De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 1 november pagina 12

1 november 1930 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER VAN i NOVEMBER 1930 DRAMATISCHE KRONIEK door Henrik Scholte Shaw's ,,»evH's Dlsciple" bij de Koninklijke fOE moeilijk het is, geen satyre te schrijven, l lieeft Shaw in dit melodrama wel bewezen. moet het succes van het thans zooveel geworden Arms and the Man" hem wel gezeten hebben, dat hij er nog zulk een ire anti-heldencomedie bovenop zette. Zooals chli, de Zwitsersche handelsreiziger, wiens re vader zooveel beddegoed en zooveel tafelf (ais hotelbezitter) had, dat hij de Bulgaarsche e-helden evenzeer imponeeren kon als ons, wij zeggen, de negus van Abessinie, zoo avoudig kon men helden toch niet onttakelen. t worden nu eenmaal heldendaden verricht, zij het ": in den oorlog wellicht het minst. Zulke daden bhen maar n verklaring bij den Shaw van vil's-Disciple": zij zijn doodnatuurlijk, iedereen ; zoo in zulke omstandigheden. Geen frase meer, ' een schouderophalen. o ziet men in den satanskerel de naakte leid: positief heidendom, met het ei van ibus. Nu valt het Shaw moeilijk om iets fcief te stellen, een figuur vierkant te verdedigen. op zichzelf schuilt, immers reeds heldeng. En zoo plaatste hij dezen Noord-Amerihen vrijbuiter uit den onafhankelijkheidsin een omgeving van geparodieerd melo. Het kon hem weinig schelen, waarvoor man vocht. Een Amerikaanschen voorvechter ierde hij zeker niet, maar de analogie met den orlog lag voor de hand, en voor het puriie New England-müieu door den Amerix.O'Neül honderdmaal knapper en praegnanter »het tooneel gebracht, substitueerde hij eigen lie jeugdherinneringen, met een paar fijne cfcens-lijntjes aangezet. En na zich in die eerste zijn vendetta-plicht gekweten te hebben, aan den slag gaan met de gebruikelijke |Hoofdschotel: vivisectie op John Buil. -Terwijl in het slotbedrijf het Hosannah en l .kruisig hem" van een nog nauwelijks geboren ""^Amerika een lik krijgt, \\aar men zich in deze dagen van gemengd base ballenlynch-enthousiastne nog over verheugen kan. ? Zoo bouwde hij, in een merkwaardige mengeling v*n acherts en ernst, doch steeds met dien f risschen bijtlust van al het werk voor 1900, een zonderling melodrama, een soort opera-parodie met een sterke «oio-partij erin. Veel van wat hij met satyrische bedoelingen schreef de gansche opzet van het «tuk wellicht werd al schrijvende overtuiging"; nog meer echter van wat hij misschien in den volsten ernst debiteerde, werd in deze gevaarlijke omgeving met ironie besmet. Er is melodrama, maar er is ook soms meer, soms minder dan dat. Deze mixtuur was halfslachtig, noopte hem tot -?Uitvoerige verdediging, en thans, blijkbaar verwonderd over de hernieuwde belangstelling alom j,^roor dit bewogen jeugdwerk, tot een geïnteresseerd " toekijken, dat bijna als dat van een vreemde «andoet. ? , Jet is dan ook waarschijnlijk, dat dit werk met geheel andere intenties, meer als een Shaweske ?' Driestuiversopera" dan een au fond serieuze ihelden-analyse, weer op het wereldrepertoire ? werd gebracht. De verrassende wendingen, de ""Tfcéerujke draad van colportage, die door dit alles loopt, hebben tot deze wederontdekking stellig * .jfvenveel bijgedragen als het genot van den bij ."tijden zoo verbluffend geraffineerden en lichten ?dialoog, als Shaw dien zelden beter en jeugdiger ^presteerde. Het is alweer de conjunctuur, die Smalfilm-Amateur-Kinematografie onder Kino-techni*cne jeiding van Jori» t ven* Vraagt brochures en demonstraties CAPI 115 KALVERSTRAAT Amsterdam C. ??«Kundige raad en voorlichting. voor dergelijke buitenbeentjes gunstig is. Ten opzichte van den held" zijn de omstandig heden wel eenigszins veranderd. Shaw kon indertijd, met Nietzsche naast zich, beweren, dat de Devil's Disciple" aan het eind van de negentiende eeuw eenvoudig moest geschreven worden, dat de tijd ervan zwanger ging. In die figuur, in deze opoffe ring van den satanskerel,door zich in plaats van den door hem om zijn ambt gehaten, later om zijn karakter gerespecteerden dominee Anderson ter beschikking der Engelschen te stellen, lag een typische geloofsbelijdenis. Juist omdat deze bovenmenschelijke daad op de natuurlijkste wijze van de wereld geschiedt, benadert zij daarin het Shaweske ideaal van den superman". Zoo had Shaw willen zijn, zoo had Shaw willen doen, in het positieve: verrassend opduiken en handelen in anti-climax, dat is even vóór of even na de romantische climax. Er ligt een goed deel in van wat Thomas Mann eens zoo raak noemde, Identitatsrausch". En romantisch is deze wenschdroom dan toch nog in zooverre, dat deze satanskerel juist een vrijbuiter, een beau gosse", een uitzonderlijke moest zijn, en geen handelsreiziger van het soort dat voor Shaw slechts negatieve handlangersdiensten verricht. Ten opzichte van den satanskerel verdraagt Shaw geen spot, want dit is de geboren spotter, de negentiende eeuwsche rooverhoofdman zelf. Met burgermansdeugden spot hij al een half uur voor hij met breede gestes ten tooneele verschijnt. Met vrouwenliefde spot hij, zoolang tot wij dicht genoeg het punt genaderd zijn, waarop wij zouden kunnen meenen, dat er een offer om liefde ge schiedde. Maar niet voor niets zag Chesterton in dit stuk juist het motief, dat hij als typeerend voor den heelen Shaw stelt: Ne cherchez pas la femme". En met Shaw spot deze aartsspotter wel het aller meest: het is toch niet zoo heel begrijpelijk, waarom deze satanskerel zich maar pardoes wil laten hangen. De figuur van dominee Anderson wordt erbij te hulp geroepen, een soort tweede heldenrol, in mineur. Want dat Anderson een normale held is, weet men, misschien juist op dat oogenblik. waarop Shaw al te primitief het tegendeel wil suggereeren. In dien onnoodig geheimzinnig doenden prediker Anderson ziet de satanskerel niet juist zijn gelijke. maar een soort jongere, een man die hem althans van verre verwant is en met wien hij tegenover alle anderen, Amerikanen zoowel als Engelschen staat. It takes all sorts to make a world, saints as well as soldiers". Dit aureool, dat zijns ondanks om den satans kerel kwam te liggen, is nu wel een weinig verbleekt, gedegradeerd tot middelpunt van een even gran dioos spannend als in vele scènes althans verfijnd geestig volksstuk" van litterairen huize, een soort Mac de Steker, die op liet laatst den galg ontliep, waaraan dan ook niemand hem gaarne had zien hangen, de beproefde dankbare rol" in een danig gepersifleerd melodrama. Wat de vertooning betieft, had men die parodie nog wel iets zorgvuldiger en kunstiger kunnen doorvoeren. Er werd onder Saalborn's regie sterk, maar ook zwaar en soms met al te veel holle bombarie gespeeld. Rollen van Saalborn, Magda Janssens en Chrispijn (als generaal Burgoyne, een der geslependste satyren, die Shaw, voor Saint Joan", ooit op den gentleman" schreef en dien hij dan zelf ook niet ten onrechte den geboren imperialist noemt) waren rijk en gaaf, prachtig en vol-levende figuren van het begin tot het eind. Zij vonden echter maar zeer gedeeltelijk een achter grond door de rest der vertooning en de zware verf van regie en ensceneering. Er was een dominee Anderson van Tourniaire, die in elke scène een ander soort persoonlijkheid meende te moeten geven, terwijl nauwelijks een andere rol zoo niet n zuivere omtrek geteekend werd, er waren een stuk of wat opera-figuranten, en er werd in het zeer zwak ten tooneele gebrachte eerste bedrijf zwaar en ten onrechte geheyermanst. Het slot had verdacht veel van een zwakke historische film. Maar om het leven en het clat. dat in de ge noemde, belangrijke hoofdrollen lag- en om dezen Shaw, die van zijn seriestukken 7,00 gansehelijk afwijkt en waarvan men den gulden kans voor oen moderne ensceneering althans kou /.ieii door schemeren, wogen de successen van dezen avond toch stellig op tegen de teleurstellingen. SPREEKZAAL Landbouwcrisis r n ,,de Groene" van 18 jl. schrijft de hoofd redacteur in 'n opstel over De Landbouwcrisis." dat ik in De Economist tot de conclusie ben ge komen, dat de crisis van zeer ernstige» aard is, dat de voornaamste oorzaak de ontginning van uitgestrekte prairiegebieden in Amerika door middel van tractoren en gecombineerde oogst en dorschmachines van blijvenden aard is en dat er dus weinig hoop bestaat op een spoedig herstel. Mag ik u doen opmerken, dat ik den N.-Ame rikaanschen landbouw sedert 1893 van nabij ken, niet alleen uit de literatuur, maar ook uit eigen aanschouwing en ervaring bij het doorkruisen van de Ver.-Staten in 1893, 1897 en 1921 van Oost naar West en van Noord naar Zuid in de volle lengte en breedte, alsmede door de eigen exploi tatie van gronden in Minnesota, Washington, Arkansas en Louisiana. En voorts, dat ik op grond daarvan tot de conclusie ben gekomen, dat de mechanisatie en rationalisatie van het bedrijf aldaar en in andere streken der wereld inderdaad n der talrijke oorzaken is van de landbouwcrisis. Nergens heb ik gezegd zooals u schrijft dat de ontginning van uitgestrekte prairiegebieden in Amerika, de voornaamste oorzaak" zou zijn. Integendeel noemde ik als de hoofdoorzaak na drukkelijk, tot twee maal toe (pp. 515 en 524) de ontzaglijke verbetering der landbouwtechniek. Door mij is betoogd, dat de landbouwcrisis van den na-Napoleontischen tijd in hoofdzaak is ver oorzaakt door het in cultuur brengen vandegroote velden zwarte aarde in Zuid-Rusland, die van de tachtiger en negentiger jaren der vorige eeuw in hoofdzaak door het in cultuur brengen van de uit gestrekte prairitn van de Ver. Staten; maar dat de crisis van thans daarmede moeilijk kan worden vergeleken, omdat hare oorzaken geheel andere zijn, die ik heb getracht zoo duidelijk mogelijk bloot te leggen. Een daarvan is de motorisatie en mechanisatie van den landbouw in de uitgestrekte vlakke velden (in de U.S.A. Great Plains") van de half droge vlakten (het eigenlijke prairiegebied ten O. van den lOOen lungtegraad in de TJ.S.A. is vochtiger en reeds lang ontgonnen, zooals ik schreef.) in Canada, de Ver. Staten, Argentiniëen Australië. Reeds thans oefent die mechanisatie grooten in vloed uit, die zich dagelijks uitbreidt, waardoor deze anders niet zoo extra vruchtbare, half droge gebieden, waartoe ook Rusland behoort zoo bij uitstek geschikt voor mechanisatie op ons b drijf in het vochtige klimaat van West-Europa met meestal kleine pei'ceelen een grooten, vermoede lijk blijvenden voorsprong verkrijgen in den strijd om het bestaan. Dit is het wat mij het meest beangstigt. In De Economist heb ik dit alles vrij uitvoerig, met opgave mijner naar ik meen gezaghebbende bronnen uiteengezet. Zelfs heb ik nadrukkelijk gewezen op het merkwaardige feit, dat tusschen 1920 en 1928 de landbouwer der Ver. Staten 3 mill. zielen aan landbouwbevolking, 13 mill. acres aan cultuurland en 3 mill. aan trekdieren, die nu niet meer meeëten, heeft verloren. Desondanks vermeer derde de gemiddelde opbrengst c.a. 5 pCt. en de productiviteit per landarbeider met 15 pOt. Nergens noemde ik de ontginning van uitgestrekte prairiegebieden in de Ver. Staten als de oorzaak der tegenwoordige crisis. J. Br. WESTERDIJK. Uithuizermeeden 28 October 1930. P.S. Prof. Mindcrhoud wees mij op een cijfer fout, pag. 531, vierden regel van onderen. Daar staat 34.7 mill. Dat moet zijn 24.7 mill. Dit is blijk baar een drukfout, door mij ongemerkt overgeno men uit een zeer lezenswaardig opstel van Prof. Diepenhorst in de Ned. Mercuur van 26 Juni 1930. Mijn betoog blijft, ondanks deze correctie, waar voor ik dankbaar ben, volkomen intact. HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl