Historisch Archief 1877-1940
ftfe 3795
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 DECEMBER 1930
Dilettantentooneel
door Henrik Scholte
?r
tlO'Weill's Emperor Joiios" (Utrechtsche
Kalser<s . ,Von Morgen bis Mi 11 er nacht s"
i Amsterdamsche Studenten).
Henr.Roland Holst: lustrnmspel V.S.C.B.
DE kwade naam, die het woord dilettantisme"
aankleeft, gaat in de tooneelwereld meer en meer
Verdwijnen. Beter gezegd: er vormen zich twee
partijen. Tegenover dat soort rederijkers, dat onder
liet voorwendsel van het eigenlijk evengoed te
kunnen als de beroepsspelers, doch in waarheid om
n den vrijen tijd wat om handen" te hebben en
daarbij verloren avondjes op gezellige wijze pro
ductief te maken, plaatselijke sociëteiten opricht
rmet Oefening Baart Kunst" (er is geen hatelijker
«n onwaarachtiger spreekwoord iu ons goede
Nederlandsch 1) in het belegen vaandel geschreven
tegenover die tooneelsportslui is een nederiger
doch belangrijker soort dilettantisme" komen te
staan. Er zijn namelijk meer menschen in den lande,
die met den staat van ons tooneel en den gang
van zaken geen genoegen nemen, dan sommige
directeuren en de dilettanten onder de beroeps
spelers (die althans vandaag buiten beschou
wing kunnen blijven) wel aannemen. Het is
?echter niet in de eerste plaats het spel, dat
in Nederland door de bank zeker niet op
jaag peil staat, maar wel de keuze der stuk
ken, het dilemma van nuttelooze kasstukken
?en oude koeien, waartegen zich dit verzet
licht, omdat men de men", die ook
leest ! wel degelijk weet, dat tenminste
?voor ons land het antwoord, dat er geen
behoorlijk repertoire zoude bestaan, een
dooddoener is, waarachter zich gemakzucht,
onkunde, gemis aan ini
tiatief en geestdrift
verschuilten. Ook de groote
kranten hebben er onrecht
' &an gedaan, de
tooneelrubrieken in de verschil
lende studentenbladen,
ondanks hun vaak
onbekookte uitingen, eenvou
dig over het hoofd te zien.
Op het verschil der stuk
ken, die vroeger en die
thans voor een lustrum
of voor jaarlijksche uit
voeringen der
studententooneelvereenigingen ge
kozen worden, is lang Emperor
niet genoeg gewezen. Met het enkele constateeren
van dit feit is trouwens de zaak niet afgedaan.
Er staan immers aan den eenen kant nog de
beangste vaders en moeders, wien de schrik om het
onder hun beste pakjes verborgen hart slaat, als zij
(hans hun lieven zoon op het tooneel woorden
hooren uiten, die in het werkelijke" leven van
onmiskenbare sociaal-revolutionaire gezindheid zou
den blijk geven, of die hun niet minder lieve doch
ters in de armen moeten ontwaren van iemand, die
misschien nog niet eens _ zijn candidaats gedaan
heeft, onder het uiten van zoodanige woorden, als
vader en moeder in hun eigen of f icieelen verlovings
tijd misschien niet eens fluisterend hadden durven
gebruiken. En aan den anderen kant staan de
(belangrijker) tegenstanders, de tooneelaestheten,
voor wie een (door deze amateurs grif en in de
eerste plaats toegegeven) zwakke individueele
spelprestatie zoozeer het genoegen aan een
tooneelavond ontneemt, dat zij voor het stuk zelf en voor
i
Sra'
Smalfilm-Amateur-Kinematografie
onder Kino-technische
'.leiding van Jori» Ivcn»
Vraagt brochures
en demonstraties
C&PI
11.6 KALVERSTRAAT
Amsterdam C.
?B CAPI «akKundlo» raad »n voorlichting.
deszelfs opvoering in een eenvoudige, eerlijke,
moderne regie oog noch oor hebben.
Inderdaad, wat zich een paar jaar geleden in den
strijd om de goede film tegenover het
standaardiseeringsproces van het bioskoop-bocht heeft voor
gedaan, herhaalt zich thans, zwakker maar even
typeerend, voor het tooneel. Niet eens zij, die zich
helaas het ongelukkige scheldwoord
intellectueelen" moeten laten welgevallen, maar in het alge
meen: jonge en voor modern tooneel ontvankelijke
menschen hebben naar een soort nood-exploi
tatie" gegrepen. Zij voeren stukken op, die door
het beroepstooneel nimmer werden aangedurfd.
Zij doen dat nmaal, in soms naar spelprestaties
zeer hachelijke opvoeringen. Maar zij breken daarin
met het verouderde axioma, dat individueel
tpel, routine en kunst" de waarde van een voor
stelling bepalen. Er ligt geen paradox in om te
constateeren, dat een uit speloogpunt zwakke op
voering niet alleen ten opzichte van het geïntrodu
ceerde stuk, maar wel degelijk ook ten opzichte
van de tooneelmatigheid" daarvan dingen kan
openbaren, waar ons too
neel niet anders dan zijn
voordeel mee kan doen.
Wel zeer in tegenstelling
met de rederijkers, die
betweterig meenen dat zij
tooneelkunstenaarp zijn
als zij in een gegapte
ensceneering een oud suc
cesstuk spelen, zijn deze
dilettanten een onont
beerlijke steun van het
beroepstooneel, juist om
dat zij (hopen wij althans)
vooruitloopen op het
beroepsrepertoire, hun
oude genoegens van een
puur gezellig avondje,
een onschuldig-stupide
Barrie-tje met bal na, er
aan geven en een niet
te onderschatten pioniers
werk verrichten, zoowel
door een zoodanige op
voering ter beschikking
te stellen van het
deugdelijk-gepatenteerde be
roepstooneel, als door het
feit, dat zij op hun beurt
open oog krijgen voor de wezenlijke en nieuwe
waarden van het tooneel en als zoodanig het
groeiende corps der ietwat meer actieve toe
schouwers aanzienlijk helpen vermeerderen.
Werkelijke vernieuwing, niet virtuoze vervol
making van het oude, is van het gevestigde tooneel
nimmer uitgegaan. De kortstondige escapade van
het Oost-Nederlandsch blijft de zeldzame uit
zondering. Het is ook de vraag of misschien niet
een natuurwet, althans een sociale wet, een kwestie
van te zijn of niet te zijn, dat verhindert. Daarente
gen is nieuw bloed steeds gekomen van den zelf kant
van het tooneel, waar het nimmer streng gescheiden
beroepstooneel en ongepreoccupeerd dilettantisme
onmerkbaar in elkaar overgaan: in Duitschland in
de studio's der officieele Bühnen", in Frankrijk in
kleine (soms wel belachelijk kleine) separatistische
groepen, in Engeland in provinciale experimenten
tegenover het vastgeroeste Londen en het sterkst
wellicht in Amerika. Belangrijke experimenten,
waarover men daar bijna dagelijks leest, komen
steevast zoo zij althans niet op het conto staan
van het blijkbaar geheel Europeesch-gerichte,
machtige Theatre Guild van een zijde, die bekend
staat als het ,,anti-Broadway movement" of
little theater movement", 'een verzamelnaam
voor dat soort gemengd beroeps- en
dilettantentooneel, waarvan de prestaties niet alleen
qualitatief maar zelfs quantitatief de groot-industrie var>
hot tooneel gaan bedreigen. Yale en Harvard zijn
niet de eenige universiteiten, die blijkbaar hoogst
belangrijke theatergroepen, theaters en theater
scholen hebben, de wliarfhousc-players, die in een
leeg bootenhuis aan het strand to Princetown be
gonnen en waarbij Eugene O'Neill als acteur en
auteur bekend werd, niet de eenige dilettanten, die
Jones
aldaar zelf het heft in handen genomen hebben en
waaraan het niet-verkochte deel der Amerikaansche
critiek tienmaal zooveel aandacht wijdt dan aan
het cliché-tooneel van New York's hoofdstraat.
Of in ons land dit ,,proef lokaal'' der dilettanten
spoedig door een ernstig-experimenteerend studio"
(waarover geruchten loopen) of door een atelier"
(waarvan de oprichting in Den Haag, onder Louis
van Gasteren, een feit schijnt te zijn) of door een of
andere groep, door een uitheemschen naam ver
bonden, zal worden overgenomen, staat te bezien.
Dat jonge krachten, aan officieele gezelschappen
verbonden, hier als in Duitschland zelf op Zaterdag
middagen zouden beginnen, lijkt bij de talrijke
premières en het vele dupleeren en tripleeren der
gezelschappen in ons land voorloopig wel uitge
sloten. Het zou trouwen de vraag zijn of zij
daartoe van hunnen directeur verlof zouden
krijgen. In elk geval waren het de laatste weken in
hoofdzaak opnieuw incidenteele en jammer genoeg
niet of te zelden herhaalde studenten-opvoeringen,
waarover enkele woorden gezegd mogen worden.
Twee weken na Kaiser's Burger von Calais",
door de Utrechtsche Unitas-studenten, durfden de
Utrechtsche indologen voor hun lustrum het zoo
moeilijk experiment van O'Neill's tragedie in
monologen, The Emperor Jones", aan, een
sterkaangrijpende, dramatisch-origineele analyse van
machtswaan en heidensch bijgeloof, dat door
Julius Bab niet ten onrechte naast Macbeth"
werd gesteld. Het was echter meer dan een aan
durven. Niet alleen, dat men er in geslaagd was
een negerstudent te vinden, die deze rol op een zoo
natuurlijke en bijna ontzettende wijze speelde als
geen blanke beroepsacteur het hem zou kunnen
nadoen, maar het was vooral ook de zeer ingenieuze
regie van Hooykaas, die hier voortreffelijke dingen
bereikte. Dat de obsedeerende indruk het gaat
hier om een neger, die door een voortdurend slaan
op de tam-tam in het oerwoud den waanzin en den
dood wordt ingejaagd toch verloren ging, lag
aan het lange changeeren en aan een gemis aan
technisch-geperfectioneerde tooneel-installatie.
Een week later speelden de Amsterdamsche
studenten Kaiser's Von Morgen bis Mitternachts",
een stuk, dat, hoewel typisch voor het Duitsche
tooneel-expressionisme, waarvan het nog een
voorlooper was, voor dilettanten een veel minder ge
lukkige keuze beteekende, maar niettemin in zijn
regie en zijn ensceneering knappe en oorspron
kelijke vondsten toonde.
Het meest ben ik echter geboeid geweest door de
opvoering, die A. van der Vies met de
vrijzinnigchristelijke studenten gaf. Henriette Boland Holst
had hiervoor een leekenspel" geschreven, een
thema van nood en verlossing van de kinderen
van dezen tijd", dat waarschijnlijk oorspronkelijk
voor een meer revolutionaire groep bedoeld was.
Maar ook in zijn minder feilen en meer ethischen
vorm bood dit spel, ingezet met wat te litteraire
verzen op een aanvankelijk niet al te erg boeiend
gegeven, in zijn ontwikkeling een dramatische
kracht, waaraan van der Vies door een prachtige
lichte en logische tooneelbouw en een vaak mees
terlijk regisseeren der groote groepen een in alle
opzichten geslaagde vertolking wist te geven.
Plaatsgebrek belet mij om aan deze opvoeringen
alle drie opwegend tegen veel beproefde succes
stukken van het beroepsrepertoire meer dan
enkele woorden te wijden. Maar op het
feit, dat drie opvoeringen in zoo kort tijdsbestek en
in zoo verschillende groepen konden plaats vinden
men vergelijke: het altijd een weinig smalend
beschouwde Amsterdamsche studentenmilieu, de
Utrechtsche petroleumfaculteit, alwaar een
kleurling nogal merkwaardige" dingen tegen den blanke
kreeg te zeggen, en de christelijke" studenten !
op dit feit en op de steeds toenemende reeks van
gedurfde studentenopvoeringen kan ik in het
belang eener goede zaak niet nalaten, sterk de
aandacht te vestigen.