Historisch Archief 1877-1940
s*
i 4?
nf,>
DE BUITENPARTIJ
door Louis Couperus
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Henri v. d. Velde
)e tocht ging naar
een boer, welbe
kend bij de
Verstraetens. Langs den
Loosduinschenweg, in de
brandende zon, reed
de volle Jan-Plezier,
een enkele maal door
de trarn tegemoet ge
stoomd. Mevrouw Ver
straeten en Mathilde.
zaten achter-in met
Nico tusschen haar
beiden; Marie, Lili en
Frédérique vulden met
Paul, Etienne en
Georges de tusschenruimte;
?de voorbank was inge
nomen door Tine en
Lientje en de neefjes
Verstraeten ; Johan
troonde op den bok en
in den kattebak zat
Cateautje Van der
Stoor met brutalen
Janbroêr. Zoo zou het
een gezellige partij
worden, geheel en al een onderonsje, zonder vreemde menschen,
waarvoor men maar een lastig decorum zou te bewaren hebben
gehad. Marie deelde uit een groote mand kersen telkens een
handvol uit, aan wie maar wilde en Etienne vertelde al etende,
hoe Marguerite Van Laren met een pretentieusen mond beweerd
had, dat een Jan-Plezier burgerlijk was.
De Van Larens gaan zeker altijd in hofrijtuigen naar een buiten
partij .... met een gegalonneerden knecht! zeide Georges.
In toiletten a la Watteau, met schaapjes aan roze linten !
voegde Lili er bij en zij lachten elkander toe.
Een ieder lachte en zij gevoelden zich allen zeer opgewekt, in
een humeur om veel plezier te hebben, de meisjes in haar eenvoudige
katoenen japonnetjes, de jongelui in hunne lichte zomerpakken
met strooien hoeden.
Cateau, wil je kersen? vroeg Marie, en er reisde een handvol
naar Cateau toe. Deel dan met Jan.
O, ik zal het mijne wel krijgen, riep Jan met zijn brutale stem.
Toos, wil ik je een kunstje leeren?
Wat voor een kunstje? vroeg Toos.
Kijk, je ziet die twee kersen aan elkaar? Nou, steek die eene
in je mond. Zoo....
Nu, wat is er dan? vroeg Toos, en deed zooals hij begeerde.
Dan neem ik de tweede, zie je. Zie je, zoo!.... vervolgde
de bengel en hapte naar de tweede kers met een flinken zoen op
Cateau's lippen.
Maar Jan ! bestrafte mevrouw verontwaardigd.
Die Cateau ! Domme meid ! riep Freddy lachend.
Ik wist het heusch niet! betuigde Cateau; die akelige jongen !
Kom Toos, dat meen je niet; je zou het niet geweten hebben,
plaagde Paul.
Cateau was vooral wanhopig, dat Paul haar niet geloofde....
En de Jan-Plezier ratelde voort langs de weilanden vol vette,
grazende koeien, met huiden als glanzend satijn, zwart en wit gevlekt,
terwijl de knotwilgen aan den zoom der slooten op knoestigen stam
hun waaiers van zilvergrijs loover verhieven.
Ik vind een wilg zoo een melancholieken boom, vind je ook
niet, Georges? vroeg Lili met gevoel.
Met toestimming van d^n uitytver overgenomen uit Louis Couperus,
Eline Vere.
O, Lili wordt
poëtisch! riep Etienne.
Kom Lili, een ode aan
den wilg.
Ik schijn niets
meer te kunnen zeg
gen, of jullie lachen
me uit, antwoordde
Lili verstoord. Ikschijn
al zeer bespottelijk te
zijn.. ..
En het regende pla
gerijen op Lili en kersen
in een ieders schoot
onder een algemeen
gelach.
De weg klom, terwijl
duinachtige verschie
ten verrezen. Hier en
daar lag een buiten
plaats, verloren in het
groen, of een boerderij
met velden vol wor
telen en bloemkoolen
en rijen van boonen
staketsels of een tuint j e
vol zonnebloemen, pa
papers en stokrozen. Hier en daar glom een tuinspiegel, als
gepolijst nikkel. Een vrouw, bezig met waschgoed aan een sloot
uit te wringen, hief zich even op en glimlachte en twee hoeren
kinderen liepen het rijtuig achterna, daar Jan en Cateautje hun
kersen toewierpen.
De weg klom en daalde tusschen blonde velden van haver en vlas,
blauw en rood doorspikkeld met korenbloemen en klaprozen, tot
men ten laatste de boerderij bereikt had. De boerin verscheen met
een gullen glimlach aan het hek en van alle kanten sprong men uit
den wagen, terwijl mevrouw en Mathilde doozen, overdekte manden
en korven aanreikten.
De koetsier spande uit en bracht zijn dampende paarden naar stal.
Jan Verstraeten, Cateautje en de Van Rijsseltjes maakten zich
aanstonds meester van de beide schommels. Jan had aan mevrouw
Van Rijssel beloofd voorzichtig te zullen zijn en Cateautje zou vooral
op Nico passen.
Het is net een echtpaar met hun kroost ! lachte Marie, terwijl
zij hen naoogde.
Ik jaag ze toch straks weg van den schommel, ik moet ook
schommelen ! riep Etienne luidruchtig uit, reeds dronken van de
zon en de buitenlucht. Lili, schommel je straks met me? Ten minste,
als De Woude het goed vindt ! fluisterde hij met smachtende oogen.
De Woude heeft niets over me te zeggen ! Maar ik hou niet
van schommelen: ik krijg er hoofdpijn van, dank je.
Ik ben er dol op, Eetje ! riep Marie; ik reken straks op je, als
cavalier, maar hoog, heel hoog, hoor! Tot in de wolken.
Kom, laten we eens een prettig plekje gaan zoeken, een beetje
verder, op de duinen, ried Paul aan.
O, natuurlijk: Paul denkt vooral aan zijn gemak. Maar duinen
zijn zonnig, Paultje, sprak Freddy.
Neen, er zijn boomen, eikeboomen, naar ik meen, voorbij den
koepel.
En route dan. Het is eigenlijk te warm om je veelte vermoeien.
Ik ben van Pauls opinie; ik hou zeer veel van een luie buitenpartij:
heel lang liggen in de schaduw, en dan naar de wolken kijken boven
je hoofd, lispelde Lili.
Lili weet toch altijd het langoureuze met het poëtische te