De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 22 november pagina 7

22 november 1930 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2790 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 22 NOVEMBER 1930 Uit de Natuur: VERLANG' bTAURANT: In de snippenvlucht s 'V, door J. Drijver DE gouden gloed van de ondergaande zon was reeds vervaagd en had plaats gemaakt voor een bleekgroen, dat zich naar den oosterkim geleidelijk verdonkerde tot het diepblauw van den avondhemel. De eerste sterren, zonder tinteling' nog, braken door en laag hoven den horizon stond de smalle maansikkel. Het was het uur. neen het kwartier, van den overgang, waarin het leven van den dag rust zoekt, dat van den nacht tot uiting begint te komen. Scherp omlijnd staken de halfontbladerde takken van het opgaand geboomte tegen den lichten achtergrond af; ritselend viel aan alle kanten het dorrende blad. De oude stoere pijnen verderop teekenden zich af als donkere plekken. De fijnheid van hun kleur ging verloren, maar bouw en vorm kwamen er wellicht des te beter om uit. Nooit kan ik genoeg de breede platte kruinen be wonderen, zoo verschillend van de om lucht en licht omhoog worstelende dennen, zooals wij die gewoonlijk te zien krijgen. Aan alle zijden van de oude pijnboomen rees het akkertnaalthout (p, tak aan tak op denzelfden ouden stronk en zoo een vrijwel ondoordringbare wildernis vormende. Het taaie loof mocht met verkleuren beginnen, aan af vallen was het nog lang niet toe. De komende najaarsstormen zullen daar nog werk genoeg aan hebben. Geen wonder, dat in het half kale bosch het eikenhakhout een gezochte slaapplaats vormt voor allerlei vogels, die op beschutting in den nacht prijs stellen en dat zijn er vele. Alleen de bonte kraaien wilden zich er niet mee tevreden stellen, die wiekten hoog door de lucht op de dtiinbosschen aan, op dezelfde wijze als zij reeds jaren doen. Alsof zij niet den heelen zomer in den vreemde hadden doorgebracht. Maar hun ouden trekweg naar de slaapbosschen vergeten zij niet. Hoe onhoorbaar wij ook trachtten ons voort te bewegen, onopgemerkt bleef onze nadering niet. Overal ritselde het in het blad en vinken en koperwieken vluchtten weg naai- een rustiger plekje. Het scherpe silhouet van de laatste was nog goed zichtbaar, zoodra zij boven het hout uitkwamen. En dat gebeurde bijna altijd, want bij het weg trekken rijzen koperwieken snel. De merels waren nog niet tot rust gekomen, doch zij hadden de omgeving van de slaapplaatsen wel opgezocht. Luid schetterde hun ruzietoon op, alsof zij protest wilden aantcekenen tegen onze aanwezigheid op een tijdstip, dat eigenlijk reeds voor de nachtrust bestemd was. In de verte klonk het wieuw" van den kleinen steenuil, die pas ontwaakt moest zijn. Heel den dag had hij gesleten iri een der vele holen van de oude abeelen en nu eindelijk was zijn tijd gekomen. In dezen tijd van het jaar kan hij zich in weelde baden: voedsel volop, lange nachten, en geen jongen meer te zijnen ,,laste". Aan den oostkant klonken de heesche kreten van een blauwen reiger, doch aan dien kant was de vogel niet meer tegen de donkere lucht te onder scheiden. Blijkbaar behoorde de late vogel tot het kleine gezelschap, dat een vaste slaapplaats gekozen heeft in een paar hooge dennen. Naast ons bewoog iets in het oude blad op den bodem. Een vogel kon dat niet zijn; die verplaatst zich sneller. Op het juiste oogenblik viel het licht van de zaklantaarn op een grooten kikvorsen, die van den zoelen herfstavorid profijt trok om zich nog eens aan allerlei lekkers te goed te doen, voor de lange winterslaap komt. Pas op vriendje, laat die steenuil