De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 25 oktober pagina 18

25 oktober 1930 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 OCTOBER 1930 No. 2786 Radio-nieuwtjes door L. J. van Looi l\ r DE Duitsche ingenieur Manfred von Ardenne, welbekend door ,', zjjn medewerking aan de ontwikkeling van. de Loewe-lamp, is voor den dag gekomen met een plan, waardoor de ' luisteraar in de steden, die niet met i ^en zeer duur en zeer ingewikkeld Apparaat luistert, in staat zal worden gesteld, om buitenlandsche omroepatations, die hij niet kan ontvangen, toch te beluisteren. En de man, die «en toestel bezit, dat selectief en .gevoelig genoeg is, om die stations ill; de stad te ontvangen, zal in staat 'Worden gesteld om op eenvoudiger wijze dezelfde stations béter te ontr ;? vangen. Het middel, dat von Ardenne daarvoor propageert, is oogenschijnlijk vaeer eenvoudig. Hij wil namelijk buiten de steden, waar goede ontvangst door allerlei storingen niet mogelijk is, een aantal ontvangstations op richten, die op de begeerde buiten landsche stations worden afgestemd. Die ontvangen programma's worden dan langs den draad doorgegeven jOftn een klein zendertje in de stad, waardoor zij weer worden uitgestraald. Zoo'n stedelijk zendertje kan heel klein zjjn, men spreekt van \ Kilowatt. De plaatselijke zendertjes in Engeland «n Duitschlabd zijn dikwijls nog zwakker en worden in de eigen stad heel goed ontvangen. Maar von Ar denne, die natuurlijk voor zijn kleine zendertjes geen aparte golflengten kan krijgen, wil de uitzending doen geschieden op precies dezelfde golf lengte als die van het ontvangen buitenlandsche station. Daarin zit «en heel groote moeilijkheid. De Oleichwellen-omroep zit met het zelfde probleem, dat men in Duitschland, niettegenstaande er veel moeite «n geld aan is besteed, nog niet heeft opgelost. En bij den Gleichwellenomroep heeft men alles nog in eigen handen. Men moet er maar niet aan denken, wat er gebeuren zou, a!s bijv. het heruitgezonden station van van daag op morgen eens een heel klein stukje zijn golf verlegde, zooals her haaldelijk gebeurt. Als von Ardenne k 9, Adverteert 7/7 de Groene Dat is een zin dien ge dikwijls leest. Waarom juist in DE GROENE ? Omda. DE GROENE in hetgeheele land gelezen wordt door hef beste publiek door hef pubiek dat iets te besteden heeft. De adverteerder behoef f niet te betalen voor een ver spreiding, waarmee hij hon derdduizenden bereikt, die juist niet tof hef koopkrach tige publiek behooren, maar hef betaalt hem om in dit blad te adverteeren, dat hem direct in contact brengt met hef publiek dat hij zoekt. uitgevonden heeft, hoe men met de ontvangen energie van het buiten landsche station de golflengte van het stedelijke zendertje kan regelen, heeft hij gewonnen spel. Hierover is echter niets bekend. In Duitschland is 'n nieuw idee opge doken, dat eventueel in staat zou zijn om het aantal radioluisteraars erg te vergrooten. Iemand kwam namelijk op de gedachte, dat het toch eigenlijk vreemd was, dat de staat wel zorgde voor de zenders en voor de program ma's, maar niet voor de ontvangers. En hij ontwierp het volgende stelsel: De staat schept een radiodienst, zooals het een telefoonbedrijf bezit. Beide bedrijven . hebben reeds veel overeenkomst met elkaar. Van beide bezit de staat de technische bron a?s monopolie. Alleen moet men van het telefoonbedrijf zelf de telefoontoe stellen betrekken en voor de radio heeft men alleen maar te betalen voor de programma's, waardoor men ver gunning krijgt om met een eigen toestel te luisteren. De radiodienst belast zich nu, volgens het plan, niet alleen met het uitzenden van de programma's, zooals thans gebeurt, doch ook met de distributie ervan. Men kan namelijk aan dien dienst een aanvrage indienen om een aan sluiting. Dat wordt dan geen aanslui ting, zooals wij die in Holland kennen, aan een radiocentrale, maar de dienst stuurt zijn monteurs, die volgens alle regelen der kunst een antenne aan leggen en een toestel plaatsen. De aansluiting bij den dienst kost meer geld, naarmate men een toestel heeft, dat aan grootere eischen moet vol doen, evenals men aan den telefoon dienst meer geld moet betalen, naar mate men meer van den dienst ver langt. Het plan is door de betrokken radio autoriteiten in ontvangst genomen en te gelegener tijd zullen wij er wel meer van hooren. Op het oogenblik is voor iets nieuws de ,,gelegen tijd" niet al te best. Er is een nieuw station in den aether verschenen, dat vele luisteraars wel licht niet zonder aanwijzing zullen vinden. Want dat station zendt uit op een golflengte, die door de luister aars meestal niet wordt afgezocht, namelijk ongeveer 900 Meter. Het is een onbekend station, dat met groote energie werkt. Om verschillende redenen is het interessant om er naar te luisteren. Technisch is het interessant; omdat van dit station geen draaggolf te hooren is. Men hoort onmiddellijk de muziek, zonder dat men op eenige wijze den bekenden giltoon kan te voor schijn brengen. Daarbij is de sterkte van het geluid zoo groot, dat de radiodienst van de luchtvaart er onder lijdt. Maar bovendien is het een interessante geschiedenis, omdat het een Oostersch station is, dat in een mij onbekende taal de programmanummers aankondigt en Oostersche muziek uitzendt. Als dit station in den aether blijft, kunnen we dus op uitnemende wijze kennis maken met zuivere Oostersche muziek, zonder dat wij ervoor naar Turkije of Egypte behoeven te gaan. Er zullen stellig veel luisteraars zijn, wien deze muziek maar matig bevalt. Zij klinkt, evenals de muziekstukken, die Moskou dikwijls tferidt, voor Europeesche ooren onge bonden en rumoerig. Gedachten van Schopenhauer bewerkt door Gharivarius XLIII. DE APPELBOOM Een appelboom die blank en blij in bloesem stond. Keek met verwaten blik laatdunkend in het rond. Vlak bij hem stond een den, met naalden dicht bedekt, In grimmig grauw en groen, de hals hoog uitgestrekt. Zeg, heb je wel gezien," zei d'eerste tot den den, Jij stekelig stuk hout, hoe wonderschoon ik ben?" De donkre den dacht even diep en duchtig na, Maar spoedig kwam het antwoord, scherp en rustig: Maar als de winter komt, ben jij je glorie kwijt, En ik sta uitgedost in zomerheerlijkheid." Ja. XLIV. SCHELDEN Wie zijn verstand gebruikt, gevoelt geen ergernis, Wanneer men hem beschimpt. Hij zegt: ,,TJ hebt het mis, En 't zou mij hindren, als een gentleman dat zei Uw lompheid maakt uw oordeel waardeloos voor mij." Wie van de beide sprekers komt er eervol af, Hij, die het scheldwoord zei, of hij, die 't antwoord gaf? Doe gij dan desgelijks bij derglijk avontuur, Dan slaat niet gij, maar hij, die schold, een gek figuur. Een mensch is wat hij is, hetzij dan goed of slecht, En niet wat d'een of andre vlegel van hem zegt. XLV. STELLEN Een eerlijk steller zorgt, dat hij natuurlijk blijft. En zijn gedachten scherp en duidlijk nederschrijft. Zijn termen zijn gewoon, zijn zinnen vlot en kort, Zoodat zijn opstel boeit, en grif begrepen wordt. Zoo'n zin, zes regels lang, loopt vast en zeker mis, Daar de scribent aan 't eind 't begin vergeten is. 't Is enkelvoud aan 't slot, en meervoud in 't begin, 't Is actief voor en na, en passief middenin. Richt uw gedachtengang, volg steeds de rechte lijn, En laat in 's hemelsnaam uw zin geen lintworm zijn. XLVI. AFGUNST. De zeer gewone kreet: ,,O als ik dat maar had !" Behoort te luiden: ,,Als ik dit eens niet bezat !" Wat ik bedoel is, dat gij al wat u behoort, Geld, goederen, gezondheid, vrienden, enzoovoort, Beschouwen moet alsof het u ontnomen was, Want als gij iets verliest, voelt gij zijn waarde pas. Een dubbel voordeel is 't, wat deze leer u biedt: Vooreerst, dat gij meer van uw eigendom geniet, En 't tweede, dat uw aandacht bovenal verdient, Meer zorg voor uw bezit, meer vriendschap voor uw vriend. XLVII. DE JONKMAN De jonkman, wien het leven ergert noch verveelt. Vindt het een prachtig stuk, waar hij een rol in speelt. Voor hem is 't hoofdzaak, of het pakje dat hij draagt, Den kijkers in de zaal, en dus hemzelf behaagt: En met die overweging heeft hij 't veel te druk Om diep te denken over d'inhoud van het stuk. De grijsaard speelt niet mee, zit achter in de zaal, Bepeinst den geest van 't stuk, zijn inhoud en moraal, En fronst het voorhoofd over zooveel ijdelheid Een kwaal, waar menig jonkman permanent aan lijdt. XLV111. MEDELIJDEN Wie leed verduren moet, heeft doorgaans dezen wensch: De deernis op te wekken van een medemensen. De juiste weg daartoe is dit: gij wint zijn hart; Als gij zijn liefde hebt, gevoelt hijzelf uw smart. Maar dit is in den regel zoo gemaklijk niet; Gij kiest een korter pad naar steun in uw verdriet: Gij flapt uw leed eruit voor onverschillig wie; Hij hoort u aan, verbaasd, maar /.onder sympathie. En, maak je 't al te bar, let op wat ik je zeg, Dan luistert hij niet meer, wordt nijdig en loopt weg.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl