De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 december pagina 10

20 december 1930 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Kerstnummer Hoe dom van ze, daar in die zon te blijven braden; kijk, onder die boomen daar.... . Die kastanjes? Daar is.veel meer schaduw. Willen we eens zien? Goed.... Zij klommen op, terwijl hij haar hielp en zij drongen het geboomte in, dat het panorama met zijn zonnige aquareltinten van groen en koeien voor hun oogen afsloot, maar het was er zeer lommerrijk, als in een koepel van bladeren, terwijl daar buiten de zon alles stoofde. O, hier is het lief ! riep Lili uit. En kijk eens, viooltjes.. .. Zij zette zich op een zetel van mossig zand en plukte. En hij vlijde 'zich aan haar voeten neer, te gelukkig om veel te spreken en speelde met de roode kwasten van haar parasol. Kom, nu moet je fluiten, Georges. . .. om de anderen te laten komen! sprak zij schalks, wel wetende, dat hij het niet zou doen. Ik kan niet fluiten, ik heb het nooit kunnen doen ! antwoordde hij en keek haar lachend aan. Zij ^lachte ook en wierp hem haar viooltjes in het gelaat, en hij verzamelde ze, en stak ze in zijn knoopsgat. Toen vatte hij haar hand en zag haar aan. Hou je van me? vroeg hij, , met zijn oogen in de hare. Zij legde haar witte handjes op zijn schou ders en terwijl zij hem vast aanzag boog zij zich langzaam voorover. Wat? vroeg zij vol teerheid. ??Hou j e van me ? herhaalde hij weder en zij boog zich voorover zoodat zij n lippen delokjes op haar voorhoofd beroerden en ze kusten. ??Ja, sprak ze, en liet haar hoofd rusten op het zijne. Ja, ik hou van je. Zoo bleven ze een wijle, terwijl hij in zijn ongemakkelijke houding genoot onder het wicht van het kopje op zijn hoofd. Maar toen zij zich. oprichtte en hem weder lachend aanzag, vlijde hij zich meer aan haar zijde uit en legde zij haren arm om zijn hals. Weet je.... Emilie.. .. begon hij. Wat? vroeg zij. Emilie heeft met mijn vader gesproken, en zou ze niet eens met je ouders kunnen komen praten ? Ja! antwoordde zij, in een glimlach glanzend. Maar ik geloof niet.... ik weet niet, of.... -??Emilie kan goed praten.... Je houdt veel van haar, hè? Ja.... ook van jou.... Zij drukte zijn hoofd vaster in de mollige ronding van haar arm en zij gaf hem een kus op zijn voorhoofd: haar eersten.. .. En de ,geur van het mos en de viooltjes, stoovende in de lauwe warmte die uit het dak van den bladerkoepel neerzonk, vermengde zich als een zucht, waarvan de zoetheid haar bezwijmelde, terwijl haar kleine hand zich liefkoozend sloot en zijn lichtbruin haar verwarde. Zij luisterde, steeds met dien zelfden gelukkigen glimlach, naar zijn zachte stem, terwijl hij haar vertelde van het gesprek, dat hij met zijn zuster had gewisseld vóór hij nog wist, of Lili ooit van hem zou houden. Hij had zich toen wel een pooze wankelmoedig gevoeld; nu echter scheen de heele wereld hem een licht te torsen last toe. Emilie dacht, dat je geen armen man zou willen hebben.. . . Wil je geen armen man hebben....? Ben jij arm? Ja, ik ben niet rijk. Goed, dan wil ik wel een armen man hebben. Ik ben, o, zoo zuinig als het moet. Ik doe soms wel drie maanden met mijn toiletgeld voor n maand. En zie ik er niet altijd netjes uit? Beeldig.... Maar ik geloof nooit, dat jij zuinig bent. Ik geloof, dat jij veel behoeften hebt, meer dan ik.... Ik heb geen behoeften als ik jou heb. Je bent alles voor me. Houdt Emilie van me? Natuurlijk. Ze zal ons moe dertje zijn. En je wilt dus overal met me mee. Naar Caïro? Naar Constantinopel? Naar de Kaap? Naar Lapland, als het moet.... Overal.... Mijn eigen vrouwtje ! Hij sloot haar even vast aan zijn borst en kuste haar. Het werd hun, alsof de wereld voor hen wegzonk, en alsof zij alleen waren in een paradijs. . . . het werd hun of zij het eerste paar waren, dat elkaar liefhad, of er nooit bemind was vóór hen.... Mama vraagt, of jullie komen ontbijten?*) riep Johan Van Kijssel het viertal toe, dat lag te mijmeren in de zon. Luit', groote menschen; hè, jullie liggen te slapen, geloof ik. ... En hij klom naar hen toe en vocht met Paul, wiens groote ledematen, in volle lengte uitgespreid, hem ergerden. Frédérique en Etienne richtten zich op uit hun teedere houding en beweerden honger te hebben. Zeker van het nietsdoen? schreeuwde Jan, die hen ook kwam roepen. Wij hebben al geschommeld en gewipt en met den -ezelwagen gereden en op een hooiwagen geklommen, en jullie liggen maar te dutten.... Chut ! Meer eerbied, hoor, voor den ouderdom ! sprak Marie deftig. *) déj eimeer en". DIT KERSTNUMMER GRATIS voor hen die zich per 1 Januari 1931 als abonn opgeven op DE GROENE AMSTERDAMMER". Keizersgracht 355, Amsterdam, C. Post-Giro 72880, Giro Amsterdam G. 1000, Telefoon 37964

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl