De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 17 januari pagina 6

17 januari 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i', E TT* TT 1T"% T"^ T^T ELDEN UNSTEN Wandtapijten van Wanda Bibrowicz Renée Sintenis (Huize van Hasselt, Rotterdam) Wandtapijten van Wanda Bibrowicz en Prof. Max Wlslloenus. In de AmsterdamHche Ateliers voar Blnnenhuiskunst. DE moderne muurschildering?, het moderne fresco?, het is reeds verscheiden jaren als probleem aan de orde. Niet alleen bij de schilders, onder wie velen den muur verre verkiezen boven linnen, paneel of papier voor het opnemen en verder dragen van hun scheppingen > maar ook onder de architecten en opdrachtgevers, die als hoogste (zelfs wel eenijje, thans nog gerechtvaardigde) opgave der schilderkunst van het tot staixd brengen van de mxiurschildei'ing in het moderne gemeenschapahuis" spreken. Ongetwijfeld hing deze belangstelling voor een ouden vorm van beeldende kunst ten nauwste Polospeler samen?, ja vond zij groten deels haar uitgangspunt in de principes die ten grondslag liggen aan de moderne architectuur, waaronder dat hetwelk gebiedt het karakter van ieder afzonderlijk bouwelement zooveel mogelijk te eerbiedigen en dit karakter vrij uit te laten spreken, wel n van de voor naamste was. Zoo werd dan ook de muur als zoodanig meer en meer vrijgegeven liet men den muur eerlijk en naakt mee sproken en ver oordeelde alles wat zijn ware natuur zou kunnen verdoezelen of verbergen. Mannen als Berlage gingen in den eersten tijd zelfs zoo vér, dat zij den muur. ook in binnenkamers, niet anders wenschten te geven dan in zijn vrijwel primaire constructie van bijv. gevoegde baksteen, zonder eenig ver-der versiersel" of bijkomstigheid". Dit was zeer zeker gedeeltelijk een reactie-verschijnsel, dat. hoe zuiverend 't ook werkte, toch in */ulk een rigoureusen vorm niet gehandhaafd kon blijven. Wat wel Wanda Bibrowicz ' .. ? (Amsterdamsche Ateliers voor Binnenhuiskunst) S. Franciscus en Max Wislicenus Beeldi houwer k van ffenée Sintenis bleef bestaan was de stelregel, die nog altijd geldt, dat iedere decoratie, iedere bijkomstige verfraaiing of aankleeding die men toelaat" moet zijn door trokken van hetgeen de oorspronkelijke muur aan karakter bezit. Intusschen is dit een vrij vage ..formule": immers wat is het karakter van een muur, wat het karakter van den modernen 'muur?.... Hoe dit te bepalen? Kr werken immers zooveel factoren in de geboorte van dit karakter mee: omgeving, ligging van het gebouw, bestemming, klimaat, lichtgesteldheid. die allen hun terugslag Genoeg echter om al erkent men het tendeele | waarschijnlijk foutieve der bovengenoemde sugi gestie"?te doen inzien, dat men sceptisch kan staan tegenover de vraag óf het moderne wand tapijt in het moderne huis" zelf wel als probleem in principe te stellen valt! Wat men tot nu tóe voor oogen kreeg aan moderne gobelins door hedendaagsche kunstenaars; ontworpen en door hedendaagsche ateliers voor weefkunst uitgevoerd, kon mij nog niet van dit hebben op dit karakter ! De technische constructie ^^scepticisme verlossen, hoe schoon o/> zichzelf het is tenslotte onder de vele slechts een der factoren. Toch kan men van die constructie uitgaan en alvast zonder meer die zaken afwijzen die er niet bij passen en niet bij aansluiten, evenmin als bij het gebezigde materiaal. Kn kan men in eei^ste instantie ..toelaten" wat er wél bij past. Al spoedig begreep men, met de oude voorbeelden in kerken en elders voor oogen, dat er gén versie ring was die mér geschikt is om die eerste instantie" te passee ren dan het fresco, dat schier yanzelf, organisch uit de muurconstructie en het muur-materiaal kan opbloeien. * * Maar [hier begon dan het probleem: hos de oude frescoidee zóó te doen herboren wor den in het moderne bewust zijn, zóó beeldend te verwerke lijken, dat zij ook organisch ver bonden zou blijven met de mo derne muur-idee en haar volle digheid? Dat de mogelijkheid, de schoone mogelijkheid daartoe bestaat,.werd intusschen de laat ste jaren door vele moderne pogin gen in deze richting afdoende bewezen, al zal niemand zeggen, dat het probleem" reeds ten volle is opgelost. Heeft, kan men nu vragen, het moderne wandtapijt, de moderne gobelin, dezelfde kans eveneens tot zulk een levend probleem, dat in principe voor oplossing vatbaar is, te worden? Deze vraag werd tot nu toe nog ternauwernood gesteld, maar zij komt den allerlaatsten tijd aan de orde, nu reeds enkele of f icieele lichamen overgingen tot het geven van opdrachten aan moderne schil ders tot het ontwerpen van gobelins, waarmede openbare gebouwen versierd zullen worden. Het begrip gobelin" , het woord zelfs! suggereert als vanzelf: weelde, luxe, plechtstatige pracht, toept aanstonds beelden op van r|jke (particuliere!) zalen, van ridders en edelvrouwen, ' hoffeesten met kaarsenkronen, waaronder, in fantastisch lichtschijnsel,' de heerenmet kuitbroek degens, en wit-zijden kousen en dames me o hooge kapsels en slepen verkeeren. De gobelin daarenboven verbergt den muur, de eerlijke dagelvjkschheid ! verheft deze niet, als vanzelf, organisch tot hooger peil, van schoonheid,' maar heeft voor ons, steeds iets Van een plecht statige buitennissigheid, voor de feestelijke gelegen heid opgehangen. En ik spreek nu nog niet van een techniek die aan tijd en arbeid, voor ons ge voel, ongerechtvaardigde quantiteiten vergt, nog niot van hygiëne, van duurzaamheid en zoo meer.... Renée Sintenik Masker (Huize valt Hasselt, Rotter iam) een of andere werk dan ook was uitgevallen. Nu ik echter in de Amsterdamsche ateliers voor Binnenhuiskunst (Westeinde 25) de wandtapijten zag van Wanda Bibrowicz en prof Max Wislicenus vervaardigd in hun Werkstatten für Bildwerkerei" te Sceloss Pünitz, door de Saksische regeering ten deele te hunnen behoeve afgestaan, moet ik bekennen van mijne sceptis ten dezen eenigszins los te komen en het probleem" als echt te gaan erkennen. Deze twee kunstenaars grepen niet, zooals andere moderne ont werpers tot nu toe meestal wel deden, naar renaissancistische go belin-voorbeelden terug, maar compositorisch naar het Uothische. * * Van dezen grondslag zijn zij langzamerhand gekomen tot een moderne, decoratieve vlakmeting van het tapijt die sterke, sobere statigheid van het moderne mo numentale kunstbewustzijn bezit en van een groot, en in vele gevallen grootsch rhythme ge tuigt. Vooral datgene wat Wanda Bibrowicz met haar dier-vormenvompositie bereikt doet gelooven dat hier inderdaad een nieuwen weg geopend werd die voert tot het wederom tosaambrengen van het moderne wandtapijt en den modernen muur Geheel zonder twijfel is tenslotte dit geloof" niet! Ook, naar ik meen, hy haar zelf niet, want waarom geeft zij anders ook nog (hier eveneens ' geëxposeerde) proeven te zien van op weefsel geschilderde werken, die den nchijn, alhoewel i dan den schoonen schijn wekken van muurbedoeling van- den schrijver een psychologischen roman te geven, hij wil een jongensboek schrijven en begaat de fout maar" een jongensboek te willen schrijven. Hij wil Alf van zijn kwaal genezen, maar de remedie, die hij bedenkt, is erger dan de kwaal zelve. Een geheimzinnige Raad van Zeven wordt ge construeerd, op instigatie van Henk Meursink, een 20-jarigen jongeman met een goede positie, een schitterend inkomen, en voortreffelijke, sportieve en society-kwaliteiten. Dit onweerstaanbaar specimen van het mannelijk geslacht is blijkbaar het ideaal van den schrijver, diéhem den bij uitstek geschikten paedagoog acht, om Alf Land ook in een ideaal te metamorfoReeren. Zoo wordt Ah* beschermd, geholpen, verRenée Sintenis Jonge Stier (Huize van Hasselt, Rotterdam) volgd. waar hij gaat en staat door dezen uiterst geheimzihnigen Raad van Zeven, die aan het eind van het boek blijkt te bestaan uit Alf s eigen vader, zijn onderwijzer, zijn zuster en een viertal kame raden. In den aanvang echter verschijnt de Raad met alle geheimzinnige attributen, welke bij Klu Klux Klan opgeld zouden doen. maar waar tegen de zenuwen van een gewoon mensen, laat staan die van een jongen met minderwaardigheids gevoel, slecht bestand zouden zijn. Wonder boven wonder, doorstaat Alf de vuurproeven, 't Is jammer, dat het onderwerp den schrijver boven het hoof d is gegroeid. RO VAN OVEN '1 \ N. { lij .?» i ? -'J Ij Zoo stelt deze tentoonstelling, naast de ver-. i! heuging die zij wekt aan fraaie stala van een oude, , herboren ambachtskunst en de eerbied voor twee i groote decoratieve talenten, vele vragen, duidelijker !(en principieeler dan op dit gebied tot nu toe ; geschiedde. En dat alleen al maakt haar uiterst .interessant. A. E. VAN DEN TOL ft Nieuwe Uitgaven Dick Laan. De Raad van Zeven. Anist. N. V. Kolonwle Boekcentrale. Geïll. 'i Het begon-zoo goed. Alf Land lijdt, met vele lotgenooten, aan een minderwaardigheidsgevoel. , dat hem tot den zondebok van de. klasse maakt. Hij is overtuigd, dat hij niets kan. Uitstekend ont leedt Dick Laan dit minderwaardigheidsgevoel en l de gevolgen ervan, al wordt 't ons niet duidelijk, waar 't zijn oorsprong] vond. Maar't is niet do Max Wislicenus . Madonna met kind (Amsterdamsche Ateliers voor Binnenhuiskunst) ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl