Historisch Archief 1877-1940
het Stedelijk Museum
*r
IASSGHAERT
i
^ wat min worden gemist. Ook haar
r werk is Duitsch van aard (als
t ?'? de prenten van Krop l), maar in
L haar is, anders weer dan in haar
P vader, toch de opstand natuurlijk,
f hoawel niet het gevolg van een
t politieke cf oekonomische
hardnek'r kigheid.
Bosma
Klnderprenten door Sliep Dehé,
bij Van l/Ier, te Amsterdam
Ik geloof, dat kinderen deze prenten
aardig vinden. Dat is niet altijd het
geval bij prenten voor kinderen; ik
meen zelfs te weten, dat het zeldzaam
het geval is! Deze werkjes van
Mevr. Miep Deh
zijn een soort
uitknipsels.
ITitgeknipte vormen van
beesten, huizen,
planten en wat nog
meer dichtbij het
kind is, de kleine
mannekens, de
dwergen,etc., vindt
ge geplakt op een
achtergrond en ge
geven op d'een
voudige en toch
phantaisie-rij k e
wijs, die het kind
vertrouwd is. K n
er is ook iets in, den rijkdom van
de opplaksels" dat kinderen prettig
vinden; er is veel aan te kijken; er is
een drukte van allerlei en het geheelkan
tot fleurigheid toe vroolijk zijn en niet
grof noch precieu^.
Bremmer over van der I^eck.
Ean inleiding van Brommer in een
katalogus nadert het koddige. Ik
had reeds lang het gevoel, dat Brem
mer, de détailaesthetikus, koddig
moest worden want alle dogma
tici worden dat op een bepaald
oogenblik, wanneer zij zich zelf als opperst
wezen gaan aanzien en zich niet meer
nagaan, niet meer controleeren. Bij
Bremmer is voor het koddig worden,
meer dan n noodzaak; hij moest
zich ten slotte overpraten in zooveel
lessen als hij gaf; hij moest zich over
schrijven in zoo veel uitleggingen;
hij moest niet meer kunnen opletten
op zich zelf en van zelve was de
koddigheid er. De apodiktische Brem
mer is vermakelijk. Was hij dat niet
in de Van-Gogh-moeilijkheden door
een toomcloos aplomb; hoe was zijn
overschatting van Van der Nat; was
hij niet vermakelijk
in zijn schilderende
learlingen, die al
len den vlijt van
tienduizenden stip
pels hebben ? Hij
was het; hij werd
het meer door de
inleiding; waarover
ik juistj schreef.
De detailaestheti- i
cus Bremmer, toch
weet ,,nademaal"
hij Van der L( ck
kent, dat deze een
ernstig man is en niet
,.buitennissig." Hij, Bremmer, schrijft dat
op zijn trant en zijn woordenreeks
koel en hooghartig neer. Maar mist
Bremmer ook het psych< ilogiseh inzicht
of laat hij de woorden zoo maar en onbe
heerd van zich gaan? Want wat is
dat voor een armelijke aanbeveling
voor een schilder, dat hij ernstig is
en niet buitennissig." Dat iemand
ernstig is en niet buitennissig lijkt
mij een aanbeveling voor een huis
knecht: ge zijt dan zeker, dat uw
schoenen op tijd en niet van binnen
worden gepoetst. Ken schilder, die
niet buitennissig" is in zijn werk,
behoort gewoonlijk tot de overtolligen,
vooral wanneer hij doodgewoon heet
als hij begint ! Maar deze
,.qualificatie" van Brommer dient om de ..sche
mata" lij Van der I.eek te doen
aanvaarden, die Brommer langs een
evolutie naar
hetsynthetischoenmonumeiitale verdedigt en waaralle
voorstellingsinhoud (wateonhollandsch woord)
langzaam w< >rdt losgelaten. (i e weet wat
ik bedoel met schemata; ge hebt die
in boeken over planten; ge hebt die bij
Kathe Kollwitz
Peter Alma
Visn der Leek; eigentlij k zijn het ver
armingen ! Maar Brommer is nog niet
tevreden hiermee om den schilder te
verdedigen in deze schemata. Hij
laat hem daar-na met den
voorstellingloozen inhoud aan het
geometriseeren? slaan.
Ik zie van der Leek;
hij slaat met en
naar niks; ten
minste zóó ziet
Bremmei1 het. Dit
zou een allerijlst
s.xl zij r, iets voor
AristophanesiMaar
zegt Bremmer ver
der over zijn te
verdedigen schil
der: dit doen (deze
ontwikkeling) had
zin voor Van der
Leek. Wanneer wij dezen geheelon
passus met ernst en niet buitenissig
nagaan, kunnen we niets doen dan
hopen dat al dat doen. al dat
ontwikkelen meer zin had voor Van
der Leek dan deze zin van Brem
mer zin (d.i. inhoud) heeft. Xa deze
wijsheid is Bremmer nog niet aan
het eind. Hij gaat voort, hij
decreteert: ..De groote beteekenis van het
werk is echter de diepe ernst en de
groote overtuiging waarmee hij beelden
(gegeoruetriseerden voorstellingloozeii
inhoud?) plastisch emotioneel naar
voren brengt, waarom wij het dan
ook ..Beeldende Kunst noemen.''
Is dit geen aardige overrompeling
voor Brommer's leerlingen? Al deze
overtollige woorden, en zonder in
houd !... Ik heb altijd gedacht, dat
Bremmer woorden gebruikte K!S slaap
middelen.
Maai'. Brommer gaat voort, hij
wil U don door hom meego.sleurden
kunstenaar ook doen ontmoeten, want
dan zal hot u blijken., met n der
grootsten van alle tijden te doen te hebben."
Wie zou durven ontkennen, dat dit
een eerepromotie, is voor Van der Leek.
die ernstig is en niet buitenissig volgens
Brommer. Is dit geen. eerepromotie'?
Charley Toorop