Historisch Archief 1877-1940
1~
1
^
Irooie
lommer
ederlond
Telefoon 37964
Postgiro 72880
Gem. Giro G. 1000
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C JOSEPHUS JTTTA
Redicteuren: L. ]. JORDAAN, F. O. SCHELTBMA BN
M. KANN. Sectetltti d» RedictUi C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355. AMSTERDAM C
OPGERICHT IN 1877
No. 2799
ZATERDAG 24 JANUARI 1931
Ontwapening of nationale verdediging?
SINDS verscheidene jaren wordt in ons land,
in het bijzonder door de S.D.A.P. en door
den V.D.B., een krachtige politieke actie gevoerd
voor wat men ontwapening noemt. Blijkens de
stembuscijfers kan men aannemen, dat ongeveer
een derde deel van ons volk voor die leuze gewonnen
is. Maar toch is het altijd nog niet precies duidelijk,
wat onder die ontwapening moet worden verstaan
en schuilt er in dat streven een zekere tegenstrij
digheid.
De S.'D.A.P. formuleert in haar
verkiezingsprogram van 1929 het beginsel als volgt: ..ontwape
ning, .nationaal en internationaal." Ietwat voor
zichtiger drukt.de V.D.B, zich in zijn
werkprogi-ain van 1024 uit? ,.onverwijlde afschaffing van
..al datgene, dat bestemd h voor oorlogsactie
..tegenover een vreemde staatsmacht; daartoe
..land- en zeemacht terug te brengen tot een
politie..macht met eenvoudige bewapening. Prijsgeven
..van elke gedachte om eenige, zij het defensieve,
..oorlogsdaad te ondernemen." ?
Doch daarnaast vermelden beide programma's
uitdrukkelijk: ondersteuning van den Volken
bond" en vervulling van Nederlands .'verplich
tingen als lid van den Volkenbond."
Kr worden tweeërlei soort argumenten voor
de/.e ontwapening aangevoerd: de afschuw van.
den modernen oorlog, die' in zijn volle wreedheid
ook de burgerbevolking zal trachten te vernietigen
«in het vertrouwen in den Volkenbond, die het
handhaven van de neutraliteit niet langer veroor
looft. .'.'.-*>.
ff et is duidelijk, dat de eerste groep argumenten
den doorslag niet heeft gegeven. Het medewerken
aan den Volkenbond laat immers niet alleen
de mogelijkheid open, dat men zich direct of indi
rect in den oorlog zal mengen, doch maakt die
tusschenkpmst zelfs noodzakelijk. Een Volkenbond.
die bij voorbaat zou verklaren, dat hij uit beginsel
zou nalaten, desnoods met wapengeweld, voor
xoover dat in zijn macht ligt, tegen Jen
staatmisdadiger op te treden, ware reeds bij voorbaat
tot mislukken gedoemd. Men kan de kracht van
den Volkenbond zelfs afmeten naar de mate,
waarin hij in staat zaïzijn, zjjn uitspraken te doen
nakomen.
Het medewerken aan den Volkenbond sluit
absolute, principieele weerloosheid uit.
Heeft pien nu het recht een dergelijke beperkte
ontwapening ontwapening" tout court- te noe
men? Ongetwijfeld. Men gebruikt immers de ter
minologie o.a. in het Vredesverdrag van Versailles
voor de ontwapening van Duitschland gebruikt.
het land, dat toch altyd nog de beschikking heeft
over een leger van 100.000 man en een vloot, die
de onze eenige malen in sterkte overtreft.
, De Volkenbond spreekt bovendien van een
ontwapeningsconferentie, waar hU de middelen tot
een zoo, ver mogelijk uitgestrekte vermindering
van de bewapening bedoelt.
Het gevaar bestaat echter, dat het publiek de
absolute en de relatieve beteekenis van het woord
..ontwapening" niet zal wetea te onderscheiden.
?'' ' :'' ' *. »?'?'.
'' ? * ? .
Het is de verdienste van een artikel van den
heer W. J. van de Woeatijne in de Gids van deze
maand, zoo scherp mogelijk in het licht gesteld
te hebben, welke verplichtingen ons land als lid
van den Volkenbond in verband met het bevorde
ren van den vrede in Europa op zich behoort te
nemen. Ik acht het van groot belang op dit artikel
in ruimen kring de aandacht te vestigen.
De heer van de Wo'estijne is van meening, dat
van een nationale verdediging geen sprake kan
zijn. Hoogstens zouden wij een invallend leger
enkele dagen kunnen ophouden, maar juist deze
enkele dagen acht hij van het grootste gewicht.
Hoe ziet hij de militaire situatie in Europa ?
De ontwikkeling van de militaire techniek gedu
rende en na den wereldoorlog heeft tengevolge
gehad, dat in tijden van oorlogsgevaar een klein
leger, van snel verplaatsbare artillerie en vlieg
tuigen voorzien, zal trachten zich van de belang
rijkste verkeerswegen en knooppunten meester te
maken. Wie zou bij het lezen van deze
uiteenzet«ting niet aan een revanche-oorlog van Duitschland
en aan Nederland denken?
Nog minder dan in 1914 zullen de militairen
bereid zijn den diplomaten de kans te geven tot
overeenstemming te konien. En de verantwoorde
lijke* staatslieden zullen op het criticke oogenblik
inzien, dat, als het mocht misloopen, degeen, die
den eersten stoot toebrengt, zeer belangrijk in het
voordeel is. Zullen die staatslieden op dat critieke
oogenblik de belangrijk grootere kans op een over
winning durven op te offeren aan de waarschijnlijk
zeer geringe kans, dat de vrede gehandhaafd zal
kunnen worden?
Wat is de taak, die Nederland op dat oogenblik
als lid van den Volkenbond zal moeten vervullen?
Het beste middel tegen zulke snelle aanvallen,
die het begin van een ooi'log zouden beteekenen,
aou, zegt de heer van de Woestijne, natuurlijk een
krachtig Volkenbondsleger zijn, dat in de bedreigde
grensstreek gelegerd werd en zoo een muur zou
vormen tusschen de beide legers.
Helaas is dat leger er niet en de kans is niet
groot, dat het er spoedig zal komen.
Een klein, licht bewapend en snel verplaatsbaar
Nederlandsen leger, dat den invaller slechts enkele
dagen zou ophouden en; in dien tusschentijd de
tegenpartij in de gelegenheid zou stellen onze
bavens te bezetten, zal in veel gevallen voldoende
zijn, om de vreemde mogendheid, die dezen inval
beraamt, van haar voornemen terug te houden.
De taak van het leger in Nederland, in dat licht
gezien, komt dus niet overeen met die van een
leger bestemd voor de nationale verdediging, maar
is eerder te vergelijken met die van een af deeling
van het Volkenbondsleger, dat tusschen de strij
dende volken geplaatst wordt, om de kans op ge
wapende conflicten te verkleinen.
Zelfs zou Nederland de kleine weermacht, waar
over het voor dat doel zou moeten beschikken,
voor die functie ter beschikking van den Volken
bond moeten stellen.
* . *
#
De meest juiste mij bekende uiteenzetting van
de taak van het Nederlandsche leger in het huidige
Europa werd door den heer Colijn den 9en
No. vember 1922 in de Tweede Kamer gegeven, toen
hij naar het oordeel van betrouwbare getuigen
verklaarde zich van harte bij de beschouwingen
van den heer Marchant aan te sluiten. Hij is later
wel in belangrijke mate van dat standpunt terug
gekomen, maar dat kan mjj niet» verhinderen, zfln
oorspronkelijke beschouwingen de beste te vinden.
Wat was dat standpunt van den heer Colijn P
gtaa' ?» »?»
Ons defensiesysteem moet gewijzigd worden.
Het weerstelsel van Nederland is tot nu toe geba
seerd geweest, zoowel op de gedachte om onze
verplichtingen als lid van de internationale
v'olkerengemeenschap te kunnen nakomen, als op
die van een langdurige verdediging van. onzen
nationalen bodem. Wij moeten er toe komen deze
laatste gedachte uit ons defensiesysteem weg te
nemen. Wij moeten slechts een apparaat behouden,
noodig om onze verplichtingen als lid van de in
ternationale volkerengemeenschap te kunnen na
komen. Daarvoor is een operatief orgaan noodig,
terwijl alles wat niet met dat operatief orgaan te
maken heeft, moet worden afgesneden. Men kan
die reorganisatie nog een tijdje uitstellen, maar
ontkomen zal men aan deze noodzakelijkheid
niet. ,
Nederland moet ten aanzien van zijn defensie
tusschen drieërlei standpunt kiezen. Dat van een
zelfstandige, nationale verdediging. Dat van het
op zich nemen van de verplichtingen voortvloei
ende uit ons lidmaatschap der internationale
volkerengemeenschap. Dat van absolute ont
wapening.
Wie kennis neemt van de leuzen, die in woord en
geschrift in den politieken strijd worden aange
heven, krijgt den indruk, dat men alleen de eerste
of de laatste opvatting kan aanhangen. Die indruk
wordt nog versterkt, wanneer men. zooals helaas
met het overgroote deel van het publiek het geval
is, van het standpunt van degenen, met wie men
het niet eens is. slechts kennis krijgt uit de pole
mieken der andere party.
Wel verklaren beide partijen, dat zij ook de
verplichtingen willen vervullen, die voortvloeien
uit ons lidmaatschap van den Volkenbond, doch
beide partijen beschouwen dat als bijzaak. De
hoofdzaak zou zijn: nationale verdediging of
ontwapening.
De politieke strijd zou op dit terrein belangrijk
gezuiverd worden, wanneer de opvatting veld won,
dat, wat beide partijen, als de bijzaak beschouwen»
inderdaad de hoofdzaak is. t . ... ,
Men zou ontwaren, dat men heel wat dichter bij
elkaar staat, dan men gedacht heeft. ,
Het minimum, dat het lidmaatschap eener inter
nationale volkerengemeenschap ons oplegt, ligt,
als ik het wel zie, niet zoo heel ver van het maxi
mum, dat wij kunnen dragen.
Het is niet onmogelijk, dat enkele politieke lei
ders het als een nadeel zullen beschouwen, wanneer
de verschillen tusschen départijen, die elkander
bestrijden, niet zoo-groot bujken te zijn, als men
zich verbeeld heeft.
Ik acht dat echter eer een voordeel, dan een
nadeel.
A. O. JOSEPHUS JITTA
l 1