Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 22 NOVEMBER 1930
No. 2790
Uit mijn aanteekeningen (V)
Volks voorlichting door middel
van de film
door Dr. Th. H. van de Velde
WIE zich tot taak gesteld heeft, zijn
rnedemenschen op eenigerlei gebied, dat met de
sociale hygiëne samenhangt, voor te lichten,
komt vroeg of laat voor de vraag te staan, of hij
daarbij van de film gebruik zal maken.
Reed svoor tien jaren publiceerde Dr. W.
Schu-eisheimer, de medische redacteur van de Münchener
Neueste Nachrichten, over dit vraagstuk een inte
ressant boekje. Het draagt tot titel Die Bedeutung
des Films für Hygiëne und Medizin" en verscheen
in Georg Müller's Verlag te München (1920); het
is echter uitverkocht en ook antiquarisch moeilijk
verkrijgbaar. Dat is jammer, want het is uitstekend
geschreven en de daarin besproken vragen doen
zich thans nog ongeveer in denzelfden vorm voor
als toen.
Ook nu nog moet van de film gezegd worden,
dathaarwaarde als middel tot beschaving en onder
richting al lang erkend wordt, doch practisch op
verre na nog niet voldoende tot gelding is geraakt.
De oorzaken van deze gebrekkige uitwerking
moeten gedeeltelijk daarin worden gezocht, dat het
probleem, hoe kennis door
kinematografischaanschouwelijk onderricht kan worden overge
bracht, lang niet in alle opzichten goed is aange
pakt; voor een ander deel zijn zij die oorzaken
-?? in bijkomstige omstandigheden te zoeken,
waarop wij hieronder terugkomen.
Bovendien bestaat in groote medische kringen
nog altijd een zekere schroomvalligheid om in
werkelijk populairen vorm tot de massa te spreken,
een soort van atavisme uit den tijd, toen de
arts tegelijkertijd priester en toovenaar van den
stam was en een strenge grens getrokken werd
tusschen het volk, dat onwetend gehouden moest
worden, en den medicijnman. En deze terughou
dendheid wordt versterkt, wanneer het onderwerp,
waarover het moet gaan, het geslachtsleven be
treft.
Dit nu is bij de voorlichtingsfilm veelal het
geval, omdat de mensch op geen enkel gebied
zooveel behoefte aan voorlichting heeft als op dat
van zijn sexueele leven, waar hij zoozeer door aan
driften voortgestuwd wordt, die hij, grootendeels
ook door gebrek aan kennis, niet in de voor hem
en zijne medemenschen goede banen weet te leiden.
Nemen wij bijv. de infectieuse geslachtsziekten.
Er is wel geen ander terrein, waar het weten om
trent den samenhang van oorzaak en gevolgen
zooveel onheil kan verhoeden en de verspreiding
van dit weten dus zoo zegenrijk kan werken, als dit.
Kan bij de tuberculosebestrijding (om een ander
belangrijk voorbeeld te noemen van een volksziekte
die door verspreiding van de kennis harer oorzaken
kan en moet worden bestreden) de voorlichting
slechts de tweede rol spelen, omdat het vermijden
van deze ziekte toch niet in de eerste plaats op
de bewuste vermijding van den kans op infectie
berust, zoo is dat bij de geslachtsziekten heel
anders. De volwassene kan zich voor deze ziekten
hoeden, door bepaalde handelingen onder bepaalde
omstandigheden na te laten, en het komt er dus
vooral op aan, hem op het bestaan der gevaren
van dezen aard opmerkzaam te maken. Daartoe
is de film het middel bij uitnemendheid, zoowel
omdat zij het grootste aantal menschen bereikt, als
ook wijl het uiteengezette door de aanschouwelijke
wijze, waarop het wordt voorgesteld, den meesten
indruk maakt en het beste in de gedachten blijft
hangen.
Natuurlijk kan het er bij een film van dezen
aard niet gelijk dat bij een, die voor medisch
onderwijs dienst moet doen, het geval behoort
te zijn om gaan, den toeschouwer gespeciali
seerde kennis bij te brengen. Het doel bij de volks
voorlichting omtrent vraagstukken van
hygienischen en aanverwanten aard ligt daarin, met
wetenschappelijk gerechtvaardigde middelen, dat is
dus getrouw aan de waarheid en zonder overdrij
ving, een algemeenen indruk van het behandelde
probleem te geven, argeloozen op het bestaan van
gevaren voor eigen gezondheid en levensgeluk en
voor het welzijn van anderen en van de
gemeensshap te wijzen en ten slotte op de mogelijkheid
van voorkoming en genezing der geschilderde
toestanden opmerkzaam te maken. De toeschouwer
behoeft zich na het zien van zulk een film volstrekt
niet meer alle bijzonderheden te herinneren; het
is voldoende, dat hij een meer dan oppervlakkigen
totaalindruk behoudt aan dat, wat men hem heeft
laten zien.
Dat zal evenwel alleen dan het geval zijn, wan
neer men hem heeft weten te boeien. Daar nu
is een van de groote moeilijkheden van de voor
lichtingsfilm gelegen.
Men kan op verschillende wijze te werk gaan.
Dat was ons artsen, als wij het publiek willen
voorlichten, het meeste ligt, is het houden van
een populair-wetenschappelijke voordracht. Op
de film overgebracht wil dat zeggen, dat wij het
liefst een doorloopend aanschouwelijk betoog met
verklarende bijschriften willen geven, wat
bovendien nog het voordeel heeft, dat de hulp
van den regisseur kan worden uitgeschakeld of tot
een minimum wordt teruggebracht, zoodat men
dus, zooals bij een voordracht, geheel op eigen
verantwoording kan te werk gaan en geen compro
missen behoeft te sluiten. Ongelukkigerwijze
dringt men echter met een in dien trant
samengestelde fiJm niet tot het groote publiek
door, dat men juist teil voorlichten. Betrekkelijk
kleine kringen van beschaafden die men echter
ook op andere wijze, bepaaldelijk door het gedrukte
woord kan bereiken, stellen in zulk een film
vertoog, indien het tenminste goed is, belang,
maar de eenvoudigeren van geest worden er niet
door geboeid. Daarmede wordt het dool gemist.
Tegenover deze wijze van aanschouwelijke voor
lichting staat die, waarbij datgene, waarvan men
den toeschouwer wil doordringen, in dramatischen
vorm gekleed wordt. Tegen dezen vorm bestaat
ook in kringen, die overigens de film wel gaarne
als middel tot voorlichting in toepassing gebracht
willen zien, aanzienlijke weerstand. Men is van
meening, dat de wetenschappelijke ernst te
zeer daaronder lijdt en dat de leidende gedachte
gevaar loopt in de massa van het drama
tische bijwerk verloren te gaan. Het eerste
is natuurlijk niet noodig ; het wetenschappe
lijke niveau behoeft onder een goede, zich steeds
van den drang naar waarheid bewuste popula
riseering niet te lijden en het mededeelen van
alle kennis, die men op anderen vóór heeft, kan
nooit onwaardig zijn. Dat geef ik Schweisheimcr
die het filmdrama als de eenige vorm van volks
voorlichting beschouwt, die blijvende werking
kan uitoefenen grif toe. Ook ben ik het met
hem eens, dat in een goed opgebouwde speelfilm
de leidende hygiënische gedachte wel degelijk tot
haar recht kan komen. Maar ik voel toch het
bezwaar, dat dit niet meer in hoofdzaak van den
arts afhangt, die deze gedachte tot gelding heeft
te brengen, doch van den regisseur. De taak van
den arts bepaalt zich hier noodgedrongen tot het
aangeven van de motieven, die de regisseur in het
filmdrama heeft te verwerken en tot het uitoefenen
van zooveel mogelijk controle op het
intacthouden der idee.
Zoowel in dit opzicht als daarom, dat hij aan
de eischen der beide uitersten tegemoet komt,
is mij derhalve de tusschenvorm sympathieker, die
een min of meer doorloopend betoog geeft, waarin
evenwel speel-scènes zijn ingevlochten, die eens
deels daartoe dienen, bepaalde gedeelten van het
betoog te illustreeren, maar tevens een concessie
aan den toeschouwer beteekenen, teineinde hem
niet door een boven zijn krachten gaande concen
tratie te vermoeien. Een op deze wijze opgebouwde
film kan, naar de ervaring ook mij geleerd heeft,
groote belangstelling in breede lagen der bevol
king wekken en op velen een sterke werking uit
oefenen. Ik zoude dan ook niet aarzelen, dezen
tusschenvorm van de voorlichtingsfilm voor den
besten te houden, ware het niet, dat hij door den
toch altijd eenigermate fragmentarischen aard
van zijn karakter aan allerlei officieele en clandes
tiene verbeteraars een al te gemakkelijke gelegen
heid aanbiedt om den arts-auteur en den met hem
samenwerkenden regisseur ..ins Handwcik zu
pfuschen". Wat men in dat opzicht klaarspeelt,
grenst aan het ongelooflijke. Als auteur en regis
seur na vier maanden van ingespannen arbeid een
werk geleverd hebben, dat hen beiden bevredigt,
en een amusische censuur-commissie er. niet zonder
enkele ..correcties", die een poëtische
vergelijkingverminken of een pointe doen verongelukken,
er hare sanctie aanheeft gehecht, dan staan zoo
zoude men meenen film en tekst vast. Velgens
alle contracten, die daaraan te pas komen, kan er
nu niets meer uit of in. Dat denk je maar !
zegt men in familiaar-Hollandsch. Nu komt
de Commissie, die te beslissen heeft, of het werk
een zoodanige waarde bezit, dat het als J,ehvfilm
(ik spreek thans van filmen, die in Duitschland
worden vervaardigd) kan worden erkend. Dat is.
van niet gering belang, want het beteekenl vrij
dom, of thans aanzienlijke vcimindering van
verniakelijkheidsbelasting. De commissie is dan van
meening dat dit inderdaad meer nadruk op een
bepaald punt legt, dat een der leden (die zijn stem
van die verandering afhankelijk maakt) na aan
het sociale hart ligt. En de voor de film verant
woordelijke auteur en regisseur geven nog toe.
al gaat er weer wat van de homogeniteit van hun
werk verloren. Na korter of langer tijd komt,
speciaal wanneer de film op vraagstukken van
sexueelen aard betrekking heeft, er echter nog een
oppercommissie aan te pas. die op aanvrage van
een protesteerende plaatselijk (lees voor
Duitschland: Beiersche) autoriteit, commissie, of
vereeniging, een herhaalde, nu definitieve keuring uit
oefent die in den regel ook niet /.onder een of
meer concessies afloopt. Intusschen is de film
aan de maatschappij, die de; exploitatie op >,ich
genomen heeft, afgeleveid. Deze heeft in den
regel ook de vervaardiging gefinancierd. Men mag
niet gering daarover denken; want in de
speelscènes moeten goede, ja zelfs een aantal bij het
publiek dat wij met onze film immers willen:
bereiken bekende en zoo sterk mogelijk geliefde
acteurs medewerken, met het resultaat, dat /uik
een film veel meer dan een ton kost. Het
is te begrijpen, dat de exploiteerende maat
schappij, die niet in de eerste plaats door sociale
en hygiënische idealen bezield is, wil t vacht en dit
geld ei' weer uit te halen. Niet te veidedigen is het
evenwel, dat zij somtijds tracht, dat te doen door
het aanbrengen van veranderingen, toevoegingen,
enz. die door hare afnemers (Verleiher) wolden
verlangd. Daartegen kan de auteur zich toch
op grond van de gemaakte contracten, waai in.
zijn recht van veto is bedongen, verzetten, zal
men zeggen. Dat kan hij ook en dat doet hij ook
zoodra hij er van hoort; doch meestal zonder
resultaat. En wat baat een proces, dat eerst tot
een beslissing komt. nadat de film in den vermink
ten vorm reeds overal vertoond is?
(u-lukkigerwijze is liet kwaad meestal erger voor den
auteur en den regisseur dan voorliet doel, dat met
de film werd nagestreefd. Dit doel, de voorlich
ting van een groot aantal menschen. wordt in den
regel toch nog bereikt.
Alleen, wanneer nu zulk een film, op de denkwijze
en levensgewoonten van een bepaald land ingesteld.
tegen den nadrukkelijken wensch van den auteur in.
naar een ander land wordt uitgevoerd, en men hem
daar verder pasklaar tracht te maken, terwijl het
spelletje met keuringscommissies van voren af
aan begint, dan blijft gewoonlijk ook van den
leidenden gedachtengang weinig of niets meer
over en wordt dus ook het doel gemist.
Met dat al toch zal waarschijnlijk de film.
geroepen zijn een belangrijke rol in de volks
voorlichting te spelen. Naar ik vermoed zal daarbij
de toepassing van de spreekfilm ons in verschil
lende opzichten behulpzaam kunnen zijn.
Wanneerhet betoog per geluidsfilm gesproken in plaats van.
in den vorm van bijschriften geprojecteeid, en.
het betoogde daarbij als film gedemonstreerd
wordt, zal niet slechts het contact met den toe
schouwer-toehoorder levendiger kunnen zijn,
maaieveneens het gevaar van onbevoegde veranderingen
tengevolge der daarmede verbonden technische.
moeilijkheden aanzienlijk worden verminderd.
GARDE-MEUBLES DEN HAAG
BATENBURG & FOLMER
HUIJGENSPARK 22, TEL. 11030
Billljka Tarieven-Verzorging?Garantia