Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER VAN i NOVEMBER 1930
DRAMATISCHE KRONIEK
door Henrik Scholte
Shaw's ,,»evH's Dlsciple" bij
de Koninklijke
fOE moeilijk het is, geen satyre te schrijven,
l lieeft Shaw in dit melodrama wel bewezen.
moet het succes van het thans zooveel
geworden Arms and the Man" hem wel
gezeten hebben, dat hij er nog zulk een
ire anti-heldencomedie bovenop zette. Zooals
chli, de Zwitsersche handelsreiziger, wiens
re vader zooveel beddegoed en zooveel
tafelf (ais hotelbezitter) had, dat hij de Bulgaarsche
e-helden evenzeer imponeeren kon als ons,
wij zeggen, de negus van Abessinie, zoo
avoudig kon men helden toch niet onttakelen.
t worden nu eenmaal heldendaden verricht, zij het
": in den oorlog wellicht het minst. Zulke daden
bhen maar n verklaring bij den Shaw van
vil's-Disciple": zij zijn doodnatuurlijk, iedereen
; zoo in zulke omstandigheden. Geen frase meer,
' een schouderophalen.
o ziet men in den satanskerel de naakte
leid: positief heidendom, met het ei van
ibus. Nu valt het Shaw moeilijk om iets
fcief te stellen, een figuur vierkant te verdedigen.
op zichzelf schuilt, immers reeds
heldeng. En zoo plaatste hij dezen
Noord-Amerihen vrijbuiter uit den
onafhankelijkheidsin een omgeving van geparodieerd
melo. Het kon hem weinig schelen, waarvoor
man vocht. Een Amerikaanschen voorvechter
ierde hij zeker niet, maar de analogie met den
orlog lag voor de hand, en voor het
puriie New England-müieu door den
Amerix.O'Neül honderdmaal knapper en praegnanter
»het tooneel gebracht, substitueerde hij eigen
lie jeugdherinneringen, met een paar fijne
cfcens-lijntjes aangezet. En na zich in die eerste
zijn vendetta-plicht gekweten te hebben,
aan den slag gaan met de gebruikelijke
|Hoofdschotel: vivisectie op John Buil.
-Terwijl in het slotbedrijf het Hosannah en
l .kruisig hem" van een nog nauwelijks geboren
""^Amerika een lik krijgt, \\aar men zich in deze
dagen van gemengd base
ballenlynch-enthousiastne nog over verheugen kan.
? Zoo bouwde hij, in een merkwaardige mengeling
v*n acherts en ernst, doch steeds met dien f risschen
bijtlust van al het werk voor 1900, een zonderling
melodrama, een soort opera-parodie met een sterke
«oio-partij erin. Veel van wat hij met satyrische
bedoelingen schreef de gansche opzet van het
«tuk wellicht werd al schrijvende overtuiging";
nog meer echter van wat hij misschien in den
volsten ernst debiteerde, werd in deze gevaarlijke
omgeving met ironie besmet. Er is melodrama,
maar er is ook soms meer, soms minder dan dat.
Deze mixtuur was halfslachtig, noopte hem tot
-?Uitvoerige verdediging, en thans, blijkbaar
verwonderd over de hernieuwde belangstelling alom
j,^roor dit bewogen jeugdwerk, tot een geïnteresseerd
" toekijken, dat bijna als dat van een vreemde
«andoet.
? , Jet is dan ook waarschijnlijk, dat dit werk met
geheel andere intenties, meer als een Shaweske
?' Driestuiversopera" dan een au fond serieuze
ihelden-analyse, weer op het wereldrepertoire
? werd gebracht. De verrassende wendingen, de
""Tfcéerujke draad van colportage, die door dit alles
loopt, hebben tot deze wederontdekking stellig
* .jfvenveel bijgedragen als het genot van den bij
."tijden zoo verbluffend geraffineerden en lichten
?dialoog, als Shaw dien zelden beter en jeugdiger
^presteerde. Het is alweer de conjunctuur, die
Smalfilm-Amateur-Kinematografie
onder Kino-techni*cne
jeiding van Jori» t ven*
Vraagt brochures
en demonstraties
CAPI
115 KALVERSTRAAT
Amsterdam C.
??«Kundige raad en voorlichting.
voor dergelijke buitenbeentjes gunstig is.
Ten opzichte van den held" zijn de omstandig
heden wel eenigszins veranderd. Shaw kon indertijd,
met Nietzsche naast zich, beweren, dat de Devil's
Disciple" aan het eind van de negentiende eeuw
eenvoudig moest geschreven worden, dat de tijd
ervan zwanger ging. In die figuur, in deze opoffe
ring van den satanskerel,door zich in plaats van den
door hem om zijn ambt gehaten, later om zijn
karakter gerespecteerden dominee Anderson ter
beschikking der Engelschen te stellen, lag een
typische geloofsbelijdenis. Juist omdat deze
bovenmenschelijke daad op de natuurlijkste wijze van de
wereld geschiedt, benadert zij daarin het Shaweske
ideaal van den superman". Zoo had Shaw willen
zijn, zoo had Shaw willen doen, in het positieve:
verrassend opduiken en handelen in anti-climax,
dat is even vóór of even na de romantische climax.
Er ligt een goed deel in van wat Thomas Mann
eens zoo raak noemde, Identitatsrausch". En
romantisch is deze wenschdroom dan toch nog in
zooverre, dat deze satanskerel juist een vrijbuiter,
een beau gosse", een uitzonderlijke moest zijn,
en geen handelsreiziger van het soort dat voor Shaw
slechts negatieve handlangersdiensten verricht.
Ten opzichte van den satanskerel verdraagt
Shaw geen spot, want dit is de geboren spotter, de
negentiende eeuwsche rooverhoofdman zelf. Met
burgermansdeugden spot hij al een half uur voor
hij met breede gestes ten tooneele verschijnt.
Met vrouwenliefde spot hij, zoolang tot wij dicht
genoeg het punt genaderd zijn, waarop wij zouden
kunnen meenen, dat er een offer om liefde ge
schiedde. Maar niet voor niets zag Chesterton in
dit stuk juist het motief, dat hij als typeerend voor
den heelen Shaw stelt: Ne cherchez pas la femme".
En met Shaw spot deze aartsspotter wel het aller
meest: het is toch niet zoo heel begrijpelijk, waarom
deze satanskerel zich maar pardoes wil laten
hangen. De figuur van dominee Anderson wordt
erbij te hulp geroepen, een soort tweede heldenrol,
in mineur. Want dat Anderson een normale held is,
weet men, misschien juist op dat oogenblik. waarop
Shaw al te primitief het tegendeel wil suggereeren.
In dien onnoodig geheimzinnig doenden prediker
Anderson ziet de satanskerel niet juist zijn gelijke.
maar een soort jongere, een man die hem althans
van verre verwant is en met wien hij tegenover alle
anderen, Amerikanen zoowel als Engelschen staat.
It takes all sorts to make a world, saints as well
as soldiers".
Dit aureool, dat zijns ondanks om den satans
kerel kwam te liggen, is nu wel een weinig verbleekt,
gedegradeerd tot middelpunt van een even gran
dioos spannend als in vele scènes althans
verfijnd geestig volksstuk" van litterairen huize,
een soort Mac de Steker, die op liet laatst den galg
ontliep, waaraan dan ook niemand hem gaarne had
zien hangen, de beproefde dankbare rol" in een
danig gepersifleerd melodrama.
Wat de vertooning betieft, had men die parodie
nog wel iets zorgvuldiger en kunstiger kunnen
doorvoeren. Er werd onder Saalborn's regie sterk,
maar ook zwaar en soms met al te veel holle
bombarie gespeeld. Rollen van Saalborn, Magda
Janssens en Chrispijn (als generaal Burgoyne, een
der geslependste satyren, die Shaw, voor Saint
Joan", ooit op den gentleman" schreef en dien
hij dan zelf ook niet ten onrechte den geboren
imperialist noemt) waren rijk en gaaf, prachtig en
vol-levende figuren van het begin tot het eind. Zij
vonden echter maar zeer gedeeltelijk een achter
grond door de rest der vertooning en de zware verf
van regie en ensceneering. Er was een dominee
Anderson van Tourniaire, die in elke scène een
ander soort persoonlijkheid meende te moeten
geven, terwijl nauwelijks een andere rol zoo niet
n zuivere omtrek geteekend werd, er waren een
stuk of wat opera-figuranten, en er werd in het
zeer zwak ten tooneele gebrachte eerste bedrijf
zwaar en ten onrechte geheyermanst. Het slot
had verdacht veel van een zwakke historische film.
Maar om het leven en het clat. dat in de ge
noemde, belangrijke hoofdrollen lag- en om dezen
Shaw, die van zijn seriestukken 7,00 gansehelijk
afwijkt en waarvan men den gulden kans voor oen
moderne ensceneering althans kou /.ieii door
schemeren, wogen de successen van dezen avond
toch stellig op tegen de teleurstellingen.
SPREEKZAAL
Landbouwcrisis
r n ,,de Groene" van 18 jl. schrijft de hoofd
redacteur in 'n opstel over De Landbouwcrisis."
dat ik in De Economist tot de conclusie ben ge
komen, dat de crisis van zeer ernstige» aard is,
dat de voornaamste oorzaak de ontginning van
uitgestrekte prairiegebieden in Amerika door
middel van tractoren en gecombineerde oogst
en dorschmachines van blijvenden aard is en
dat er dus weinig hoop bestaat op een spoedig
herstel.
Mag ik u doen opmerken, dat ik den N.-Ame
rikaanschen landbouw sedert 1893 van nabij ken,
niet alleen uit de literatuur, maar ook uit eigen
aanschouwing en ervaring bij het doorkruisen van
de Ver.-Staten in 1893, 1897 en 1921 van Oost
naar West en van Noord naar Zuid in de volle
lengte en breedte, alsmede door de eigen exploi
tatie van gronden in Minnesota, Washington,
Arkansas en Louisiana. En voorts, dat ik op grond
daarvan tot de conclusie ben gekomen, dat de
mechanisatie en rationalisatie van het bedrijf aldaar
en in andere streken der wereld inderdaad n der
talrijke oorzaken is van de landbouwcrisis.
Nergens heb ik gezegd zooals u schrijft
dat de ontginning van uitgestrekte prairiegebieden
in Amerika, de voornaamste oorzaak" zou zijn.
Integendeel noemde ik als de hoofdoorzaak na
drukkelijk, tot twee maal toe (pp. 515 en 524) de
ontzaglijke verbetering der landbouwtechniek.
Door mij is betoogd, dat de landbouwcrisis van
den na-Napoleontischen tijd in hoofdzaak is ver
oorzaakt door het in cultuur brengen vandegroote
velden zwarte aarde in Zuid-Rusland, die van de
tachtiger en negentiger jaren der vorige eeuw in
hoofdzaak door het in cultuur brengen van de uit
gestrekte prairitn van de Ver. Staten; maar dat de
crisis van thans daarmede moeilijk kan worden
vergeleken, omdat hare oorzaken geheel andere
zijn, die ik heb getracht zoo duidelijk mogelijk
bloot te leggen.
Een daarvan is de motorisatie en mechanisatie
van den landbouw in de uitgestrekte vlakke velden
(in de U.S.A. Great Plains") van de half droge
vlakten (het eigenlijke prairiegebied ten O. van
den lOOen lungtegraad in de TJ.S.A. is vochtiger
en reeds lang ontgonnen, zooals ik schreef.) in
Canada, de Ver. Staten, Argentiniëen Australië.
Reeds thans oefent die mechanisatie grooten in
vloed uit, die zich dagelijks uitbreidt, waardoor
deze anders niet zoo extra vruchtbare, half droge
gebieden, waartoe ook Rusland behoort zoo bij
uitstek geschikt voor mechanisatie op ons b drijf
in het vochtige klimaat van West-Europa met
meestal kleine pei'ceelen een grooten, vermoede
lijk blijvenden voorsprong verkrijgen in den strijd
om het bestaan. Dit is het wat mij het meest
beangstigt.
In De Economist heb ik dit alles vrij uitvoerig,
met opgave mijner naar ik meen gezaghebbende
bronnen uiteengezet. Zelfs heb ik nadrukkelijk
gewezen op het merkwaardige feit, dat tusschen
1920 en 1928 de landbouwer der Ver. Staten 3 mill.
zielen aan landbouwbevolking, 13 mill. acres aan
cultuurland en 3 mill. aan trekdieren, die nu niet
meer meeëten, heeft verloren. Desondanks vermeer
derde de gemiddelde opbrengst c.a. 5 pCt. en de
productiviteit per landarbeider met 15 pOt.
Nergens noemde ik de ontginning van uitgestrekte
prairiegebieden in de Ver. Staten als de oorzaak
der tegenwoordige crisis.
J. Br. WESTERDIJK.
Uithuizermeeden 28 October 1930.
P.S. Prof. Mindcrhoud wees mij op een cijfer
fout, pag. 531, vierden regel van onderen. Daar
staat 34.7 mill. Dat moet zijn 24.7 mill. Dit is blijk
baar een drukfout, door mij ongemerkt overgeno
men uit een zeer lezenswaardig opstel van Prof.
Diepenhorst in de Ned. Mercuur van 26 Juni 1930.
Mijn betoog blijft, ondanks deze correctie, waar
voor ik dankbaar ben, volkomen intact.
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID