De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 1 november pagina 1

1 november 1930 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

TV Groene toc^yVv voor- Nederland Telefoon 37964 Postgiro 72880 Gem. Giro G. 1000 ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA Redacteuren: L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTBMA EN M. KANN. Secretaris dei Redactiet C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C. OPGERICHT IN 1877 No. 2787 ZATERDAG i NOVEMBER 1930 * f l t Idealisme en Imperialisme: De Palestijnsche kwestie door Dr. Jan Romein EB zijn de vorige week drie documenten ge publiceerd, die, zoo ze al op dit oogenblik nog geen politieke crisis van den eersten rang gebaard hebben, toch veel kans hebben, dat te eeniger tijd te zullen doen. Het zijn 1°. een Blue Book met het rapport van Sir John Hope Simpson over de door ?de Britsche regeering te volgen politiek in Pales tina, 2°. een White Paper, waarin die regeering verklaart de in het rapport uitgestippelde gedrags lijn te zullen volgen en 3°. een brief van Dr. Weizmann, den voorzitter van de Jewish Agency', aan Lord Passfield, den Britschen minister van Koloniën, waarin hij, uit de beide vorige stukken de konsekwentie trekkende, zijn voornemen te kennen geeft, om als leider van het genoemde lichaam, dat de betrekkingen tusschen de Britsche régeering en de Zionistische Federatie onderhoudt, af te treden. De steen des aanstoots is natuurlijk de meening ?van Sir John, die in zijn rapport tot de conclusie komt, dat niet alleen de Joodsche immigratie naar Palestina voorloopig dient te worden stopgezet dat was al eerder gebeurd en kan dus niet de oorzaak der verontwaardiging zijn maar dat hetzelfde moet gebeuren met den Joodschen landaankoop in Palestina. Dit advies nu, in combinatie uiteraard met het feit, dat de Britsche regeering het wil opvolgen, i» niet naar den zin van Dr. Weizmann en de Zionistische organisaties, die begrijpelijkerwijs niet gaarne zien, dat de meer dan zes millioen gulden, die zij sinds 1917 per jaar in Palestina belegd hebben, zouden blijken te zijn uitgegeven voor wat, naar hun meening, weer een Arabische Staat zou worden, indien de Britsche régeering de voorgestelde politiek werkelijk ten uitvoer zou leggen, nog afgezien van het in dit geval minstens zoo belangrijke feit, dat Palestina dan niet meer zou kunnen worden, wat zij er zich van voorgesteld hadden, n.l. een Nationaal Tehuis" voor de Joden. En deze heele wending in de politiek van Engeland is ook dat kan de buitenstaander navoelen voor hen te pijnlijker, omdat zij een uitvloeisel is van het ArabischJoodsche conflict van verleden zomer, waaraan, alweer volgens hun meening, de Arabieren niet alleen volledig schuld hadden, maar waarin ook de Britsche regeering heimelijk en lichtelijk partij koos vóór de schuldigen. En hun argument daarbij is, dat deze nieuwe politiek in flagranten strijd zou zijn met de beroemde Verklaring van Balfour, ?waarbij de Britsche regeering haar zegen gegeven heeft aan de gedachte van, en haar hulp toegezegd heeft bij de oprichting van een Nationaal Tehuis" in Palestina. Dit argument lijkt zwak. Wij voor ons zagen reeds bij een vergelijking tusschen de Verklaring van Balfour en dat wat de bladen meldden omtrent den inhoud van het Simpson-rapport formeel geen tegenstelling, laat staan, dat we uit de eerste het omgekeerde zouden kunnen lezen van wat er in het tweede staan moest. En de lectuur van het rapport zelf, waarvan" we door vriendelijke hulp inzage gekregen hebben, omdat het hier te lande langs den normalen weg nog niet verkrijgbaar was, heeft ons in die meening slechts versterkt. Om den lezer althans eenigermate een zelf standig oordeel in dezen mogelijk te maken, geven we hierbij in vertaling Balfour's verklaring naast een resumévan den gedachte-gang van Sir John, toegelicht met enkele gegevens van elders. De verklaring van Balfour, vervat in een brief aan Lord Rothschild van den 2den Nov. 1917 luidt als volgt: H. M.'s regeering is de inrichting in Palestina van een natio naal tehuis voor het Joodsche volk gunstig gezind en zal haar best doen, om de bereiking van het doel te vergemakkelijken, waarbij zij er evenwel den nadruk op legt, dat er niets mag ge beuren, dat de burgerlijke en godsdienstige rechten van.de bestaande niet-joodsche gemeenschappen in Palestina of de rechten en politieken staat van de .oden in eenig ander land zou kunnen benadeelen". 1) En nu de maatregelen, die Simpson voorstelt, waarvoor we wat breeder moet uithalen. Palestina is een arm land, dat afgezien van zijn olijven- en vijgen-plantages in Opper-Galilea en de potentieele potasch uit het zout van de Doode Zee geen pro ducten van meer dan plaatselijk economisch belang oplevert. Voor den landbouw is slechts de smalle kustvlakte en het middenstuk van het plateau van Judea geschikt; de rest is dor, rotsachtig land: de woonplaats der zwervende of half-gezeten Bedoeïnen-stammen. Behalve uit deze bestaat de Arabische bevolking uit boeren de fellahin uit de z.g. effendis, de vroegere heerschonde klasse, waarvan een gedeelte Christelijk is en die econo misch winkeliers, handelaren en intellectueelen zijn. Nu zal het niemand verbazen, dat reeds in 1922 de 590.890 Mohammedanen, die er toen waren, en waarvan er 451.816 op of van het land leefden, zich allesbehalve in weelde baadden, en nog minder, dat dit nu het geval is, nu er op den bebouwbaren grond 478.390 Mohammedanen leven. Tegenover een geboorte-cijfer van 50.29 staat een kinder sterfte van 199.49 per 1000, onder de Arabische bevolking, hetgeen niet alleen hooger is dan in Nederland (waar het 01.1 bedraagt), maar zelfs dan in Polen (174.75). De economische toestand van den fellah is uiteraard daarmee in overeen stemming. Wij citeecen en cursiveeren: Al het materiaal strekt ter bevestiging van de conclusie, dat de Arabische landbouwer in een wanhopigen toestand verkeert. Kapitaal voor zijn boerderij heeft hij niet. Hij steekt integen deel zwaar in de schuld. Zijn pacht loopt op, hij moet hooge belastingen betalen en de rente, die hij voor zijn leeningen be talen moet, is ongelooflijk hoog. Aan den anderen kant is hij intelligent en werkt hij hard en doet hij zielig zijn best (pitifully anxious) om te trachten zijn bebouwing te verbeteren en zijn levensstandaard te verhoogen. En in het verleden is er bitter weinig voor hem gedaan. 2) Deze schildering biedt voor wie het hart en don durf heeft en er is toch niet zoo heel veel van deze eigenschappen voor noodig, zou men zeggen zich van den toestand, waarin het overgroote deel der menschheid leeft tenminste op de hoogte te stellen, niet de minste verrassing, liet is niet alleen zeker waar wat hier staat, maar het is erger, want hier wordt niet eens gesproken over de Arabische families, die heelemaal geen land meer hebben en dat is 30 pf't. van al de boeren. Is liet, dan werkelijk zoo verbazingwekkend, vragen wij, dat deze bevolking zich tegen de Zionisten, die zij als indringers ziet, verzet? Zij hebben toch de Verklaring van Balfour niet geschreven? En dit verzet wordt nog veel begrijpelijker, wanneer men daarnaast de cijfers van de Joodsche kolo nisatie zet, die prachtig werk doet, zeer zeker, maar die dan ook juist daarom bij deze boeren op verzet stuit, omdat zij dat prachtige werk niet kunnen doen. Twee cijfers ter illustratie zijn voldoende: voor / 720 per gezin kan een Arabier een boerdeINHOUD: 1. Dr. Jan Romein, Palestina. 2. C. F. Roosenschoon, De Landbouw. 3. Joh. Braakensiek. De zaak-Dreyfus. Dr. P. van Olst, Mijngas. 4. Melis Stoke, De Toekomst-krant, teek. Harmsen v. Beek. Spreekzaal. 5. Brieven uit Rusland. L. J. Jordaan, Oefening baart Kunst. S. Brieven van Batavus Nuchter: De Vlootwet. 7. H. Minkenhoff, Gooilust. Mr. Frans Coenen, Kroniek. 9. Albert Heiman, De Hollandsche Familiekroniek. 10?11. Jhr. Mr. C. de Marees van Swinderen, Sofia. 12. Mr. Henrik Scholte, Dramatische Kroniek. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 15. C. A. Klaasse, Sovjet en de Graanmarkt. Beursspiegel. 16. Ph., Radiocritiek. A. Plasschaert, Schilder kunst. 17. Otto van Tussenbroek, Emile Bernard en Vin cent van Gogh. 18. Alida Zevenboom, Croquante Croquetjes. Charivarius, Ruize-Rtjm, Charivaria. 19. UU het kladschrift van Jantje. Dr. C. F. Haje, Taalschut. Cel 2, Telefoon. 20. Lelterraadsel. Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh, Braakensiek, Engeland en Palestina. rijtje beginnen; hij heeft dan een koe, een ijzeren ploeg en een eg. Op den voet, waarop de Joodsche kolonisatie is ingericht, kost de uitrusting per gezin / 12.000. Joden waren er in 1922: 83,794; midden 1930: 102.069, en de organisaties, die er achter staan, eischen, in overeenstemming met hun opvatting van het Nationaal Tehuis", het als hun recht op, desnoods al het land in Palestina te koopen, en er den Arabischen fellah als arbeider te weren 3). Op zichzelf, gegeven het Zionisme, weer geen onredelijke eischen: ten slotte dient de beweging de Joodsche en niet de Arabische zaak, of die der kerk (want die koopt er ook naar hartelust kloostergoederen). Wat er dati gebeuren moet? Het is niet <le taak van schrijver dezes, dat uit te maken, die alleen trieent duidelijk gemaakt te hebben, dat de Britsche regeering niet anders kon dan doen wat uit het rapport als het eerst noodige volgt: de Joodsche immigratie en verderen Joodschen landaankoop voorloopig stopzetten, ofschoon de Joden van den bebouwbaren grond in Palestina nog maar ong. 1/6 in hun bezit hebben. Dit is inderdaad, gezien de getallen-verhouding der beide bevolkingsgroepen nog niet bijster overmatig, maar het komt ook hier meer aan op de richting van ontwikkeling, dan op den toestand van het oogenblik. En die richting is niet twijfelachtig. De Britsche regeering heeft niet anders gedaan dan ernst maken met liet voorbehoud, waarvan de Verklaring van Balfour rept, en die ook uitdruk kelijk in haar mandaatsopdracht (1920) werd gestipuleerd. (Slot op pag. 2)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl