De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 6 december pagina 7

6 december 1930 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2792 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN [6\ DECEMBER 1930 Uit de Natuur: t T' DECEMBER door Dr. Jac. P. Thijsse E hebben zachte Decembers en stren ge, maar zachte toch het meest. Menig maal ziet om Sinter klaas het kreupel hout al groen van de ontluikende kam perfoelie. De Italiaansche Aaronsk elken stonden in No vember al in blad, dat is zoo hun uitheemsche natuur, maar de gewone Aaronskelken schie ten toch ook al in Dacember met donkergroene groeipieken uit den grond, tegtlijk niet sommige tulpen en crocusjes en vogelmelk. Fluitekruid ontplooit zijn blad. Da" Winterjasmijn begint meestal reeds in November te tloeien en staat dan in December in rijken tooi en dan kan ook de Tooverhazelaar (Hamamelis) een begin maken. Maar ook zonder die vreemdelingen hebben we nog bloemen genoeg: de altijd bloeiende made liefjes, sterremuur, kruiskruid, doovenetel en daar komt dan in een zachten December de voorjaarsvroegeling bij en waarlijk ook wel onze gewone hazelaar, die anders tot Februari moet wachten. Ook gaan allerlei soorten van planten voort met ontkiemen; de Judaspenning schijnt er bijzonder van te houden om dat te doen omtrent Nieuwjaar. In zoo'n zachten winter blijkt eerst goed, wat een merkwaardige positie ons land in de wereld inneemt en wat belangrijke studies wij hier zouden kunnen maken omtrent periodiciteit bij planten en dieren, omtrent vogeltrek en winterslaap en hoe gevaarlijk het is om dergelijke wetenswaardig heden te vertalen uit het Duitsch. Ik twijfel er aan, of onze eekhoorns wel ooit een winterslaap hebben, zelfs in strenge winters. Egels heb ik dikwijls -'.:.:.:: .;?? ?-??: ;: ?;. - ^if;^;xi<f;i«fi>m mw-*mmmwmmmi omtrent Kerstmis zien rondkuieren en vleermuizen heb ik dan ook wel zien rondfladderen. Dat is dan in winters zooals 1921 en 1922. Tal van trekvogels, die eigenlijk naar het warme Zuiden" dienden te gaan, blijven hier overwinteren, zooals de roer dompen, kiekendieven, baardmeesjes. rietgorzen van het Naardermeer en de kluten van de Zeeuwsche stroomen. Doorgaans lukt dat wel, maar soms, zooals in 1917 en 1929, bekomt het hun heel slecht en moeten ze hun nieuwe gewoonten met den dood bekoopen. We vinden dan in den volgenden zomer van deze vogels maar bitter weinig nesten. Zoo blijft in den loop der jaren de toestand toch vrij wel dezelfde. In November zagen wij reeds, dat do vogels, zooals de goudhaantjes, zich gaan vertoonen bij tweetallen; zij zijn dan gepaard, hoewel van paren nog geen sprake is. Maar zij zingen alsof het al voorjaar was en veel andere soorten met hen. In December kunnen we vast en zeker het zingen hooren van goudhaantje, pimpelmees, zwarte mees, winterkoning, boomkruiper, boomleeuwerik en soms ook van lijstersoorten. Er wordt onder de vogelkenners nogal eens druk gediscussieerd over de vraag of deze zang nu liefdezang is of eenvoudig een uiting van kracht, welbehagen, levenslust. Wel, uit dat gepaard zijn zou ik toch besluiten tot het eerste en in die meening word ik versterkt, wanneer ik zie, dat sommige van die vogels ook blijven zingen bij vorst en sneeuw, wanneer ze moeite genoeg hebben om aan den kost te komen. Onder zulke omstandigheden heb ik winterkoning, pimpelmees en boomkruipertje wel heel lustig hooren zingen en het is wel zeer waarschijnlijk, dat dat dan was om of voor het wijfje. Maar wat dan ook de oorzaak of aanleiding moge zijn, de winterzang der vogels geeft een groote bekoring. Men hoort hen het meest in den morgen en in den avond, ook wel op het midden van den dag en de boomleeuwerik zelfs na zonsondergang. Mooier winterstemming is er haast niet dan die, gewekt door leeuwerikzang aan den boschrijken binnenrand van het duin, wanneer de roodborstjes en de merels in de struiken nog hun laatsten avond roep doen hooren. Nieuwe Uitgaven Bij G. F. Callenbach, Uitgever te Nijkerk is verschenen het keurig verzorgde Zevende Kerstboek, met bijdragen van J. K. van Eerboek, L. E. Jan H. de Groot, Dr. J. II. Gunning J.llzn., Herman Hana. H. J. Heynes, D. Ilogenbirk Jzn., Il'endrika Kuyper?van Oordt, J&mes Leynse, Ignatia, Lubeley, Helene Hwarth, A. Wagenaar. Samenge steld onder redactie van I'. J. Msseeuw. KRONIEK Bilderdijk-herdenking HET meer conservatieve en gezeten'^deel des Nederlandschen volks maakt zich op om Bilderdijk te huldigen, nademaal het weldra 100 jaar geleden zal zijn, sinds die groote man geboren werd. Vijf en twintig jaar geleden, in 190Ü, werd hij ook gehuldigd, want toen was het 75 jaai; geleden sedert den dag zijner geboorte. Doch aan die huldiging scheen, hoe dan ook, iets te ontbreken, want, volgens de circulaire ad hoc; bracht zij het maar tot een gedeeltelijk eerherstel." Thans is het tijdstip gekomen waarop dit, zijn eerherstel volledig behoort te worden". Velen in den lande schijnen dit ook zoo gevonden te hebben, want ,,in slechts enkele dagen tijd (heeft) zich reeds een Comitégevormd van een honderdtal vooraanstaande personen uit verschillende kringen der maatschappij," terwijl toch het lidmaat-_ schap van een dergelijk comiténiet zonder gevaar schijnt te zijn. Immers, gelijk de circulaire uit drukkelijk vermeldt: van het Bilderdijk-conüt 1906 zijn o.a. de Eere-voor/.itter, verscheiden Eereleden, benevens twee opvolgende Voorzitters. en de 2e Secretaris overleden." Welk een sterfte ! De circulaire zegt ,,o.a.", blijkbaar is dus zoo goed als het gansche comité, ouden en jongen, in minder dan vijf en twintig jaar gesneuveld. Kr behoort alzoo moed toe nog eens een dergelijk gezelschap te gaan vormen, en dat in enkele dagen tijds" honderd voorname personen, zonder lijf of leven te achten, zich als lid opgaven, pleit niet weinig voor den moed en geestdrift onzer natie. Temeer, omdat men volstrekt niet zeggen kan, dat in de ledenlijst alleen afgeleefden en ouden-van-dagen voorkomen, al zijn die dan ook in de meerderheid. Uit dit alles blijkt wel, dat de huldiging, welke deze vastberaden Heldenschaar voor heeft, niet een gewone maar een polemische is. Wij wenschen Bilderdijk te huldigen als dichter en denker, als groot nationaal-historische figuur. als vurig vaderlander...." zegt de circulaire. Maar, behalve een enkel levend anachronisme, i* er wel niemand meer, die het op den dichter Bilderdijk met zijn ratelende rijmen erg begrepen heeft. En derfen/t'Érwordtenkelvan antirevolutior.naire zijde" nog gewaardeerd. Rest de nationaal historische figuur" en de vurige vaderlander.'' Om dezen gaat het waarschijnlijk en verdringen zich. ten minste de bewusten, onder deze voor aanstaande personen." Bilderdijk was een orangist en een tegenstrever van nieuwe vormen en nieuwe ideeën. Men kan, met eenige moeite, heel goed een soort fascistischen heilige van hem maken: het symbool van Behoud, Orde en Nationale Eenheid. Ik vermoed, dat al die vermetele vooraanstaan den" niet zoo ras te hoop waren geloopen, als Bilderdijk's historische figuur hun dit niet had gesuggereerd. En het knekelhuisachtig gerammel zijner gedichten, dat nu aanstaande is, zullen zij er voor over hebben, om een gemeen vaandel, een gemeenschappelijke leuze te be/.itten, die ons wefr naar alle dierbaarheden en deugden der 19e eeuw terugvoert, ter redding uit de'verbijsterende veiwarring dezes nieuwen tijds.^ gal v F. C.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl