De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 1 november pagina 3

1 november 1930 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nu. 2787 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN i NOVEMBER 1930 MIJNGAS door Dr. P. van Olst NU ik dit artikel begin staan de oorzaken der beide mijnrampen, die Duitschland juist ge troffen hebben, nog niet vast, maar vermoedelijk heeft mijngas er nog wel een belangrijk aandeel aan gehad, hoewel dan misschien niet als eerste schuldige, dan toch wel als een reden die de rampen bovenmatig vergroot heeft. In de sloten om Amsterdam, en ook in onze grachten, ziet men dikwijls gasbellen opborrelen, soms in zoo groot quantum dat het de moeite waard is het gas op te vangen en technisch te gebruiken voor verlichting. Het gas namelijk dat zoo te voorschijn komt is een brandbaar gas en er zijn verscheiden boerderijen in Noord-Holland, die een kleine gashouder bij hun huis hadden of hebben, waarin dit gas opgevangen wordt om voor huisverlichting te dienen. Dit gas, dat wij ook 's winters zien onder het doorzichtige zwarte" ijs, waar het zich in steeds grootere bellen ver zamelt, heet moerasgas of methaan. De scheikundige samenstelling is CH4; het is dus een zoogenaamde koolwaterstof". Het ontstaat in den veenbodem door verrotting van plantendeelen onder water, dus bij onvoldoende zuurstof-toevoor. De boomen en planten, die het veen vormen, gaan door dit proces over in een soort humus waardoor geleide lijk turf ontstaat. De planten bestonden bij hun leven reeds voor een groot deel uit allerlei koolwa terstoffen. Bij de veenvorming blijft do massa nog steeds uit koolwaterstoffen bestaan, maar de , .soort" koolwaterstoffen ondergaan geleidelijk een verande ring, waardoor zoodanige koolwaterstoffen ontstaan, dat het element koolstof naar verhouding een steeds belangrijker bestanddeel in de geheele massa wordt, vergeleken met de andere aanwezige elementen. Men noemt dit inkoling. In de eerste tijden komen hierbij vooral koolzuur (of liever kooldioxyde) en water vrij, dus de gassen die bij gewone verbranding ook zoudon ontstaan. Maar in een latere periode der inkoling wordt vooral moerasgas gevormd. Dit alles gaat steeds door totdat tenslotte steenkool gevormd wordt dat door inkoling eindelijk kan overgaan in anthraciet (tot 96 percent koolstof) en graphiet (100 percent koolstof). Terwijl nu het moerasgas in de eerste tijden der veenvorming gemakkelijk kan ontsnappen door de weeke losse massa, om dan op te borrelen zooals ik beschreef, kan later a's de inkoling een verder stadium heeft bereikt dit gas niet meer ontsnappen, doordat de massa steeds steviger en harder wordt «n misschien ook bedekt wordt door erboven ge vormde sliblagen. Toch gaat de vorming ervan door en er ontstaan dus in de inkolende massa gasbellen, die gevangen blijven en ten eeuwigen dage gevangen zouden blijven als de mensch niet de steenkool uit den grond ging loshakken. Daarbij komen onvermijdelijk ook de kleinere en grootere gasholten open en het moerasgas ontsnapt in de mijn. Maar de naam is veranderd. Men noemt het nu mijngas, msiar het is precies hetzelfde brand bare moerasgas dat het altijd geweest is vanaf zijn oorsprong voor mi lioenen jaren toen de steenkoollagen aangelegd werden in de tropische venen van het carboon of steenkooltijdperk der aardgeschie denis. Zet men een gewone gaskraan open en steekt men het gas aan, dan brandt dit alleen bij de kraanopening, want voor de verbranding is zuurstof noodig. Deze zit in de omringende lucht, maar niet n de gasleiding, dus de verbranding zet zich niet in de leiding voort. Maar als men de kraan openzet ?en het gas niet aansteekt stroomt het vrij uit en vermengt zich met de omringende lucht. Ieder gasdeeltje heeft dan al spoedig een zuurstofdeeltje naast zich liggen waarmee het zich gaarne ver binden wil, als er maar een aanleiding voor is. Deze aanleiding is bijv. een brandende lucifer. Maar de gevolgen van het aansteken van deze lucifer zijn funest, want de verbranding, die eerst De zaak-Dreyfus weer actueel Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek BIOSCOOP AFFAIRE DREUFUS. DE STR'JDOM Menschelijkheid en recht (Vi. \ PILSOEDSKI HITLER ,Dat is niets voor ons!" MUSSOLINI alleen bij de kraanmonding geschiedde, vindt nu in het heele vertrek tegelijkertijd plaats. Men krijgt oen plotseling totale verbranding of m.a.w. een ontploffing, een zeer kortdurende maai' zeer heete vlam van enormen omvang, die ook oogenblikkelijk weer uit is. Ditzelfde kan met ieder brandbaar gas gebeuren, bijv. met waterstofgas bij Zeppelin-ongevallen, dus ook met mijngas. Wanneer dus mijngas ont wijkt uit de kolenlagen en zich vermengt met de lucht in de mijn ontstaat langzamerhand een ont plofbaar mengsel dat bij de minste vonk (een open lamp, een vonk bij kortsluiting, een onvoorzichtige rooker) een mijngasontploffing kan geven. Deze ontploffing is van korten duur op de plaats waar zij geschiedt, maar zij kan het mengsel aansteken dat in de verdere mijngangen zit, en zoo breidt zich het onheil door de heele mijn uit, hetzij dat hier ook mijngas aanwezig is, hetzij dat hier fijn verdeelde steenkool in de lucht stuift, welk zwtvend kolenstof ook een ontplofbaar mengsel is, immers naast ieder zwevend kolenstofdeeltje ligt dadelijk een zuurstofdeeltje beschikbaar uit de lucht. Zelden kunnen de mijnwerkers zich redden; gewoonlijk worden zij door de weliswaar kort durende maar enorm heete vlam verbrand en verkoold of als zij hieraan ontkomen verstikken zij door de vergif tige gassen die als product der verbranding ont staan zijn. Vandaar dan ook dat de reddingsbri gades uitgerust moeten fijn met gasmaskers en zuurstof-apparaten om in de mijngangen te kunnen doordringen na een n.ijnongeluk. Opmerkelijk is dat het aantal slachtoffers van mijngasontploffingen percentsgewijs vél onbelang rijker is dan van andere mijnongevallen (vallend gesteente; ongelukken bij het neerdalen of l ij het verlaten van de mijn; onvoorzichtigheid lij het laten springen van explosiefstoffen, enz.). In 1905 bijv. stierven in Duitschland op iedere 100 veron gelukten 45 mijnwerkers door vallend gesteente, en door ver voer-ongelukken 35 n ijnwerkers tegen 2 mijnwerkers, die door nijagas- of kolenstofexplosies stierven! Maar daar, zooals tij de beide recente gevallen, het aantal dooden lij n n ijngasontploffing gewoonlijk aanzienlijk is. werkt dit sterk op de verbeelding van het publiek, dat nu ten onrechte in deze explosies het hoofdgevaar ziet van den 11 ij:iarbeid. Kan men mijngasontploffingen onmogelijk ma ken? Neen, maar men kan de kansen erop wel belangrijk verminderen. Het beste is een grondige. goed geregelde ventilatie der n.ijngangen. in alle hoeken en gaten, zoodat het schadelijke niijngas wegtocht en liet nergens een hooger percentage bereikt dan n percent van de mijrilucht, zooals het wettelijk voorgeschreven en toelaatbare ir:aximuni is. Naar gelang der omstandigheden en den aard van de iiiijn (de enne is rijker aan mijngas dan de andere) bedraagt de hoeveelheid lucht die per minuut in de mijn gebracht wordt minstens 2 kub. meter por man. maar gewoonlijk is dit bedrag veel hooger. Verder '/ijri allerlei inrichtingen aangebracht waardoor eventueole ontploffingen zich niet onbeperkt ver in de mijngangen kunnen uitbreiden. Het even gevaarlijke explosieve kolenstof wordt door overvloedige besproeiing neergeslagen of door bestuiving met fijn gestampte steen onschadelijk gemaakt. Maar bovendien moet men niet alleen de vorming van een eventueel explosief mengsel tegen gaan, maar ook de mogelijkheid voorkomen dat een toch ontstaan mengsel aangestoken wordt. Dit kan alleen verkregen worden door zeer strenge voorschriften, absoluut rook-verbod, gebruik van lampen zonder open vlam, dus electrische lampen of anders veiligheidslampen zooals de bekende mijnlanip van Davy, waarlij de vlam door een kopergaaskegol gescheiden is van de omringende lucht. Dit gaas heeft de merkwaardige eigenschap dat lucht en gas wel naar binnen kunnen komen <>n dat do vlam dus wel brandt, maar dat deze vlam zich niet naar buiten door het kopergaas heen kan voortplanten. Maar hoeveel voorzorgen men ook neemt, bij een dergelijk bedrijf zijn mijngasontploffingen nooit geheel te vermijden zooals om do zooveel tijd ons weer extra-duidelijk gemaakt wordt. Men kan alleen zeggen: het zou onbeschrijflijk veel erger zijn, als men de zaak op zijn beloop liet en geen voor schriften gaf en geen maatregelen nam. fcHAKEL HEILIGENVES 11-1? ? AMSTEQDAM Kleermakerij Bij ons verKri|goa<ir IN.K. V. MOIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl