De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1930 27 december pagina 12

27 december 1930 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMM&K rAN 27 DECEMBER 1930 No. 2795 tBI O S C O P Y door L. J. Jordaan FILM EN VAKBOND Polygoon-matinee L E film est mort vive Ie film ! Op het moment, dat de zwijgende film uit «1& leven althans voorloopig scheidt, treedt «en nieuwe macht naar voren, met het kennelijke ?doel een van de algemeene rekening afgevoerde post opnieuw te boeken en wel onder het loof d: propaganda. Van oudsher heeft deze belangrijke factor in het sociale bestel van onzen "tijd: de moderne vakbond, niet geschroomd kunst ?en kunstenaars aan haar propagandacampagne ?fce verbinden en menig belangrijk werk, dat ver ?boven de tijdelijke waarde van zijn directen opzet uitgroeide, dankt zijn ontstaan aan het initiatief ?der vakorganisatie. Het heeft er allen schijn van, alsof het affiche ?en de grafische propaganda in het algemeen, een geduchte concurrent gaan vinden in de propaganda film ; en het geweeklaag over de f ameuse vervlak king, die het edele handwerk prijs geeft ten faveure ~van de machine", vindt hier opnieuw een dankIbaren bodem. Intusachen heeft het voor minder pessimistisch aangelegden zijn aangenamen kant, dat de vak bonden machinisten" als Joris Ivens en den Polygoon-cineast J. de Haas uitnoodigden dit degeneratieproces te voltrekken. Wie Wij Bou wen' ' en de Bijenkorf' '-film heeft gezien, kan gerustelijk van oordeel zijn, dat zij het schappelijk met ons maken en ook de film Stalen Knuisten," ?welke de heer J. De Haas voor den Algem. Nederl. Metaalbewerkersbond vervaardigde, voltrekt de «xecutie der cultuur op allerhumaanste wijze. Men mocht de toepassing der film tot boven omschreven doeleinden overigens met eenige ongerustheid tegemoetzien. Het viel niet te ont kennen, dat het dankbare gegeven der wentelende raderen, draaiende stoomkranen en stoomende jheimachines de gevaarlijke praedispositie in zich droeg, tot een populair clichéte verstarren en niet «onder schrik bedacht men, hoeveel bedrijven nog op de nominatie stonden om hun mechaniek filmisch te demonstreeren. Toen dan ook de Alg. Ned. Mctaalbewerkersbond een propagandafilm Aankondigde, zal menig recensentenhart onrustig geklopt hebben. De vraag immers, in hoeverre een gelukkige greep als Ivens in Wij bouwen !" deed, min of meer mechanische" navolging zou vinden alsmede de vraag of de cinegrafische verbeelding der machine als artistiek materiaal toekomst had, óók nadat het nieuwtje eraf was konden geacht worden met deze tweede belangrijke poging, voor ?een beslissend: Ja of Neen, gesteld te zijn. Wie na het voortreffelijk debuut met de Bijenkorf-film", ten aanzien van J. de Haas nog twjjfel mocht koesteren, zal na het aanschouwen -van Stalen Knuisten" volkomen gerustgesteld zijn. * ** Twee eigenschappen frappeeren mij ook in dit ?werk van de Haas: zijn uitnemend vakmanschap (fotografisch en filmisch), naast zijn opvallenden «envoud en pretentieloosheid. Over die eerste kwaliteit schreef ik reeds uitvoerig bij de bespreking der Bijenkorf"-film wat de laatste karak-.terfcrek betreft, zij treedt hier zoo mogelijk nog ' duidelijker naar voren dan in het vroegere werk. Immers zoo ooit dan was hier de verleiding groot te vervallen in symboliek" en monumen"taliteit". Het enorme bedrijf, met zijn overwel digend materiaal bood gelegenheid te over tot het produceeren van romantisch-geziene stoomkranen en raderen, die stilstaan, wanneer machtige Armen dit willen en, eerlijk gezegd, voorspelde de titel(: Stalen knuisten" niet veel goeds in die richting. Gelukkig bleef gezegde titel de eenige rhetoriek in het heele werk. Met respect en sympathie ? ?en ook wel met eenige verbazing, constateeren wij, hoe de Polygoon-operateur vijf stevige acten lang h, l. «HBBBAAI» AOBHTHN TOOI AHATKtT B-KINO-VITKV0TIHCI FOtO^SCHAAP & Co. ? PUI R AMSTBBDAM ons boeit met het metaalbedrijf in al zijn uitge strektheid, zonder een oogenblik te vervallen in stalen-knuisterij, noch zelfs in de geforceerde kunsf'-effecten, die zoo angstig veel op trucjes en uiterlijkheden gaan lijken. Zijn camera-in stelling wijkt slechts zelden van den normalen gezichtshoek af en de pateerende effecten, bereikt door de wijkende perspectieven der recht-vanboven of van-onderen-opnamen, versmaadt hij vrij wel geheel. Dit is belangrijker dan men wellicht denkt, want het is een testproef voor de essentieele waarde der foto-cinegrafische methode als expressiemogelijkheid en vooral voor haar toekomst als zoodanig. Immers, indien het waar mocht zijn, dat de uitzonderlijke visie op de nuchtere dingen des levens, verkregen door een operateur, die op zijn rug liggend of aan den zolder hangend filmt het foto-cinegrafisch recital belangrijk moet ma ken, dan zou dit procédéals zoodanig veroordeeld zijn. Het feit nu, dat de Haas heel deze lange film dóór, noch van uitzonderlijke camera-instel ling, noch zelfs van bijzondere belichtingseffecten gebruik maakt, bewijst dat de simpele beeldentaal haar kracht uit zichzelf put en niet verkreeg door toevallige trucs. Het bewijst tevens, dat zij als gevoelig en gehoorzaam werktuig ter beschikking staat aan iedere persoonlijkheid, die iets te zeggen heeft. Met hetwelk haar toekomst verzekerd is. Over het werk zelf valt weinig te zeggen, tenzij men er kolommen over zou willen volschrijven. Niets eischt meer geduld en critisch vermogen dan de eenvoudige werkmethode en het zou onge twijfeld de moeite en de studie loonen, na te gaan met welke wonderlijk simpele middelen deze reeks empirische beelden tot een boeiend en zuiver ge componeerd geheel werd geordend. Ik hoop met tertijd nog eens gelegenheid te vinden, na de film nog eenige keeren gezien te hebben, deze interes sante analyse ter hand te nemen. Laat mij voorloopig volstaan met te constateeren, dat dit nieuwe werk van de Haas de schoone tra ditie onzer jonge Hollanders krachtig voortzet, welke traditie, gegrond op oorspronkelijkheid, eenvoud en natuurlijkheid, een veelbelovende toekomst waarborgt. Het mag hier misschien wel bij opgemerkt worden, dat de zakelijke oor sprong waaraan het meeste Nederlandsche werk zijn ontstaan dankt (opdrachten van handels firma's, vakbonden e.d.) het zijne daartoe bijdraagt. Onder dezelfde auspiciën worden vertoond twee films van korte metrage, door Max de Haas: Troelstra's heengaan" en Wij blazen alarm !" De overheerschende indruk dezer lang niet kwade proeven van gelegenheidsfilmkunst" (beide wer den met een uiterst korten termijn van voorbe reiding vervaardigd) is: handigheid en onmisken bare flair. Het procédéder montage van journaal fragmenten, waaruit de Troelstra-film werd opge bouwd wijst op een juist begrip der beeldwerking en rythmische verdeeling. Opvallend is bij beide films de domineerende waarde der idee, boven de technische uitvoering. Anders gezegd de werken werden zeer kennelijk binnen de montage-studio geconcipieerd. Achter zijn montagetoestel gezeten voelt de cineast zich in zijn element met de camera in de hand mist hij, dunkt mij, zekerheid en inventie. Het duidelijkst is dit merkbaar, waar de menigte in optocht en demonstratie wordt aangewend. Wanneer het massa-beeld niet door zijn getal imponeert (als in Wij blazen alarm !") wordt de weergave der menigte nuchter en hul peloos. Die kuierende demonstranten achter den lijkbaar van den grooten sociaal-democraat missen stemming en indrukwekkendheid een fout welke niet wordt verholpen door het geval ad infinitum te rekken. Dit is een quaestie van camera-werk, niet van montage en wij behoeven niet naar Eisenstein's kozakken te verwijzen, om duidelijk te maken, dat een stoet van vijftig menschen im posanter kan zijn dan een optocht van tienduizend. Wij blazen alarm l" dat, naar het schijnt, in een minimum-record aan voorbereiding werd vervaar digd, toont dezelfde kwaliteiten en tekortkomingen. De montage is voortreffelijk en de bewijzen van een helder, slagvaardig brein achter dit alles, zijn voor het grijpen. Erkennende, dat de cineast, vooral ook in de effectvolle aanwending der titels, geheel steunde op de methode der Russen, mogen wij niet blind zijn voor het feit, dat dit korte, maar militante en veelszins rake stukje film-polemiek aan zijn doel volkomen beantwoordt. Tot slot een korte film van vreemden bodem Herfst", dat opzichzelf uitnemende kwaliteiten bevat, maar in dit milieu hoogelijk detoneert. Ik hoop er nader op terug te komen. Signifische gedachten over muziek door Mr. H. Giltay IV ZOOALS de woordtaai uit woorden bestaat, bestaat de muziek uit tonen. Elk woord zegt" iets, duidt iets aan, maar wat zegt n toon? Eén toon kan zeer veel zeggen, maar alleen in samenhang, in verband met andere tonen. Eén toon op zichzelf is een geluid, maar geen boodschap. En muziek is een boodschap, van de eene ziel aan de andere. De woordtaai is een mengeling van begrips- en gevoelswaarden, zij werkt abstract, door haar beteekenis", en concreet, levend, door haar gehoorden of voorgestelden klank. Naarmate de woordtaai dichterlijker is, overheerscht de direct-beeldende klank; wel worden voorstellingen en begrippen beroerd, maar ze treden niet op den voorgrond, de klank overheerscht en bindt de gewekte emoties tot schoonheidsharmonie. Es steigt herab die grosze Nacht mit ihren kühnen Sternen (Heine). Schoonheid is geopenbaarde harmonie. Schoone woordtaai is harmonisch en schoone muziek is harmonisch. Ook al bevat zij tallooze dissonanten. Want de dissonant is er om tot consonant te worden, zooals het onweer er is om den klaren hemel te brengen. De kleine disharmonieën lossen zich op in de groote al-omvattende harmonie. Verwirrung weicht und eine neue Welt entsteht, zingt Haydn's Schöpfung. De chaos, die zich eeuwig tot kosmos ordent, dat is het wezen der wereld en het wezen der muziek. Elk woord doet snaren trillen in verschillende zielslagen.In bewuste en onbewuste. Sommige woor den werken alleen op de oppervlakte, bijv. ver bindende woorden als: en, van. Maar woorden als: God, leven, Beethoven, vrede, streven, doorijlen onze gansche ziel. Duizendvoudig zijn de gevoelsassociaties, die door n woord in ons kunnen worden opgewekt. En voor iedereen zijn ze anders. lm Innern ist ein Universum auch, zegt Goethe, en het is het woord, een simpele luchttrilling, dat den weg in dit universum weet te vinden met feillooze zekerheid. Is het wonder, dat de schrijver van het Johannesevangelie het Woord dicht bij God geplaatst heeft, ja het met God gelijk stelde? Ein Wetterstrahl, beleuchtend plötzlich den Abgrund Tief.... dat kan het woord zijn. In een der Upanishads vraagt de koning der wijze: Wanneer de zon onder is en de maan is onder en het vuur is gedoofd, wat is dan 's menschen licht? En de wijze antwoordt: Spraak is zijn licht, want bij het licht der spraak zit de mensch en gaat hij rond en doet zijn werk en keert terug. Maar wanneer dan ook de spraak verstomt, is muziek 's menschen licht en er is geen klaarder licht dan dit. De mystieken hebben gesproken van het woordloos, begriploos begrijpen in zelfinkeer. Van dit onbegrijpelijk begrijpen is muziek niet verre. Het dagelijksch, verstandelijk begrijpen in zien van causaal verband, maar het begrijpen is muziek is weten van harmonie, het weten, dat alles goed is, zooals het is, dat God is en dat God goed is. De vrede die alle verstand overstijgt, en waarin toch alle strijd besloten ligt. Want het leven is strijd, maar tegelijk vrede. Door de Eroïca heen klinkt het: dona nobis pacem uit de Missa Sollemnis, en wie zoo om vrede vraagt, heeft den vrede reeds. Die in de handeling, welke hij verricht, de rust beseft, en in de rust de handeling, dien noem ik een wijze, zegt de Bhagavad?Oita. En niets doet ons dit beter beseffen dan muziek. Zijn dit nog signifische gedachten? Ik geloof het wel. Want Significa is zoeken naar den zin van het woord. En zoeken naar den zin van het woord is in laatste instantie zoeken naar den zin der wereld. Men zal misschien vinden, dat ik veel uitspraken van anderen aanhaal. Het is waar. Maar waarom zou ik trachten op eigen wijze te zeggen, wat door anderen reeds beter gezegd is? Wij werken allen aan n groot werk, n groot ge dicht, n groot lied. Elk kunnen we iets bijdragen. Maar laten we niet probeeren de groote hoeksteenen te vervangen door eigen gruis. SCHAKEL 1 WEILIGEtt/EG 11-17 «AMSTERDAM Kleermakerij BÖons verkrijgbaar N. R. V. MONTA SCHOENEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl