Historisch Archief 1877-1940
il
i
Urocaie ^Xraslerdammcr
Nederhmd
Telefoon 37964
Postgiro 72880
Gem. Giro G. 1000
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactiei C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM G
OPGERICHT IN 1877
No. 2785
ZATERDAG 18 OCTOBER 1930
DE LANDBOUWCRISIS
fe'
%
DE algemeene malaise, die over de geheele
wereld, en in mindere mate ook in ons land,
nagenoeg alle bronnen van volkswelvaart heeft
aangetast, draagt ten aanzien van een deel van
onzen landbouw, den akkerbouw, het karakter van
een acute crisis.
Men zegt, dat de boeren altijd klagen. Daar moge
iets van waar zijn, maar de akkerbouwende boeren
hebben in de huidige omstandigheden alle reden
om ernstig te klagen en de aandacht van overheid,
volksvertegenwoordiging en burgerij te vragen
voor de buitengewone moeilijkheden, waarmede
zij hebben te kampen.
Er zijn boeren in Overijsel, die met hard werken
bijgestaan door hun vrouw, niet meer dan twee
gulden per dag verdienen. Dat is minder dan hun
arbeiders.
Er zijn eigenerfde boeren, die van ouder op
ouder den best mogelijken cultuurgrond hebben
bezeten en thans op de exploitatie van hun bedrijf
moeten toeleggen. Dat beteekent, dat die grond
niet meer in staat is, de pacht op te brengen. In de
laatste jaren teren die boeren hun vermogen in,
omdat het inkomen, dat zij met hard werken ver
dienen, niet groot genoeg is om er van te leven.
Prof. Minderhoud heeft het aldus uitgedrukt:
.iGemiddeld heeft de Nederlandsche boer in de
jaren 1920-?1929 als belooning voor zijn arbeid
niet meer ontvangen dan de landarbeider; dat is
aanmerkelijk minder dan een ongeschoolde arbeider
in de steden."
Wat z\jn de oorzaken van deze crisis en welke
middelen kan men aanwenden tot verbetering r1
* *
*
Het lid van de Eerste Kamer Westerdijk
heeft in een zeer goed gedocumenteerd artikel
in de Economist een analyse van de landbouw
crisis gegeven. H\j komt tot de conclusie, dat de
crisis van zeer ernstigen aard is, dat de voornaam
ste oorzaak de ontginning van uitgestrekte
prairiegebieden in Amerika door middel van trac
toren en gecombineerde oogst- en dorschmachines
van bljjvenden aard is en dat er dus weinig
hoop bestaat op een spoedig herstel.
Prof. Minderhoud van de Landbouwhoogeschool
in Wagenmgen is in een niet minder doorwrocht
praeadvies op de dezer dagen gehouden bijeenkomst
van het Koninlijk Nederlandsen Landbouwcomit
tegen die al te pessimistische opvattingen opge
komen. Ook hij ziet de toestand somber in, doch
niet zoo hopeloos als de Heer Westerdijk. Hij
heeft op mijns inziens afdoende gronden aange
toond, dat de cijfers omtrent de tarweoogsten in de
laatste jaren de theorie van den Heer Westerdijk
geenszins bevestigen.
De Heer Westerdyk heeft nog geen gelegenheid
gehad om te repliceeren. Zoolang de repliek van
den Heer Westerdijk mij niet van het tegendeel
heeft overtuigd, houd ik de gegevens en de con
clusies van Prof. Minderhoud voor de juiste.
* *
*
Hoewel er ongetwijfeld enkele bijzondere
omptandigheden zijn, die aan de crisis in het
akkerbouwbedrijf een bijzonder karakter geven, mag
men niet uit het oog verliezen, dat die crisis een
onderdeel is van de algemeene malaise.
De wereldhuishouding is ontwricht, doordat
men in bijna alle landen kunstmatig de productie
in een bepaalde richting heeft gestimuleerd, wat
slechts mogelijk was, doordat men met behulp
van taMefmuren zooveel mogelijk de
buitenlandsche concurrentie heeft trachten buiten t»
sluiten.
Dezelfde oorzaken doen hun invloed in tal van
bedrijven gelden. Neem als voorbeeld de scheep
vaart. De maatschappij Nederland heeft 15 harer
schepen opgelegd. De Holland-Amerikalijn keert
sinds jaren geen dividend uit. De aandeelhouders
van die maatschappij hebben sinds den oorlog
van dat deel van hun vermogen, dat in die maat
schappij belegd is, geen inkomsten genoten en
90 pCt. van dat deel van hun vermogen zien ver
loren gaan.
De buitengewoon lage vrachten voor vervoer
over zee de vracht voor vervoer van graan
uit de binnenlanden van Amerika naar de kust is
drie keer zoo groot als de vracht van Amerika
naar Europa leveren een even groote schade
aan de scheepvaartmaatschappijen, als zij doen
aan de landbouwers, die tegen goedkoope uit het
buitenland geïmporteerde granen moeten
concurreeren.
Zoo hangen de oorzaken van malaise in de eene
tak van volkswelvaart met die in de andere takken
samen. En het is buitengewoon gevaarlijk aan
enkele bedrijven door overheidsmaatregelen steun
te verschaffen, wanneer die steun slechts kan
worden gegeven door maatregelen, die de ellende
in andere bedrijven zouden vergrooten.
In deze omstandigheden is meer dan ooit een
reorganisatie van de openbare diensten die met
de volkswelvaart bemoeiing hebben, noodzakelijk,
opdat de regeering zeker zij, dat alle maatregelen
ten behoeve van n deel van het volk worden
bekeken in verband met de gevolgen, die zij voor
het geheele volk zullen hebben.
* *
*
Daarom is er niet de minste kans, dat gevolg
zal worden gegeven aan den drang, die door enkele
organisaties van landbouwers op de regeering wordt
uitgeoefend, om graanrechten in te voeren.
Door een invoerrecht te heffen op uit het buiten
land ingevoerde granen, zou men de graanbouwende
boeren in het binnenland in de gelegenheid stellen
hun producten te verkoopen voor den wereld
marktprijs verhoogd met het invoerrecht. Het is
echter duidelijk, dat die bescherming van de
boeren gedragen zou moeten worden door iedereen,
die brood eet, dat is het geheele volk. Terwijl die
maatregel bovendien nog extra schade zou be
rokkenen aan de importeurs van buitenlandsch
graan en meel en aan de scheepvaartmaatschap
pijen, die deze granen vervoeren.
Meer kans schijnt een ander plan te maken,
dat door de landbouwcrisiscommissie-Lovink aan
de regeering is aanbevolen, het zoogenaamde
maalgebod. Het komt er op neer, dat de
bakkers of de meelfabrikanten verplicht zullen
worden het uit het buitenland ingevoerde meel,
dat voor het bakken van brood gebruikt zal wor
den, te vermengen met een bepaald percentage
binnenlandsch meel.
Die maatregel is in zooverre meer sympathiek,
omdat hij, anders dan graanrechten, zoo goed als
zeker slechts een tijdelijk karakter zal dragen. Men
zou moeten weten, welke administratieve voor
schriften voor de uitvoering noodzakelijk zijn,
welke prijsverhooging van brood er het gevolg
van zal zijn, welke schade een dergelijk voor
schrift aan de importeurs en aan de scheep
vaartmaatschappijen zal toebrengen, om te kunnen
uitmaken, of de voordeelen tegen de nadeelen
opwegen.
INHOUD:
1012.
13.
H.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
Mr. A. C. Josephus Jitta, De landbouwcrisis,
Prof. Dr. D. Cohen, Israel's wezen en willen:
Winter. J. Drijver, Vogels.
Johan Braakensiek, Tegen de vloolwet. Mr. H.
Scholte, Dramatische Kroniek.
Melis Stoke, Wereldtentoonstelling thuis, teeken.,
door Harmsen van Beek. Melis Stoke, Rijm.
A. C. J. J., Mr. Sam van Houten. L. J.
Jordaan, De veroordeeling van Kapitein Barren.
??C. van Wessem, Muziek.
Dr. A. Perdeck, Theodore Dreiser.
Dr. P. van Olst, Dieptebol. Mr. Frans Coenen,
Kroniek.
Annie Romein?Verschoor, De schrijvende vrouw
en het sexueele vraagstuk. Wijbo Meyer,
Jubileerende catalogus.
-11. B. Merkelbach, De Kotterdamsche Bijenkorf.
L. J. Jordaan, Bioscopy.
Albert Heiman, Vrijbuiters en taalpolitie.
C. K., Beursspiegel.
C. A. Klaasse, Jndiëen wij. Uit het
Kladschrift van Jantje.
A. Plasschaert, Schilderkunst.
Otto van Tussenbroek, Toegepaste Kunst Radio
critiek.
Dr. C. F. Hajèen Jan Greshoff, Taalschut.
Charivarius, Schopenhauer.
. Alida Zevenboom, Croquante croquetjes. Cel 2,
Telefoon. Charivaria.
. Letterraadsel.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Johan Braakensiek, HitleriaanscHe
clowns in den Rijksdag.
In wezen heeft een dergelijk voorschrift met
beschermende rechten gemeen, dat een klein deel
van de burgerij wordt bevoordeeld ten koste van
het overige deel der bevolking.
Het eerlijkste middel van steun aan den land
bouw zou ongetwijfeld zijn een productiepremie,
omdat daaruit zichtbaar voor iedereen 7,011 blijken,
welke bijdrage uit de algemeene kas, ten behoeve
van een deel der burgerij beschikbaar wordt ge
steld.
Maar juist omdat dat middel de mate van
bescherming welke wordt verleend openlijk aan
iedereen laat blijken, zijn de onmiddellijk be
langhebbenden van een dergelijk middel het minst
gediend.
* *
*
De ernstige crisis, die een deel van onzen land
bouw, met name den akkerbouw, teistert, moet
worden gezien als een onderdeel van de algemeene
malaise, die over de geheele wereld heerscht. Bij
het overwegen van maatregelen van steun aan
een enkelen tak van volkswelvaart dienen de
gevolgen te worden nagegaan, welke die maat
regelen voor de geheele burgerij zullen hebben.
Van alle maatregelen tot steun verdienen diegene
de voorkeur, waarbij openlijk blijkt, hoe groot de
steun is, die wordt verleend en wie dezen steun
heeft te betalen. Meer dan ooit is een reorganisatie
gewenscht van de openbare diensten, die met
de bronnen van onze volkswelvaart verband hou
den, opdat alle maatregelen ten behoeve van n
tak van volkswelvaart worden bekeken in ver
band met de gevolgen, die zij voor de geheele
volkswelvaart zullen hebben.
A. C. JOSKPHUS JITTA