je maar niet hooren ! Even later schoof er weer iets door het afgevallen blad. Een kikker was het nu niet; daarvoor hield het geluid te lang aan. Weer moest de lantaarn dienst doen; ditmaal kruiste onze weg dien van een egeltje, dat zich ook voor den langen slaap gereed moest maken. Neen, doodsch was het nog lang niet in het bosch tusschen licht en donker, al was de herfst reeds vrij ver gevorderd. Maar het doel van den tocht was iets anders dan koperwieken, uilen, kikvorschen en egels; het ging ditmaal om de hout snip. Ze waren al aangekomen, de langsriavels en we moesten daarom een kans wagen dezen trekker te zien te krijgen. Want ook de houtsnip houdt van de schemering; dan voelt hij zich het veiligst en dan rijst hij op uit zijn bed van dorre bladeren in het dichtst van het hout. Hij moet nieuwe jachtgronden zoeken en daarbij fladdert hij gaarne eenigen tijd rond. Aan hem is de naam van ^snip penvlucht" te danken, dien de volksmond geeft aan het uur na zonsondergang. Wij wachtten niet tevergeefs; plotseling trok er een tamelijk plompe vogel langs ons heen, voort bewogen door snellen slag van de korte, breede vleugels. Tegen den bleeken westerhemel zagen wij zelfs den langen en kaarsrechten snavel, schuin naar omlaag gericht. De ontmoeting was van zeer korten duur; zoo snel het kon. dook het dier in het hout om niet meer te verschijnen. Misschien was de snip aan.het doel vanhaar vlucht, een nieuwe aasplaats, aangeland, doch waarschijn lijker is het, dat zij dook om het veegelijf te bergen. Want houtsnippen hebben van den mensch niet veel aangename ervaring opgedaan, (ieen enkele vogelsoort staat bij de jagers hooger in aanzien; zoodra de houtsnippen verschijnen, wordt de ver volging van eend, fazant en patrijs tijdelijk op geschort. De dame met het lange gezicht" houdt het jagershart gevangen, maar dat de liefde wederkeerig is. zou ik niet graag willen beweren. Daartoe is de ontvangst, aan de dames bereid, wat al te warm en het is wat veel gevergd om te ver langen, dat de. houtsnip zich zonder meer een liefdesuiting van kruit en lood zou laten welgeval len. Dat de andere partij niet versaagt, ondanks de afwijzende houding van de aangebedene. maakt het snippenleven tot een onzeker bestaan. Menigmaal slaagt de houtsnip er in haar vrienden, die tevens haar vervolgers zijn, op oen, dwaalspoor te brengen door haar grillige, onberekenbare, vlucht. De knallen om haar heen mag zij dan als saluutschoten beschouwen. Zooals het in Nederland gaat, gaat het ook overal elders, waar de snippen zich vertooneii op den weg van Noord-Europa naar het Zuiden, en dikwijls genoeg ook op de reis in omgekeerde richting. Kigenlijk is het een wonder, dat de soort zich nog staande kan houden. Ken groot voordeel is Vlet, dut zij in den broedtijd niet veel gevaar loopt; de kleuren, zoowel van den ouden vogel, als van eieren en jongen, passen zich prachtig aan den boschbodein aan. In ons land is de voorjaarsjacht op houtsnippen tegenwoordig niet meer toegestaan; in dat opzicht verkeeren deze. vogels in heel wat gunstiger omstandigheden dan hun kleinere verwanten, de watersnip en bet bokje. Er zijn evenwel nog landen, waar ook in den paaren broedtijd lustig op deze vogels gejaagd wordt en bij voorkeur worden zij dan ..in de snippenvlucht" geschoten. Want meer nog dan in den herfst fladdert de houtsnip op schemeravond rond in het broedseizoen. Wanneer zal de tijd toch komen, dat men algemeen inziet de vervolging van een diersoort niet al te straf te kunnen uitoefenen? CHAMPAGNE KRUG&CO REIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITS! KRONIEK Historische Tooneeleyclus B. en W. van Amsterdam koesteren een zonder ling plan. Zij willen dit seizoen voor liet volk" een ..historische tooneeleyclus" opvoeren. ..waarin een over/icht wordt geboden van de tooneellitteratuur."..Kenomwverp(isgerefd) vooreenhistorischen tooneeleyclus. bestaande uit tien tooneelstiikken en omvattende een werk uit elk van de meeste ken merkende tijdvakken der tooneelliteratuur van de Grieken tot heden." Dat ziet er degelijk en wetenschappelijk uit en schijnt de koe der Volksontwikkeling resoluut bij de horens te pakken. Wij zullen krijgen bijv. den Oedipus, een stuk van Plautus, dan Elckerlijk, en Lanseloet. Vervolgens de Warenar en de Gijsbreijht (die toch al op het repertoire staat). Een stuk van Molière en een van Shakespeare. Om te eindigen, laat ons Keggen, met Menschenhaat en Berouw en een werk van Mevr. Simons?Mees en zeker een van Heyermans. Maar dan hebben wij er al meer dan tien. Een ,,tijdvak" zal er dus uit moeten vervallen. De overige echter zullen onverdroten langs ons henen trekken en wij zullen ze stuk voor stuk genieten en aan het eind precies weten hoe van die Grieken af het Tooneel zich ontwikkelde. Zou er werkelijk iemand zijn. die dat geloof t V Het staat te vreezen, dat de arbeiders, het Volk, al die heterogene vertooningen eer vreemd dan mooi zullen vinden en moeite hebben er, trots uitleggende en samenvattende prologen, een touw aan vast te maken. Maar zeker zal die summiere opeenvolging van dramatische getijden hun niets hoegenaamd leeren aangaande de ..ontwikkeling van hot drama.'' behalve dan. dat zij constateeren, hoe 't telkens weer anders raar is. Zelfs indien tussohen de ..tijdvakken" door gansche cursussen worden gegeven om het inzicht te verhelderen, zal de indruk toeh maar een verwarrend chaotische blijven, en eigenlijk ware het dan aan te bevelen, die cursussen alleen te behouden en de opvoeringen maar weg te laten. Misschien dat er dan hier en daar indeidaad een begrip verheldoid weid. Want met die 1(1 opvoeringen a ? 2.5(1 zal er enkel wat vermeerdering van nutteloos en ijdel weten wolden bereikt, een veel mirder dan halve kennis, die vooral geraas maakt. Omdat, eenvoudig. het Drama en zijn Ontwikkeling zieli zoo niet tooneri laten. 15ij do beeldende kunsten en de muziek kan men in sommige gevallen voor oog en oor de ontwikkeling demonstreeren door diverse gevallen naast elkander te stellen en dan op de verschillen on overeenkomsten te wijzen. Gezichtsindrukken en gehooi indrukken liggen ieder in een afgepaste sfeer en hun ontwikkelingin de kunst gaat langs hun eigen lijntje. Maar niet hot tooneel is het gansch andeis gesteld. Dat is meest een synthese van de kunsten en in zijn representatieve gevallen een kort begrip van een beschaving; tevens. Hoe HOU men dan zijn beteekenis en ontwikkeling kunnen toonen aan wie van die beschavingen geen begrip hebben? Kn dat hebben zij niet. arbeiders niet en burgeis niet. en daarom zullen die historische vertconingen inderdaad ijdel vertoon blijken, al -/.al er allicht zeker siiobbisme zijn. dat er naar verlangt. Doch het zou dei- Overheid gewis niet kwaad staan met ecnig onderscheidingsvermogen op die verlangens neer te zien en niet zoo maar aan alle mallighedeii toe te geven. F. C. Koninkl. Boomkweekerij Wilhelmina," Charles van Ginneken & Zoon, Zundert, N.Br: Het van ouds gunstig bekende adres voor Dennen ,ter bebossching(uitsiuitend Inhetmsch zaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Boomen en Heesters. Catalogi op aanvraag gratis en franco. Tel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wilhelmina, Zundert

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl