Historisch Archief 1877-1940
Kerstnummer
41
t
De voeding van een zuige
ling met karnemelk van
OUD-BUSSEM
kost 30 et. per dag.
We versterkten ons in de poffertjes- en
wafelkraam en namen toen een kaartje
voor de clou der tentoonstelling: den Doolhof.
Terwijl we daar dwaalden, uitte Aline
eensklaps een kreet. Uit de menigte, welke
zich als een worm tusschen de beschotten
door kronkelde, rees de kepi van een
Indischen luitenant omhoog. De kepi keek om
en herkende Aline.
De luitenant wou een hand
op' steken, maar deze zat tusschen de
menschenklomp in de klem. Hij was
te ver van ons verwijderd om zich
verstaanbaar te maken boven het
gegil en geroezemoes van den dwa
lenden stoet, maar gaf met een blijde
mimiek te kennen, dat het oogenblik
der hereeniging nu spoedig aange
broken zou. zij n.
Aline trachtte hem tusschen de
menigte te naderen en ik volgde haar,
teleurgesteld en onwillig. Hij kon niet
terug; er werd streng voor gewaakt,
dat de bezoekers n richting uitgin
gen, sinds er een week geleden een
paniek was ontstaan door twee tegen
elkaar opdringende
menschenstroomen. Derhalve moesten wij hem vol
gen en sloegen rechts af, gelijk hij had
gedaan.
Maar toen we den hoek om waren,
hadden we hem uit het oog verloren.
Meer dan een uur zijn we met
die wringende menschenmenigte mee
gekronkeld, nu links, dan rechts,
maar het gelukte ons niet, den lui
tenant nogmaals te treffen. Eens ontwaarden
wij ten tweeden male zijn kepi, maar zóó
waren wij hem in de doolgangen weer
kwijt.
Er zat niets anders op, dan dus maar weer
met z'n beiden zonder luitenant verder op
pad te gaan. Het is 't noodlot !", troostte
zich Aline.
Na in een der fraaie kajuiten van de
mailboot samen te hebben getafeld, wandel
den we als in een sprookje des avonds onder
de electrische booglampen, Férier-lamps en
Venetiaansche ballons.
En toen, laat op den avond, op
OudHolland de Pinksterblom haar ommegang
deed, omstuwd door jongens en meisjes in
Oud-Hollandsch costuum, was het, alsof
de zoete bekoring van den
midzomernachtsdroom ons voor eeuwig tezamen dreef.
We vleiden ons neer in twee armstoelen,
die wij door een gelukkig toeval bemachtig
den. En daar lieten we het zalig geroezemoes
over ons komen en de verwarde klanken van
het gezang langs ons strijken. Dwars tegen
elkaar in brulde de hossende menigte het
Wilhelmus en het liedje van de Pinkster
kinderen: Daer was een maegdetjen suyver
en net".
Links: Wij willen 't haesken jagen" uit
vroolijken kindermond; rechts het gebrul
van kerels en meiden:
Op naar Lombok, Neêrlands dappre zonen,
Op naar Lombok, wil den vijand toonen,
Statige poorten
Op naar Lombok, laat den vijand zien,
Dat er nog moed leeft in het volk van
Willemien."
Eensklaps kneep Aline me fel in de hand.
Haar hoofdje naderde angstig mijn schouder.
Ik zag het: de luitenant ! Hij merkte ons
niet. Hij was te dronken om iets te merken.
Gearmd tusschen twee opgedirkt? meiden
hoste hij voorbij: En Toekoe Oemar, die
moet hangen, hiep-hicp-hoera !
Hiep-hiephoera !!"
Toen was het beklonken tusschen Aline
en mij. Twee dagen later kochten wij de
ringen, de ringen, die de cijfers dragen van
dezen onvergetelijken dag...."
De zestiger zweeg.
Het meisje keek op de klok: het was n
minuut vóór half twee. Het kon nog nét.
En waarom. ... l", vroeg ze aarzelend.
Droefgeestig haalde de zestiger de schou
ders op. Het slot is gauw verteld", zei hij.
De Donderdag kwam, u weet wel, de
Donderdag van generaal Vetter. Woensdag
avond waren we nog samen uit
geweest, Aline en ik, maar Donder
dag zoo omstreeks koffietijd bracht
de kruier een brief. De ring zat er in.
Ze had zich bedacht, schreef ze.
De luitenant had er zoo'n berouw
over, over zijn gedrag op
Oud-Holland. Hij had zijn excuus aangeboden
en eigenlijk hield ze toch nog altijd
van hem en ze begreep niet, hoe 't
tusschen ons zoo gekomen was;'t was
zeker door al dat vreemde gedoe en
gedraai in den Doolhof en door al
den wijn, dien ze op de Mailboot
gedronken had. En 't meeste mis
schien nog door haar spijt om den lui
tenant... Maar 't moest tusschen ons
nu maar uitwezen; vanavond ging
ze mtt hém naar het vuurwerk aan
den Amstel. ..."
Een luidruchtig gestommel deed
den zestiger zijn verhaal afbreken.
En. . . . bent u nooit weer ver
loofd geweest?", vroeg het meisje.
Lieve kind, ik had al mijn ver
trouwen in de vrouwen verloren.
Hoe kon ik.... Als waarschuwing,
maar eerlijk gezegd toch ook om
de onvergetelijke herinnering, draag ik
sindsdien de twee ringen, fk kon er niet toe
komen haar de hare terug te geven. Ik voel
me de weduwnaar van een schim...."
De deur ging open en drie klerken storm
den stoeiend het kantoor binnen.
Dus per postrekening betalen?", zei het
meisje, om zich een houding te geven.
,,2-6-1-8-9-5", antwoordde met vreemden
nadruk de heer, /ctte zijn hoed op en ging
heen.
Zijn zwaarmoedige stap op de trap
klonk het meisje als een nagalm van dit
noodlotsgetal in de ooren.