De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 20 december pagina 37

20 december 1930 – pagina 37

Dit is een ingescande tekst.

37 r ' Twee-zes-een-acht-negen-vijf door H. G. Cannegieter D E zestiger had geen haast. De kantoor juffrouw was een aardige blondine en bovendien was het koffietijd; haar collega's hadden met den patroon hun vrij middaguur genomen en zij had heden de beurt. Daarom vond zij 't wel genoeglijk, dat de breedsprakige klant met zijn verhalen de saaiheid wat brak. Zij liet hem maar aan 't woord, terwijl zij met trage vingers haar chocola-kop hanteerde en haar brood naar den mond bracht. Met stilzwijgende vriendelijkheid moedigde ze hem aan. Maar nu moet ik toch heusch opstappen", beëindigde de zestiger zijn. laatste relaas. De zaak is nu toch ook duidelijk afgespro ken, nietwaar? Alleen moet ik u nog vragen, hoe ik u het bedrag zal doen overmaken. Ik kan dadelijk na ontvangst van het goed postwissel zenden, of wilt u rembours of door een bank laten disponeeren of geef u mij anders uw giro-nummer...." Dat zal het gemakkelijkst zijn", zei het meisje. Laat u bijschrijven op postrekening 261895." De zestiger, die reeds was opgestaan en zijn hoed al had opgezet, zeeg weer neer op zijn stoel. Beambte Hoe zegt u?", stootte hij uit met verbaasden blik. Hoe zegt U?" .,Twee-zes-een-acht-negen-vijf." De zestiger herhaalde 't getal. Wel, dat is curieus", mompelde hij. Dat is curieus: 2-6-1-8-9-5." Ik begrijp u niet", en het meisje glim lachte om zijn onverklaarbare ontsteltenis. Wat is daar nu voor bizonders aan, 2-6-1-89-5?" Tot haar verbazing trok de zestiger, inplaats van met woorden opheldering te geven, zijn handschoenen uit en met moeite draaide hij een ring van zijn vinger.' Ook de tweede ring, volkomen gelijk aan den eerste, schroefde hij van het weerspannige vleesch. Lees u, wat er binnen in deze ringen staat", fluisterde hij met van aandoening heesche stem. God, wat een toeval: 2-61-8-9-5 !" Het meisje keek hem meewarig aan om zijn zonderling gedrag, maar nam toch de ringen, voorzichtig, en las. In de ne stond gegraveerd: F. v. A. 2-6-1895. En in de andere A. H. V. 2-6-1895. aan een bank Kunstzaal van Lier Rokin 126 Amsterdam* Oostarsche ft Europeesche antiquiteiten Oude en Modarne schilderijen en plastieken Negerkunst & Ethnographlca Begrijpt u nu", vroeg de zestiger, hoe die cijfer-combinatie mij van streek maakte ? Het zijn de cijfers, die vijf en dertig jaar lang mijn leven hebben beheerscht. Vijf en dertig maal driehonderd vijf en zestig dagen en nachten hebben ze zich in mijn vleesch ge drukt en vijf en dertig maal driehonderd vijf en zestig dagen en nachten hebben ze in mijn ziel gebrand. 2-6-1-8-9-5 ! Het is het noodlotsgetal van mijn leven; het lot uit de bus, dat eerst een hoofdprijs zou wezen, maar op een niet uitgeloopen is. Ach-God ! Ach-God ! als ik dat alles bedenk ! Dat zoo'n toevallig gironummer je geheele dooie verleden weer in beroering kan brengen." Het meisje keek tersluiks op de klok. Kwart na een. Over een kwartier zouden ze terugkomen. Ze had dus nog juist den tijd voor 't interes sante verhaal. Vertelt u 't mij !", vleide ze. Als 't niet te discreet is. 't Moet zeker wel droevig zijn ?" Droevig, juffrouw, en toch eigenlijk, als je 't zoo bezien wilt, ook wel weer komiek. Maar toen het gebeurde, kon ik er 't komieke nog niet van in zien. O, o, oh, wat ben ik daar kapot van geweest. ..." Is uw vrouw.... al lang overleden?" Vrouw?! Overleden?!! Hha ! zoover is 't nooit geweest. Maar als 't u dan tóch interesseert, zal ik 't u vertellen. Den tweeden Juni 1895 is mijn verlovings datum. En heel mijn verloving heeft zich op dien merkwaardigen dag afgespeeld. Als een vallende ster is Aline in mijn leven ver schenen, als een vallende ster is zij er weer uit verdwenen. En mijn firmament is sinds dien clonker gebleven, vijf en dertig jaar nacht, met alleen in mijn herinnering de naglans, welken u thans door dat toevallige gironummer plotse ling zoo hebt ver sterkt, dat het mij is, of de ster zelve weer vóór mij straalt. Aline ! Ik kende haar niet; ik kende eigenlijk geen enkele vrouw behalve mijn moeder,ondanksmijn vijf en twintig jaren en mijn behoorlijk traktement als be ambte aan een bank. Maar toen kwam die Pinksterdag van 2 Juni 1895.... Ik had besloten naar de tentoonstel ling te gaan. Daar t®1 "Bsy \J^ A^J&'^^tV r^^%$$^$ SS&^^ÖV^ weet u niet van af, wat de wereldtentoon stelling van 1895 voor ons, jongelui uit dien tijd, is geweest: Wij waren nog .niet zoo verwend als de jeugd van nu. En u zoudt mij uitlachen, als ik u vertelde, om wat voor thans doodgewone en alweer lang verou derde dingen wij toen in vuur raakten. Daar was Oud-Holland, maar daarvan hebt natuurlijk nimmer gehoord. Ik stond dan op Pinksterzondag voor het tourniquet van de Wereldtentoonstelling. Dat wil zeggen: ik stond niet vóór het tour niquet, maar in de rij menschen, die op den duur vóór het tourniquet hoopten te komen. Het gedrang was ontzettend. Er zou dien middag een nieuwtje zijn: kapitein Denys zou met zijn ballon captif opstijgen. Wij hadden nog nooit van ons leven een luchtreiziger gezien. En nu trof het zoo onverwachts prachtig met 't weer. !t Was wel weer drukkend, maar toch nog droog. Twee dagen tevoren had er een hevig onweer boven de tentoonstelling gewoed; het Hippodrome was 's avonds door den bliksem getroffen en de electrische vonk, die langs het staal van de Mailboot in 't water gegleden was, had een dame op die boot geblesseerd. Het schuttersfetst in OudHolland was door zware slagregens verstoord. Maar nu brandde de zon op de wachtende menigte en de broeierige atmosfeer werkte bij menigeen op 't humeur. Hoe het gekomen is, weet ik niet, er moet iets aan de politie maatregelen ontbroken hebhen, maar eensklaps brak een paniek uit onder al liet er was veel gedrang'....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl