De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 december pagina 2

20 december 1930 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

; Quadrille des Lanciers door Kees van Bruggen Afgestaan voor de Groene Amsterdammer" door Isaac Israëls l' r ~TERUGJ£ denken is als het na tellen van z'n portemonnaie.. .. Hoe was het ook weer ? Die van Ze ventig waren toen twintig, ze gingen met paardetrammet j es van den Dam, en de Willemsparkweg.waar ze heen reden, lag nog buiten de gemeente. Daar stond het nieuwe Concertgebouw in de kikkers, die zongen mee met de populaire" concerten in den tuin, en de kellners, knerpend met hun zware schoenen in het dikke grind, ram melden met de glazen. Aannemen! riep iemand in de Egmond-ouverture, en vóór de bijl viel gaf Jan terug: Annéme, meneer! Wat de trammet j es betreft, die stopten aan alle huizen. Er woonden daar schutter-deserteurs met hun gaden, ze leefden vrij en blij in het gebied der parasiteerende buitengemeente, die een roof vormde om de nakende buitenstad daar stonk nog de waskaarsenfabriek en naar de landelijkheid lengde met een enkele straat, de straat naar het verloopenWillemspark. De dames dier weigerachtige schutters lieten zich door de tram thuis brengen zooals 't hoorde, zooals men zich thans thuis laat brengen met een eigen Lancia", huis voor huis, ieder aan haar eigen stoep. Dat gaf wat oponthoud, en de kranten verzekerden: het was bezwaarlijk voor de paar dj es, die sleten ervan, telkens ? stoppen, telkens aanzetten. Maar de conducteur tikte aan z'n pet die had z'n hallevie beet op het overstapje van een stooter, en een paard is er om opgesleten te worden, daar kan geen mensch die zich respecteert het om laten. De paardjes deden dus wat hun gelast werd, dan gingen ze weer naar de Ardennen, waar ze vandaan gekomen waren, ze sleten hun ouderdom in de kolenmijn als schippertjes in het zeemanstehuis. Vóór ze echter zoover waren, moesten ze nog even voor Breitner poseeren ??Breitner schilderde heele reeksen Dammen in dien tijd. Hij schilderde ze bij mist, bij sneeuw en nattigheid, de plassen plediderden en de paardjes blonken ? niemand kon zulke natte Dammen schilderen als Breitner. Men had daar nog de Beurs van Zocher, die een Parthenonwas, maar voor den tocht geblindeerd met muren. Hier oefenden de schutters, wanneer het weder te wenschen liet (want een schutter bedierf van regen), dat was dan omtrent altijd. Het bleef zelden droog, bovendien had de commandant het pootje. Het zou nu zoo mooi hebben kunnen treffen, dat alle schutters die op den Willemsparkweg woonden met de tram gekomen waren naar de Beurs, maar de Parkwegschutters hadden nooit slecht weer, die woonden veilig buiten de gemeente, die kwamen alleen naar stad voor hun zaken, voor de winkels, voor de pret, die kwamen niet om te schutteren. Eenmaal in het jaar. dan gaven ze hun zonen een overstapje, dan was het trommelen op de Beurs, vanwege dat buskruitverraad ge weet het nog wel. De Beurs barstte uit elkaar van herrie en van stof, geen Whiteman heeft ooit zooveel rumoer gemaakt, en dat alles ter eere van den Amsterdamschen jongen, die kruit onder de Beurs ontdekte, zoodat alle kooplui een anders wisse explosie ontgingen. * * * Zoo was het omtrent '95, en ik had in die dagen twee nichten. Tegen een nicht zei men nog nicht", dat doet men zoo niet 'meer. Nicht Toos en nicht Francoise, jongedames van twintig, bestonden respectievelijk ieder uit een voetstuk en een vaas. De vaas was de amphora harer buste, gewelfd met baleinen en door banden saamgesnoerd, zoodat ze dat zijn dan weer de nichten uit de strakke spanning van nature schenen te moeten naar buiten puilen, zich in de breedte ontplooiend als bloemkoolen op hun stronk. Te wederszijden van het uitgezwollen lichaam was een ballonmouw opgehangen, in het beloop der jaren afwisselend van een meloen of een ham tot een kopje of een loos opzetseltje. Daar hingen de armen in, te wederszijden ook alweer. Tusschen de mouwkoppen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl