de bovenge noemde instantie vastgesteld, welk land aan de beurt van verdeeling is. Ideale mogelijkheid om te knoeien, naar mon begrijpt, maar de voor zitter in kwestie had daaraan niet of niet voldoende meegedaan en de brief nu zet hem op zijn nummer. Hij had n.b. bij het opmaken van zijn lijst niet alleen zich stipt gehouden aan de bepalingen van het minderhedenverdrag, waardoor Polen zich formeel verbonden heeft, al zijn burgers, on geacht hun ras, godsdienst of taal, gelijk te behan delen, maar zelfs alle militaire overwegingen ter zijde gelaten. Wist hij dan niet, dat er in de kuststreek alleen betrouwbare Polen land mochten krijgen, dat het Duitsche grootgrondbezit in den Corridor het eerst op de nominatie stond om te verdwijnen, dat de generale staf met het plan rond liep, Graudenz en omstreken te versterken, zoodat ook daar het Duitsche grootgrondbezit hoe eerder hoe liever moest verdwijnen? Had hij niet kunnen bedenken, dat de spoorlijn Bromberg Dirschau strategisch van zoo groote beteekenis was, dat hij niet over Duitsche bezittingen moest loopen enz. enz. Kortom, de brief liet zeer duidelijk zien, hoe bij de Poolsche regeering de tendenz bestaat om de onder den ideologischen druk der Russische Revolutie overal in Oost-Europa bestaande agra rische wetgeving tot versnippering van het groot grondbezit, aan te wenden tot versnippering van den invloed der Duitsche minderheid. En men kan wel als zeker beschouwen, dat deze tendenz bestaat, ook al zou de brief zelf te eeniger tijd in dezen vorm onecht blijken. Erger, veel erger is de wijze, waarop tegen de Oekraïnsche minderheid in Galiciëwordt opge treden. De Poolsche politie en gendarmerie houden er huis als in een bezet land wat het dan ook feitelijk is en de Oekraïners beantwoorden dit optreden dienovereenkomstig. Sedert eenige weken staat op de landhuizen der Poolsche grootgrond bezitters in West Oekraïne de roode haan. Volgens de Lembergsche Kurjer Poranny" werden in den jongsten tijd niet minder dan 62 woonhuizen, 67 schuren, 78 boerderij-gebouwen en 112 graan-, hooi- en klaverschelven in de asch gelegd tot een gezamenlijke waarde van ruim 6.5 millioen zloty. De Poolsche pers wijdt al deze sabotagedaden aan de U.W.O., een strijdorganisatie van de Oekraïnsche nationalistische bourgeoisie, aan zuiver politieke actie derhalve. Het interessante is echter, dat men hier waarschijnlijk te maken heeft met een soortgelijke vermenging van poli tiek en economisch streven, als in het boven aan gehaalde voorbeeld van het optreden der Poolsche regeering tegen haar Duitsche minderheid, maar hier in Galiciëniet als ginds in Pommerellen van bovenaf, doch van onderop : de wet op de verdee ling van het grootgrondbezit wordt natuurlijk even traag op de Poolsche grootgrondbezitters in het Z.O. toegepast als gretig op de Duitsche landeigenaren in het N. W. en het zijn nu de Oekraïnsche boeren, die op hun wijze waarschijnlijk de Poolsche regeering bij de uitvoering dier zoo voortreffelijke wet behulpzaam willen zijn, door alvast tot de vcrdeeling der Poolsche landgoederen over te gaan, die misschien pas in 1040 of 1950 aan de beurt zouden komen. De Poolsche regeering harerzijds laat het aan de meeste krasse tegenmaatregelen niet ontbreken. De politie, gewapend en gepantserd, woedt er, gelijk gezegd, als in veroverd land. Het loopen op straat 's avonds is verboden, telefoon- en telegraaf lijnen staan onder militaire bewaking; alleen in den nacht van 19 op 20 September j.l. moeten er in Lemberg 400 huiszoekingen hebben plaats gehad en tegelijkertijd opereerde er een strafexpeditie van 1000 politieagenten in de provincie ,,om de verhoudingen te pacificeeren," zooals in een com muniquéte lezen staat. De vereeniging van (fascis tische) reserve-officieren besloot in een vergade ring bij de regeering aan te dringen op invoering van den staat van beleg, ontbinding van de Oekra nsche organisaties en sluiting van de Oekraïn sche scholen, en het is maar al te waarschijnlijk, dat een dergelijk verzoek den heeren in Warschau welkom is. Ofschoon niemand, gezien deze feiten, de ernst van de situatie, die uit deze half-politieke, halfsociale minderheidsbeweging kan ontspruiten, zal willen ontkennen, schuilt het werkelijke probleem toch nog elders dan in Polen alleen. Dat hebben de discussies in de zesde commis sie te Genève, waarop wij hierboven zinspeelden, aangetoond voor een ieder, die bereid en in staat is, ook tusschen de regels der als altijd hoffelijke debatten te lezen. Wat toch is het geval? De 14 Oost-Europeesche mogendheden, die officieel de verplichting tot bescherming van hun nationale minderheden op zich genomen hebben de groote OEN H A A C AMSTERDAM R O TTERDAM P LAl DS VANAF FL. Europeesche staten zijn er van vrijgesteld aangezien zulke beloften niet met hun souvereine waardigheid stroken?bevinden zich ten opzichte van dit probleem niet allemaal in dezelfde positie. Bij sommigen hunner met name Polen, Tsjechoslowakije, Roemenië, Yoegoslaviëen Grieken land vormen die minderheden een zoo talrijk per centage der bevolking, dat een werkelijk voldoen aan de bij verdrag op zich genomen verplichtingen voor deze staten in hun huldigen vorm en met hun huidige regeeringen feitelijk een onmogelijkheid is. Bij de anderen daarentegen, en dat geldt in het bijzonder voor Duitschland, Oostenrijk, Honga rije en Bulgarije, is het probleem veel minder acuut. Ziet men deze beide rijen staten nauwkeurig aan, dan valt het niet moeilijk te constateeren, waar door dit verschil is veroorzaakt. Het eerste rijtje bestaat uit overwinnaars," het tweede uit ver liezers" in den Wereldoorlog een tegenstelling, die, gelijk we bij herhaling in deze artikelen be toogd hebben, de internationale situatie eer steeds, meer dan minder gaat beheerschen. De debatten in Genève nu vertoonden ook precies de schei dingslijn tusschen deze beide statengroepen. De verliezers"-groep drong op verdergaande be scherming der minderheden aan het zijn immers. juist hun voormalige onderdanen, die tot de ,,overwinnaars"-groep zijn gaan behooren ??, terwijl deze laatste zich onder leiding van Benesj,. door Briand gesecundeerd, heftig tegen elke ver andering in de minderheidprocedure gekant toon den. Resultaten heeft het Geneefsche debat niet gehad, maar zijn groote belang is hierin gelegen, dat het eens te meer, zijns ondanks, heeft aange toond, dat Europa opnieuw bezig is, zich in twee kampen te verdeelen: vóór en tegen Versailles, het eerste onder leiding van Frankrijk, het tweede onder die van Italiëen dat de minderheden kwestie op zijn zachtst gezegd, deze verdeeling in de hand werkt. In dit licht gezien krijgen ook de recente gebeurtenissen in Duitschland en Oosten rijk hun eigenaardig relief: het toenemend fascisme haalt onvermijdelijk de banden met Italiënauwer toe, dat we binnen niet langen tijd waarschijnlijk openlijk zullen zien optreden ondanks Istriëals de kampioen voor het recht en de vrijheid der onderdrukte nationale minderheden. Een anomalie? Een paradox? Inderdaad, maar wie de internationale politiek wil verstaan, moet voor zoo'n kleinigheid niet terugschrikken. Het nationale minderhedenprobleem is onoplosbaar, zoolang de Europeesche naties zullen volharden, behalve naties ook politieke eenheden te willen zijn. Pas wanneer de naties als souvereine staten zullen zijn ten ondergegaan, pas wanneer zij poli tiek ondergeschikt zullen zijn aan een geheel, zullen zij als autonome cultureele eenheden in vrede en vriendschap naast en door elkaar kunnen leven Zoolang geen van de diplomaten in Genève den moed heeft dit te zeggen, is het niet de moeite waard naar hen te luisteren, anders dan om te hooren, hoe het niet moet. GARDE-MEUBLES DEM HAAG BATENBURG * FOLMKR HUtJQEttSPAKK 22, TEL. lltt»O ? l 11II k* T«ri«v«n-V«rior«ln» 8 «ra n t i* t*.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl