Historisch Archief 1877-1940
Kerstnummer
13
In ieder geval was het werkelijkheid dat mejuffrouw P., na den
door de natuur gestelden termijn beviel, en wel op een even ongewone
wijze als zij tot des bevallens oorzaak was geraakt. Zonder eenige
pijn of arbeid bracht zij namelijk een zoon ter wereld, half zingend
en schertsende woorden toevoegende aan de beangste baker, die
juist de allerergste zwarigheid verwachtte.
Nauwelijks was dit kind echter geboren, of het lied veranderde
van toonaard: een wild krijten, een hartverscheurend geschreeuw
weerklonk, als van een dier dat men levend zijn ingewanden uitrukt.
Uren lang duurde het, buren vielen in onmacht, honden jankten in
de straat, toen zij eindelijk meer dood dan levend een tweede
zoon ter wereld bracht, welke ondanks zijn veel zwaarder geboorte
sprekend zijn broeder geleek. De eerste werd Jan genoemd, de tweede
Jakob.
Het was in een andere plaats dan mijn geboortestad dat mejuffrouw
P... toen haar winkel dreef, zoodat het niet bekend is of zij de beide
knaapjes gelijkelijk behandelde. Maar wel is het zeker, dat zij hen
meermalen toevoegde, dat Jan het kind was harer liefde, een kind
uit zachtheid en toegenegenheid voortgekomen; Jakob daarentegen het
kind van violentie en overmacht. En zij had reden dit te zeggen.
Jan toch, volgde als een schaduw zijn broeder, hielp hem als hij
viel, liet hem het leeuwendeel der vruchten opeten die zij samen
stalen, nam gaarne de schuld op zich wanneer zij beiden bestraft
zouden worden. Jakob echter was al vroeg een ruwe gast: nog voor
hij het kromspreken was ontwend, bezigde hij al vloekwoorden, was
jegens iedereen een schelm, behalve wanneer het zijn broeder Jan
gold, dien hij ontzag en verschoonde waar hij maar kon. De vriend
schap tusschen deze twee was ook iets waardoor een elk getroffen werd.
Daar zij noch doof, noch blind waren, bemerkten deze eigengereide
knapen al ouder wordend gauw genoeg, dat een ieder ze weerde als
kinderen der schande, kinderen van een bizonder gróóte schande.
Geen ouders waren zoo onvoorzichtig hun kroost te veroorloven
mee te doen aan de steeds gevaarlijke of laatdunkende spelen dezer
knapen. Geen schoolmeester wenschte zijn klas te bezoedelen door
hun aanwezigheid. Zoodat zij opgroeiden voor galg en rad, met
geenerlei deugd behept, of het moest zijn de vriendschap voor elkander,
deugd die zij niet alle schelmen en boeven gemeen hebben.
Waarschijnlijk verdroot het hun toch, door een ieder geschuwd
te worden als de moolik en de droes. Tenminste toen zij zestien jaar
oud waren, zeiden zij tot hun moeder: Dit nest van hypokrieten
verlaten we; ergens moet de wereld wijder zijn dan tusschen dijken
en duinen. Wij blijven geen dag langer. Ga je mee, moeder?"
De plaats van een vrouw is bij de haard," antwoordde mejuffrouw
P... Ondervinding en de jaren hadden haar wijzer gemaakt.
De drieste jongens stoorden zich niet aan dit doordachte antwoord,
en vertrokken dienzelfden avond. Mejuffrouw P... verkocht haar
winkel en verhuisde naar mijn geboortestad, waar toenmaals niemand
haar kende, zoodat zij de eerste jaren tot een dragelijke welstand
geraakte. Pas later drongen de geruchten ook door in de nieuwe
veste welke haar herbergde; het een na het ander.
Veel later hoorde ik echter de geheele geschiedenis en het einde ervan:
Dat mejuffrouw P... zeer ernstig ziek werd, en naar Frankrijk schreef
aan haar zoons om ze nog eenmaal te mogen weerzien. fX-zen hadden
zich intusschen, gelijk te verwachten was, een weg gebaand door de
wereld. Jan, de zachtaardige, was eigenaar geworden van een groote
Bank van Leening, welke hem ruime winsten scheen af te werpen.
Jakob had het gebracht tot leider van een beruchte dievenbende,
terwijl de vrucht van beider vriendschap een belangengemeenschap
was welke stellig hierin zal bestaan hebben, dat Jan de goederen
heelde welke Jakob stal, en deze op zijn beurt Jan's begunstigers
het geld afhandig maakte dat zij voor hun beleende goederen
ontvingen.
Ten tijde der zware ziekte van mejuffrouw P... gebeurde lut
juist, dat Jakob, de dievenleieler, op ernstige wijze kennis
maakte met het gerecht, gelijk reeds lang tevoren had behooren
te geschieden. En hoezeer Jan ook zijn best deed om de schuld
op zich te laden, liet gelukte hem niet zijn broeder uit de
gevangenis te houden en zelf daarin te gaan. Op dat tijdstip
ontvingen zij het schrijven van de vrouw die hen gebaarel had
die ik niet met de naam van moeder te betitelen waag.
Hoewel nu Jan, het kind van de liefde, had behooren te gaan, deed
hij dit niet, zeggende dat hij zijn broeder niet in diens nood wilde
verlaten, ofschoon Jakob hem bezwoer mede in zijn naam de oude
vrouw te bezoeken.
Woog de geheimzinnige band welke tweelingen bindt hern zwaarder
dan de kinelerplicht ? Of was het de zorg voor zijn Bank van Leening
die hem weerhield? Waar het zulke snoodaards betreft, heeft men
recht het laatste te veronderstellen. Jan ging niet.
Doch toen hij na eenige dagen zijn broeder in de gevangenis wilde
bezoeken, vernam hij van den cipier dat Jakob de vorige nacht was
uitgebroken en ontvlucht. Eerst na een week werd Jan op een avond
opgeschrikt door het tikken tegen zijn raam.
,,Ik ben het, Jakob ! Doe open," fluisterde een stem.
Jan omhelsde zijn broeder, waarna deze vertelde in het geheim
naar Holland te zijn gereisd, om zijn moeder in hare krankheid te
troosten. Zij stierf in zijn armen, zuchtende: Vaarwel Jan, mijn
lieve zoon," en zich vervloekende door te zeggen: O Booze, komt gij
eindelijk terug. .. . eindelijk?"
De tweelingen lachten schel bij dit verhaal, alsof er een anccdote
verteld was.
Hoe ik dit alles weet ? zal UEd. zich hierbij afvragen. Het verloop
der historie verklaart het u. Lang zag Jan de kans zijn broeder te
verbergen voor diens gerechte hateren. Doch zelfs in zoo slecht
geordende landen als Frankrijk zijn de armen der Justitie langer dan
de schelmen gemeenlijk vermoeden. Jakob werd weder gevat.
Men veroordeelde Jakot tot de galeien, alwaar hij na weinig maanden
reeds verkwijnde en stierf. _, n vermocht hem niet te volgen, maar
evenmin zijn geliefde broeder te vergeten. Het verdriet en de een
zaamheid werkten zuiverend op zijn gemoed. Men moet wel gelooven
dat hij werkelijk een kind der liefde was, want in enkele jaren tijds
werd hij een dichter die vele schoone lierzangen schreef over een
kameraad en wapenbroeder" en een groot episch gedicht over Kastor
en Pollux, waarin hij in overschoone jamben ele belofte deed zijn broe
der tot in den Hades te zullen gaan vinden, en waarin hij, onder
symbolen verscholen, ele geschiedenis van geheel zijn familie bezong.
UEd. zal het ongetwijfeld gelezen hebben, want naar ik vernomen
heb, is de beroemde, onlangs verscheiden Eransche bard welke
schreef onder den naam van Paul Delapée, niemand anders dan Jan,
de zoon van mejuffrouw P... ! Hij schijnt inderdaad de onsterfelijkheid
te zullen deelachtig worden.
Welaan dan, Edelgeboren en Hooggeleerde Heer ! Ik hoop U met
deze ware geschiedenis niet al te zeer verdroten te hebben uit onnutte
spraakzaamheid. Slechts wilde ik u ecnig materiaal verschaffen voor
de zoo interessante theorie waarop ik meende- dat Uzelf reeds in Uw
voordracht /inspeelde: dat niet alle verhalen der oude mythologie
als simpele verdichtsels moeten opgevat worden, en dat in elke fabel
wel een draad van Ariadne is geweven, die tot de waarheid voert.
Geloof mij nogmaals een groot bewonderaar van uw kennis, en uw
dankbare schuldenaar voor al het schoone en wetenswaardige dat
ik uit uw mond mocht vernemen, mij noemende,
Van UEd. de onderdanige dienaar,
J. S. C... hulponderwijzer.
In Londen de bus
Israëls