Historisch Archief 1877-1940
37
r
'
Twee-zes-een-acht-negen-vijf
door H. G. Cannegieter
D
E zestiger had geen haast. De kantoor
juffrouw was een aardige blondine
en bovendien was het koffietijd; haar
collega's hadden met den patroon hun vrij
middaguur genomen en zij had heden de
beurt. Daarom vond zij 't wel genoeglijk, dat
de breedsprakige klant met zijn verhalen
de saaiheid wat brak. Zij liet hem maar aan
't woord, terwijl zij met trage vingers haar
chocola-kop hanteerde en haar brood
naar den mond bracht. Met stilzwijgende
vriendelijkheid moedigde ze hem aan.
Maar nu moet ik toch heusch opstappen",
beëindigde de zestiger zijn. laatste relaas.
De zaak is nu toch ook duidelijk afgespro
ken, nietwaar? Alleen moet ik u nog vragen,
hoe ik u het bedrag zal doen
overmaken. Ik kan dadelijk na
ontvangst van het goed
postwissel zenden, of wilt u
rembours of door een bank laten
disponeeren of geef u mij anders
uw giro-nummer...."
Dat zal het gemakkelijkst
zijn", zei het meisje. Laat u
bijschrijven op postrekening
261895."
De zestiger, die reeds was
opgestaan en zijn hoed al had
opgezet, zeeg weer neer op zijn
stoel. Beambte
Hoe zegt u?", stootte hij
uit met verbaasden blik. Hoe zegt U?"
.,Twee-zes-een-acht-negen-vijf."
De zestiger herhaalde 't getal.
Wel, dat is curieus", mompelde hij.
Dat is curieus: 2-6-1-8-9-5."
Ik begrijp u niet", en het meisje glim
lachte om zijn onverklaarbare ontsteltenis.
Wat is daar nu voor bizonders aan,
2-6-1-89-5?"
Tot haar verbazing trok de zestiger,
inplaats van met woorden opheldering te
geven, zijn handschoenen uit en met moeite
draaide hij een ring van zijn vinger.' Ook de
tweede ring, volkomen gelijk aan den eerste,
schroefde hij van het weerspannige vleesch.
Lees u, wat er binnen in deze ringen
staat", fluisterde hij met van aandoening
heesche stem. God, wat een toeval:
2-61-8-9-5 !"
Het meisje keek hem meewarig aan om
zijn zonderling gedrag, maar nam toch de
ringen, voorzichtig, en las. In de ne stond
gegraveerd: F. v. A. 2-6-1895. En in de
andere A. H. V. 2-6-1895.
aan een bank
Kunstzaal van Lier
Rokin 126 Amsterdam*
Oostarsche ft Europeesche antiquiteiten
Oude en Modarne schilderijen en plastieken
Negerkunst & Ethnographlca
Begrijpt u nu", vroeg de zestiger, hoe
die cijfer-combinatie mij van streek maakte ?
Het zijn de cijfers, die vijf en dertig jaar lang
mijn leven hebben beheerscht. Vijf en dertig
maal driehonderd vijf en zestig dagen en
nachten hebben ze zich in mijn vleesch ge
drukt en vijf en dertig maal driehonderd
vijf en zestig dagen en nachten hebben ze
in mijn ziel gebrand. 2-6-1-8-9-5 ! Het is
het noodlotsgetal van mijn leven; het lot
uit de bus, dat eerst een hoofdprijs zou
wezen, maar op een niet uitgeloopen is.
Ach-God ! Ach-God ! als ik dat alles bedenk !
Dat zoo'n toevallig gironummer je geheele
dooie verleden weer in beroering kan
brengen."
Het meisje keek tersluiks
op de klok. Kwart na een.
Over een kwartier zouden ze
terugkomen. Ze had dus nog
juist den tijd voor 't interes
sante verhaal.
Vertelt u 't mij !", vleide
ze. Als 't niet te discreet is. 't
Moet zeker wel droevig zijn ?"
Droevig, juffrouw, en toch
eigenlijk, als je 't zoo bezien
wilt, ook wel weer komiek.
Maar toen het gebeurde, kon ik
er 't komieke nog niet van in
zien. O, o, oh, wat ben ik
daar kapot van geweest. ..."
Is uw vrouw.... al lang overleden?"
Vrouw?! Overleden?!! Hha ! zoover is
't nooit geweest. Maar als 't u dan tóch
interesseert, zal ik 't u vertellen.
Den tweeden Juni 1895 is mijn verlovings
datum. En heel mijn verloving heeft zich
op dien merkwaardigen dag afgespeeld. Als
een vallende ster is Aline in mijn leven ver
schenen, als een vallende ster is zij er weer
uit verdwenen. En mijn firmament is sinds
dien clonker gebleven, vijf en dertig jaar
nacht, met alleen in mijn herinnering de
naglans, welken u thans door dat toevallige
gironummer plotse
ling zoo hebt ver
sterkt, dat het mij is,
of de ster zelve weer
vóór mij straalt.
Aline ! Ik kende
haar niet; ik kende
eigenlijk geen enkele
vrouw behalve mijn
moeder,ondanksmijn
vijf en twintig jaren
en mijn behoorlijk
traktement als be
ambte aan een bank.
Maar toen kwam die
Pinksterdag van 2
Juni 1895....
Ik had besloten
naar de tentoonstel
ling te gaan. Daar
t®1
"Bsy \J^ A^J&'^^tV
r^^%$$^$
SS&^^ÖV^
weet u niet van af, wat de wereldtentoon
stelling van 1895 voor ons, jongelui uit dien
tijd, is geweest: Wij waren nog .niet zoo
verwend als de jeugd van nu. En u zoudt
mij uitlachen, als ik u vertelde, om wat voor
thans doodgewone en alweer lang verou
derde dingen wij toen in vuur raakten.
Daar was Oud-Holland, maar daarvan
hebt natuurlijk nimmer gehoord.
Ik stond dan op Pinksterzondag voor het
tourniquet van de Wereldtentoonstelling.
Dat wil zeggen: ik stond niet vóór het tour
niquet, maar in de rij menschen, die op den
duur vóór het tourniquet hoopten te komen.
Het gedrang was ontzettend.
Er zou dien middag een nieuwtje zijn:
kapitein Denys zou met zijn ballon captif
opstijgen. Wij hadden nog nooit van ons
leven een luchtreiziger gezien. En nu trof
het zoo onverwachts prachtig met 't weer.
!t Was wel weer drukkend, maar toch nog
droog. Twee dagen tevoren had er een hevig
onweer boven de tentoonstelling gewoed;
het Hippodrome was 's avonds door den
bliksem getroffen en de electrische vonk, die
langs het staal van de Mailboot in 't water
gegleden was, had een dame op die boot
geblesseerd. Het schuttersfetst in
OudHolland was door zware slagregens verstoord.
Maar nu brandde de zon op de wachtende
menigte en de broeierige atmosfeer werkte
bij menigeen op 't humeur. Hoe het gekomen
is, weet ik niet, er moet iets aan de politie
maatregelen ontbroken hebhen, maar
eensklaps brak een paniek uit onder al liet
er was veel gedrang'....