De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 december pagina 22

20 december 1930 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

Pioniers: Zonnebaden Studentenleven in Amsterdam door L. S. G. de Hartog i ? i WAAROM juist het jaar 1895 moet worden herdacht, is mij een raadsel. Evenwel, er wordt eiken dag zooveel herdacht, dat de moeite niet waard is, dat ik niet zal trachten juist dit raadsel pp te lossen. Liever maar terstond aan het herdenken begonnen: Ik kan mij het jaar 1895 nog levendig herinneren: het was het begin van mijn studententijd en dus een goed jaar. De café's sloten toen nog om twee uur 's nachts. Nog hoor ik den kleinen kellner van het oude, gezellige American" te i uur 55 door de zaal roepen: Nog vijf minuten, meneeren !" En om twee uur behoefde men, als men nog niet naar huis wilde, niet dadelijk naar de studentensociëteit op den Heiligeweg te gaan. Wel neen. Daar kwam men pas tegen vier uur terecht. In dien tusschentijd kon men nog veel en goed bier drinken in de Warmoesstraat bijv. in het achterzaaltje van de Löwenbrau; 20 cent kostte een heel groot glas. En voor 15 cent kreeg je er een heerlijk stuk Gruyère kaas met een sneetje grijs brood. Er werden ook smakelijke varkenscoteletten in het holle van den nacht gebakken. Als de dorst gelescht was, kochten wij op 4en Vijgendam sigaren (N.B. omstreeks 3 uur 's nachts) en liepen wij door de Nes in de richting van de Kroeg. Dit nu hiel d nogal op. Daar was de Bis (nihil), daar was de Doelen, daar was Matthieu. En alles keurig netjes, daar niet van. Of de familie Matthieu nog leeft ? Hij was een pootige nachtkerel, zij was zér dik. Ik zeg: zér dik. Soms gebruikten wij daar een licht ontbijt. Hoe of dat toch zat met het slui-tingsuur, is mij tot heden niet duidelijk ! Er werd ook wel eens gereden in den nacht. Een aap koopen" heette dat. De Prins was een geliefde nachtsnorder. Zijn paard was wit, zijn neus niet. Hij was een betrouwbare kerel, die goed den weg wist naar De Habs" in de Quellijnstraat, waar Eduard Jacobs in een sousterrein debuteerde met zijn Jevensliedjes ,(niet geschikt voor kinderen). Jacobs is dood, ik denk, dat hij te veel cigaretten heeft gerookt. En waar zijn Bloemen-Moos gebleven en de (mooie Bloemen-Saar en Moos uit de Vic(toria) ? , 1895 Was, meen ik, het jaar van de TentoontstelMiïg' voor het Hotel- en Reiswezen, een creatie Teekening door Isaac hraëls van wijlen Mr. N. A. Calisch. Er stond een houten mailboot in een vijver, aan boord waarvan duur en slecht gedineerd werd en er werden loten verkocht, waarop men een gouden zuil van / 100.000 kon trekken. Er zijn vele loten verkocht, maar ik heb nooit gehoord, dat iemand den gouden zuil heeft getrokken. Ik herinner mij een avond, dat wij er feest vierden met de dappere krijgslieden, die Lombok hadden verslagen en den Lombokschat (thans in het Rijksmuseum te zien) hadden veroverd. Generaal Vetter werd aan het Centraal Station plechtig afgehaald, de studenten waren ceremoniemeesters. Toen de heer Van Hasselt, gedelegeerd lid van den Raad van Beheer der H.IJ.S.M. het afgezette perron wilde betreden, hield ik hem tegen. Hij glimlachte vriendelijk en legde mij uit, dat ik hem veilig kon doorlaten, wat ik dan ook maar heb gedaan. Na de plechtige ontvangst namen de studenten de krijgers mede, om hun een prettigen dag te bezorgen. Het was een prettige dag, die eindigde op Oud-Holland" (zooiets als Oud-Belgiëop de tentoon stelling in Antwerpen). Kokadorus oogstte daar zijn eerste successen. Ik kreeg van mijn gast een mooien Indischen stok ten geschenke. Henzelf den nacht heb ik dien verloren. Het Thorbeckeplein was nog niet zoo vroolijk als nu. Alleen de Sociëteit van den Amsterdamschen Studenten Bond lokte ons nu en dan tot een bezoek aan. Wij, Corpsleden noemden de Bondsleden varkens (Tegenwoordig /egt men knorren"). Wij verachtten die menschen diep. Waarom ? Om daarom. En daar om deden wij een enkelen keer een inval in hun Sociëteit. Toevallig is mij bekend, waarom die heeren,,varkens" werden genoemd. In 1888,meen ik, is die Bond opgericht, althans in 1888 zou den die heeren voor het eerst een rij jool houden. De Corpsleden vonden hierin aanleiding tot het verspreiden van een strooibillet, waarop als vignet een varkentje was afgebeeld en waar van de text ongeveer luidde: ,,H.H. Vleeschhouwers worden er op attent gemaakt, dat morgen een extra fijne collectie varkens in rijtuigen zal worden 'rondgeleid, enz." De Bondsleden gevoelden zich hierover beleedigd (Hoe is 't mogelijk?) en beklaagden zich bij mijn vader, die toen rector-magnificus was

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl