De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 11 oktober pagina 7

11 oktober 1930 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN n OCTOBER 1930 ': fe. Lf l KRONIEK Schilderij van W. Kuhnert Het Edelhert in den Bronst door A. B. Wigman The call of the wil il .... AL voortdolende door de uitgestrekte bosschen en golvende heivelden der eenzame Veluwe waren we op dezen wónder-lichten dag in 't laatst van September beland in een oud, vergroeid pijnboombestand. Zonder orde of regelmaat stonden de kromme, grillige dennenstammen grijzig-brons in de hooge hei en 't groene mos; naar de kronen tvaden rossig-bruine schilfers in de plaats van de Vêrweerd-kleurige plakkaten der onderschors en waar de zon erop scheen, tooverde die prachtigvlammend rood en oranje te-voorschijn, dat een fraai contrast met de dichte, donkergroene naaldenpakken bewerkte. Hier en daar duidt uitgebloeide erica op wat vochtiger bodem en inderdaad zijn er niet veraf enkele kolkjes in de hei en aan den. boschrand. De blauwige sfeer, die om den vóórherfst een doorzichtig waas weeft, hangt in het stille hout, paddenstoelen blinken wit, geel, vermiljoen en sienna tusschen het mos, een konijn glipt in den windworp van een zwaren pijnboom en meezen roepen elkaar in de takken. De rust en bczonkenheid, die ge in het najaar op zonnige namiddagen vindt in zulke dood-vergeten achteraf hoeken, doet ons als vanzelf alle onnoodige beweging en druk gepraat staken en zoo zachtjes loopen we door den takkenwirwar, dat er geen twijgje onver hoeds kraakt. Dat is maar goed ook, want als we den boschrand bereikt hebben, om over den open kaalslag verder te gaan, kan ik onder den laatsten bescherming biedenden pijnboom nog net bijtijds den dokter aan zijn mouw trekken. Want aan den overkant van het stompenveld bewegen zich vosroode en grijsbruine gestalten. Dat is edelwild: een tien-ender met een oudere hertekoe en drie hinden. We blijven doodstil staan, de wind is gelukkig gunstig, het licht voortreffelijk en zoo doende kunnen wij met de prisma's het kloeke wild, dat zoo uiterst spaarzaam in Nederland werd, op ons gemak gadeslaan. Mijn gezel is er opge togen over; hij komt heelemaal uit Friesland en heeft nog slechts zeer voorbijgaand met het edelhert in de vrije natuur kennis gemaakt. Straks, op onzen tocht, zagen wij ook enkele stuks, maar die waren vluchtig en bestonden uitsluitend uit hinden en kalfjes, terwijl we nu een vertrouwd groepje wild kunnen observeeren met een kapitalen bok erbij, zonder dat dit zich bewust is van 's menschcn nabijheid. Rustig laveien zij tusschen de jonge zaaidennetjes in een wat dieper slenk, zoodat soms alleen de ruggen boven 't groen uitsteken, vaak ook bereiken zij den helling-rand en zijn dan volkomen zichtbaar. De oude koe, veel donkerder van kleur dan de bruinroode jaarlingen, verlaat haar uitkijkpost op den lagen heuvel niet, maar blijft waak zaam. Tot ons reikt echter haar gezicht niet en zoolang we ons niet bewegen, kunnen we naar het zeldzame wild in zijn oer-eigen, eenzame omgeving blijven kijken. De dokter l-ai er moeilijk van scheiden en dat is geen wonder: een ontmoeting met het grootste gedierte van ons land geeft iets fascineerends en maakt ook bij herhaling telkens weer indruk. Deze bereikt het hoogtepunt in de bijzondere sensatie van den bronst dezer edel knapen, welke van groote indrukwekkendheid in zijn rauwe uitingen wezen kan. Men behoeft niet eens buitengewoon ontvankelijk voor natuur stemmingen te zijn, om het orgelen van een zwaren hertebok, wanneer deze uit de donkere nissen van het woud op de door zilveren maneschijn in blauwiglicht gedompelde wei schrijdt, met kloppend hart, vol opwinding te beluisteren, want dat is inderdaad vol grootsch vertoon en wordt in dit genre door niets geëvenaard. Het Veluwe-jaar KOU voor mij een hiaat bevatten, indien ik mij niet tenminste n Octobernoen en -avond tot deze boeiende scènes noodde, die in kos telijke sfeer en levendig, ruig tournooi tot het allermerkwaardigste behoore-n, dat we van alle natuurgebeuren kennen. Op de door dicht hout omzoomde boschweide laveit bij scheidend licht het kaalwild met enkele jonge bokken, spitsers en gaffelbokken. Een roode maan stijgt langzaam, als een ballon aan de eiken omhoog, de ransuil blaft boven de hei en in de verte rommelt een trein. Dan klinkt een doffe bas h-öh-öh-öh dreigend en grollend en onder de boomen aan den rand ver schijnt in korten draf een bok, stoot nogmaals een heesch gebrul uit en vertoont zich als een donker spooksel op 't korte gras. Hij werpt den kop met 't zwartbruine gewei in den nek, zoodat de blanke enden het haar van den dos beroeren en roept nogmaals heerschzuchtig zijn uitdaging over 't veld, zoodat de echo rollend weerkaatst tegen de dennen. De geringe bokken jaagt hij spoedig aan den kant en drijft de hinden naijverig tot een dichte groep bijeen, opdat zij niet aan zijn aandacht ont snappen zullen. Doch deze alleenheerschappij is slechts van korten duur, want reeds nadert een rivaal, die twee enden meer aan het zware gewei draagt. Dreunend loeit zijn droge harde stem, trotsch stampen de hoeven op den bodem en zijn heete adem slaat als een wit wolkje uit de neus gaten. Maar de eerste geeft geen kamp en slingert in bruisende energie den tegenstander zijn ver achting luid in de ooren. Brandende stemmen van naijver, haat, wangunst en jaloezie vervullen den stillen herfstavond, schuimende vechtlust golft hoog op en dan kletteren de geweien op elkaar, drijvend en jagend achtervolgen de woedende dieren elkaar zoolang, tot een zich terugtrekt. Telkens echter tracht de verdrevene weer te na deren en ook andere bokken probeert n zich Onrechtvaardige Crftlck ELK rechtgeaard Hollander pleegt afkeer te hebben van militaire zaken, en die weerzin is er na den grooten oorlog zeker niet minder op ge worden, toen hij begreep, dat al die mobilisatie inspanning en die mülioenen kosten ook voor het speciale doel tevergeefs gedaan en gebracht waren. Want dat was het, wat naderhand klaarlijk bleek. En nu de militaire affaire op denzelfden voet wordt voortgezet, berust hij in gelatenheid, omdat het nu eenmaal niet anders schijnt te kunnen, zijnde de menschelijke dwaasheid onuitroeibaar. Bovendien heeft menigeen nog een broodje aan dit in vredestijd vrij onschuldige spel. Maar wel loert de gemiddeld rechtgeaarde Hollander telken jare scherpelijk naar de Defensiebegrooting, of die wel op peil blijft en niet gretige handen nog meer uit dit laatje willen graaien, tot hun op zijn best nuttelooze doelen. En zoo geraak ten wij in een paroxisme van toorn, toen onlangs bleek, dat zoo waar, de begrooting voor 1931 niet minder dan / 1.753.404 hooger was, dan die van het vorig jaar. Alsof ruim ? 100.000.000 al niet genoeg en veel te veel was ! Br werden nieuwe pantserschepen en meer marine volk aangevraagd, vernamen wij, en dat in dezen duren tijd, terwijl er nog zooveel oudroest in onze marinehavens ligt, dat vaak niet eens voor vlagvertoon deugt. Dus kende onze -verontwaardiging geen grenzen f en zetten wij zelfs heele demonstraties op touw om met duizenden knus en gezellig te protesteeren tegen zooveel laakbare militaire brooddrockenheid. En het is lang niet zeker, dat gezegde demonstratie geen indruk gemaakt heeft op de autoriteiten, die er, net a!s bij de Avro, een stuk Volkswil in konden herkennen. Dit is alles onomstootelijk waar. doch nu de gedetailleerde begrooting ons onder de oogen komt, zijn wij toch ook wel weer verteederd en blijken de dingen niet zoo erg. als zij zich eerst lieten aanzien. Want kijk eens ! daar is het geval-Curacao, waarbij men der regeering niet ten onrechte verweet den boel te hebben laten versloffen door al te zeer geld en manschappen to sparen. Nu zullen dan ? 1.397.914 worden uitgegeven voor wat mariniers. en een paar ..oorlogsbodems" nog maar bodempjes die permanent de kwaadwillige Venezulanen moeten te keer gaan. Dat is waarlijk geen luxe, als wij Ouracao dan toch niet van de hand wi Ie» doen. Verder wordt er ?350.000 meer uitgegeven ter nadere ondersteuning" van militaire weduwen en weezen. Kan het geld beter besteed worden? En vragen wij geld voor een nieuw Hchtschip ..waaraan zeer ernstige behoefte is." Kan er ooit te veel licht zijn:' Kn wij bouwen dat nieuwe licht nog zelfs in termijnen en vragen om te beginnen maar / 75000 van ele / 450.000, zoodat het nog wel () jaar duurt eer dat licht er is. Alles uit zuinig heid. Ja. en dan willen wij ook nog een heel nieuw pantserschip bouwen, dat is inderdaad waar. Maar. al moet dit ook de kapitale som van 7J millioen kosten, wij vragen dat geld niet ineens, noch in tweeën of drieën. Wij vragen voorloopig maar / 50000 om alvast de kiel neer te zetten. Als dan zoodoende over 150 jaar het schip klaar is, zal onze Marine immers aanmerkelijk ver sterkt zijn, zelfs zonder de uitgaven buitensporig op te drijven. Waar' klagen die anti-militaristen dan over? F. C. schuchter bij de hinden te voegen, doch de machtige Pascha blijft op zijn qui-vive en lusteloos draaft hij heen en weer om zijn recht te handhaven. Den gansenen nacht duuit deze veitooning, die noch tans immer wisselende spanning en boeiend uitzicht biedt, vooral wanneer sterker herten op de kamp plaats verschijnen en weer nieuw leven in de brouwerij brengen, zoodat ge er nie:t dan met moeite scheiden kunt van de opwindende tafe reel en. . . . De storm, die krakend door het oude bosch vaart, het onweer dat zich dreigend boven de hei ontlast, mogen van nog grootere kracht getuigen een wilder en verhevenei geluid als van den zelfbewusten twaalfender in den hoogtijd va,n den bronst bestaat in ons land niet. Dezesymphonie van de Veluwe blijft tuiten in uw ooren en spiingt ne>g óp uit uw herinnering, wanneer ge alweer ver en lang van het merkwaardig schouwspel ver keert. '?t ».

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl