Historisch Archief 1877-1940
Kerstnummer
Hoe dom van ze, daar in die zon te blijven braden; kijk, onder
die boomen daar....
. Die kastanjes?
Daar is.veel meer schaduw. Willen we eens zien?
Goed....
Zij klommen op, terwijl hij haar hielp en zij drongen het geboomte
in, dat het panorama met zijn zonnige aquareltinten van groen
en koeien voor hun oogen afsloot, maar het was er zeer lommerrijk,
als in een koepel van bladeren, terwijl daar buiten de zon alles stoofde.
O, hier is het lief ! riep Lili uit. En kijk eens, viooltjes.. ..
Zij zette zich op een zetel van mossig zand en plukte. En hij vlijde
'zich aan haar voeten neer, te gelukkig om veel te spreken en speelde
met de roode kwasten van haar parasol.
Kom, nu moet je fluiten, Georges. . .. om de anderen te laten
komen! sprak zij schalks, wel
wetende, dat hij het niet zou doen.
Ik kan niet fluiten, ik heb het
nooit kunnen doen ! antwoordde
hij en keek haar lachend aan.
Zij ^lachte ook en wierp hem
haar viooltjes in het gelaat, en
hij verzamelde ze, en stak ze in
zijn knoopsgat. Toen vatte hij
haar hand en zag haar aan.
Hou je van me? vroeg hij,
, met zijn oogen in de hare. Zij legde
haar witte handjes op zijn schou
ders en terwijl zij hem vast aanzag
boog zij zich langzaam voorover.
Wat? vroeg zij vol teerheid.
??Hou j e van me ? herhaalde hij
weder en zij boog zich voorover
zoodat zij n lippen delokjes op haar
voorhoofd beroerden en ze kusten.
??Ja, sprak ze, en liet haar
hoofd rusten op het zijne. Ja, ik
hou van je.
Zoo bleven ze een wijle, terwijl
hij in zijn ongemakkelijke houding
genoot onder het wicht van het
kopje op zijn hoofd. Maar toen
zij zich. oprichtte en hem weder
lachend aanzag, vlijde hij zich
meer aan haar zijde uit en legde
zij haren arm om zijn hals.
Weet je.... Emilie.. .. begon hij.
Wat? vroeg zij.
Emilie heeft met mijn vader gesproken, en zou ze niet eens
met je ouders kunnen komen praten ?
Ja! antwoordde zij, in een glimlach glanzend. Maar ik geloof
niet.... ik weet niet, of....
-??Emilie kan goed praten....
Je houdt veel van haar, hè?
Ja.... ook van jou....
Zij drukte zijn hoofd vaster in de mollige ronding van haar arm
en zij gaf hem een kus op zijn voorhoofd: haar eersten.. .. En de
,geur van het mos en de viooltjes, stoovende in de lauwe warmte
die uit het dak van den bladerkoepel neerzonk, vermengde zich als
een zucht, waarvan de zoetheid haar bezwijmelde, terwijl haar kleine
hand zich liefkoozend sloot en zijn lichtbruin haar verwarde.
Zij luisterde, steeds met dien zelfden gelukkigen glimlach, naar
zijn zachte stem, terwijl hij haar vertelde van het gesprek, dat hij
met zijn zuster had gewisseld vóór hij nog wist, of Lili ooit van hem
zou houden. Hij had zich toen wel een pooze wankelmoedig gevoeld;
nu echter scheen de heele wereld hem een licht te torsen last toe.
Emilie dacht, dat je geen armen man zou willen hebben.. . .
Wil je geen armen man hebben....?
Ben jij arm?
Ja, ik ben niet rijk.
Goed, dan wil ik wel een armen man hebben. Ik ben, o, zoo
zuinig als het moet. Ik doe soms wel drie maanden met mijn toiletgeld
voor n maand. En zie ik er niet
altijd netjes uit?
Beeldig....
Maar ik geloof nooit, dat jij
zuinig bent. Ik geloof, dat jij veel
behoeften hebt, meer dan ik....
Ik heb geen behoeften als ik
jou heb. Je bent alles voor me.
Houdt Emilie van me?
Natuurlijk. Ze zal ons moe
dertje zijn. En je wilt dus overal
met me mee. Naar Caïro? Naar
Constantinopel? Naar de Kaap?
Naar Lapland, als het
moet.... Overal....
Mijn eigen vrouwtje !
Hij sloot haar even vast aan zijn
borst en kuste haar. Het werd
hun, alsof de wereld voor hen
wegzonk, en alsof zij alleen waren
in een paradijs. . . . het werd hun
of zij het eerste paar waren, dat
elkaar liefhad, of er nooit bemind
was vóór hen....
Mama vraagt, of jullie
komen ontbijten?*) riep Johan
Van Kijssel het viertal toe, dat
lag te mijmeren in de zon. Luit',
groote menschen; hè, jullie liggen
te slapen, geloof ik. ...
En hij klom naar hen toe en vocht met Paul, wiens groote ledematen,
in volle lengte uitgespreid, hem ergerden. Frédérique en Etienne
richtten zich op uit hun teedere houding en beweerden honger te
hebben.
Zeker van het nietsdoen? schreeuwde Jan, die hen ook kwam
roepen. Wij hebben al geschommeld en gewipt en met den -ezelwagen
gereden en op een hooiwagen geklommen, en jullie liggen maar te
dutten....
Chut ! Meer eerbied, hoor, voor den ouderdom ! sprak Marie
deftig.
*) déj eimeer en".
DIT KERSTNUMMER GRATIS
voor hen die zich per 1 Januari 1931 als abonn
opgeven op DE GROENE AMSTERDAMMER".
Keizersgracht 355, Amsterdam, C. Post-Giro 72880,
Giro Amsterdam G. 1000, Telefoon 37964