Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 JANUARI 1931
No. 2799
Mi
I:'
\.-.i
DRAMATISCHE KRONIEK
dóór Henrik Scholte
Hooft's Warcnar" bij het
Ensemble Bouber
J N deze dagen, waarin ons zgn. officieele tooneel
zichzelf weer eens op de schandelijkste en smade-'
lijkste wijze aan de kaak stelt, is deze opvoering
aan den zelfkant" een ware verfrissching geweest.
Bouber's ensemble" het ecnige, dat nog op
het oogenblik met recht dien naam mag dragen
gooit het den laatsten tijd over een anderen boeg.
Aan do actueele" Amsterdamsche volksstukken,
waarin het plotseling groot werd, schijnt met het
heengaan van enkele der beste acteurs een einde
gekomen. Maar ook de nieuwe combinatie is al
aardig op weg om haar vorm te vinden, al zal de
regisseur in zulk een van links en rechts bijeen
gekomen gezelschapje wel het voornaamste moeten
doen en al zoekt men het voorloopig in zulke
uiteenloopende richtingen als sociale vertoogen en,histo
rische kluchtvertooningen.
Ik moet bekennen, dat ik deze laatste voorloopig
het liefste van hen zie. Een jaar geleden gaf n
enkele (en sindsdien, naar ik meen, niet of nauwe
lijks herhaalde) opvoering van Asselijn's klucht
van Jan Klaassen, nog met Elsensohn en Annie
Verhuist, zelfs bizonder diepe indrukken, om het
zeldzaam rake spel en het joyeuze vertoon van een
«tuk, dat men veelal om zijn litteraire gebreken"
te laag aanslaat /alsof ooit de litteratuur in eigen
lijken zin het tooneel van nut geweest is J). En dit
keer gaf men, zeer zeker minder doorwerkt maar
niettemin gul en eenvoudig,, eenzelfde losse" ver
tooning van het spul van ,,\Varenar met de Pot".
Op zulke Zon- en Feestdagen pleegt het Ensem
ble zich om onnaspeurlijke redenen het Groot
Volkstooneel" te noemen. Of het hier politieke
,,uitkoopen" betreft, weet ik niet. Naar de
ostentatief gedragen pilotpakken en de Greta
Garbohaardracht der A. J.C.sters zou men het wel zeggen.
Overigens is dit het dankbaarste publiek, dat men
zich wenschen kan. Het is alleen jammer, dat zulke
opvoeringen nooit herhaald worden wanneer het
gezelschap weer gewoon en genoegelijk ouderwetsch
ensemble" heet. Want het zou, juist in dezen tijd.
een interessante proefneming zyn om te zien hoe
het volk-zonder-hoofdletter nu eigenlijk op deze
oudvaderlandsche boertigheid reageert.
Lang geleden heeft een commissie tot onderzoek
van onze oude tooneelstukken, ingesteld door het.
Tooneelverbond, eens de conclusie genomen: Onze
oude blij- en kluchtspelen wortelen teveel in. het
volksleven dier dagen, om nu nog door het groote
publiek begrepen te worden." Maar dat waren alle
maal nette heeren. die er zich aan stootten, dat
er zooveel vieze woorden op het tooneel gezegd
werden en er zulke ontuchtige voorstellen gedaan
werden. De conclusie is dan ook niet vrij van hypo
crisie. Het zal juist wel de angst geweest zijn, dat
die loslippige plastiek onzer zeventiende eeuwers
ie goed begrepen zou worden!
Het valt nu eenmaal niet te ontkennen, dat onze .
voorouders een singuliere voorliefde voor de
zinnelijkste en primitiefste .lusten en lasten des levens
hadden. Maar zij waren er oprecht in en gaven er
de vilijnere zonden des hoogeren levens duchtiger
van langs dan in de \velversneden, doch leugenach
tige salonstukjes, waaraan de heeren poorters van
tegenwoordig dan wel hun hooge goedkeuring
willen, hechten, meestal hat geval js.
Neem dien Warenar" van Hooft, die als
patricisch dichter toch in goeden reuk staat en van wien
men thans bij voorkeur het voor onze ooren
ongenietbaarste renaissance-geknutsel citeert. In Wa
renar" werpt hij echter den mantel der hoofsche
vrijagien af en toont zich een volksdichter"'van
de bovenste plank. Het is eigenlijk niets anders
dan een niet eens zoo erg vrije vertaling van een
comedie van Plautus, maar wie zou de teksten
gaan vergelijken?, Het is een prachtstuk satyre
UEXERAAL AGENTEN VOOR
AMATEUR-KIXO-UITRUSTIXtt
FOTO-SCHAAP & Co.
SPUI 8 AMSTERDAM
Teekening voor de Groene Amster
dammer" door B. van Vlijmen.
L. B, J. Moor.
geworden, die historie -^an den aartsvrek, Amster
damsen gezien en geheel Amsterdamsen gemon
teerd", met de beste totebel", die er in onze oude
kluchten beschreven staat, erin en met een kern
achtige, oerkomische rijkdom van typen, attri
buten en taal, die in een goede opvoering meester
lijk tooneel kunnen leveren.
Een goede opvoering, ja, want wat verouderd is,
zijn ongetwijfeld geringe details van den vorm.
Het snoeimes, Hooft of niet, moet onbarmhartig
gehanteerd worden, mits niet om er juist de vieze
woordjes" uit te gooien. De eenigszins kunstig
ingeweven fabel, hoe dankbaar op zichzelf ook,
dient met beleid verwerkt te worden, om de
essentie van het stuk: een onstuimig en waar
achtig brok volksleven, dat met Plautus weinig
meer gemeen heeft, naar voren te brengen. Het is
een Amsterdamsch stuk, van Amsterdamsche
eigenschappen, Amsterdamsche typen en Amster
damsche pret, dat in zich het beste, levendate
tooneel bergt, dat men zich wenschen kan.
Zóó opperbest was deze opvoering niet. De
Warenar van Anton Burgdorffer was zeker niet kwaad
en. kan veel aan kleur winnen, als deze opvoering
vaker gaat. Toch zou men deze figuur, ziekelijk
gierig en zwaar bezocht in zün huiselijk leven,
duisterder en grootscher willen denken. Men zou
den stem van Bouber willen hooren, die hier
kilkout van boven tot onderen" werd als iemand
sprak van 't geld en in zijn vernedering niet zoo
eensklaps de goedheid zelve werd als de Warenar
van Burgdorffer, die met zegenende handen op het
bordes van zijn steenen huis verscheen. Het raakste
karakter was van Lucas Wensing, als de knecht
Lekker, een figuur die zijn oorsprong vindt in de
slavenrol der Romeinsche comedie maar die de
Shakespeariaansche kleur, die Wensing eraan gaf,
ten volle wettigde. Ook Aaf Bouber als de totebel
Reym was voortreffelijk in de weinige momenten,
dat men haar dronken en purperrood gemaakt
gezicht uit het keldergat zag opduiken.
Bouber zelf had zich geheel buiten de opvoering
gehouden en de regie overgelaten aan Ben
Groeneveld, die in zulk oud-Hollandsche karakterstukken
aardige resultaten begint te bereiken, ook al kan
hij er als acteur zulke merkwaardige neutrale en
dorre rollen spelen. Hij had den losbol liitser
voor zijn rekening genomen, die Waronav's dochter
Klaertjen (een fraai nummer, dat wijselijk achter
L. B. J. Moor
NOU cenigo maanden geleden sprak ik hem, ter
wijl hij met z'n nichtje Mina voetje voor voetje
in het zonnetje voortwandelde, nog gekleed als
ware hij een jonge.man eu ixog sprekende met een
vuur, »ls bewoog hy zich midden in de
Tooneelwereld. En van zelf haalde hij oude herinneringen
op, sprak over de kameraden van jaren geleden,
tooneelspelers. die groot waren en geliefd bij het
Amsterdamsche publiek, maar nu lang vergeten;
hij sprak van het moderne comediespeltn, dat niet
zijn sympathie had en van zoo veel andere dingen,
die hem dierbaar waren. En in z'n huis aan de
Helmersstraat toonde hij den bezoeker souvenirs
van lang vervlogen tijden, toen-hij zelf nog in den
Stadsschouwburg de geliefde auteur was, die
avond aan avond de bewondering opwekte van
het enthousiaste publiek.
Als kind reeds leerde hij de planken kennen. Z'n
moeder Mevr. Helene Vink was geëngageerd bij
Dupont in de Nes en 's avonds stond hij
alsjongen te kijken. En toen hij grooter werd, was
het Johan Eduard de Vries, die hem voor zijn ge
zelschap engageerde en als jeune premier bewees
hij reeds op achttien jarigen leeftijd, hoe talentvol
hij was. Begaafd met een prachtstem, een figuur,
zooals er weinigen op de planken te zien waren,
werd hij al spoedig de lieveling der bezoekers van
Frascati, den toenmaligen schouwburg in de Nes.
Maar niet lang bleef hij in Amsterdam. Met de
Vries trok hij naar Rotterdam en hier was het,
dat zün gaven tot volle ontplooiing kwamen. Hier
was het ook, dat hij brak met de oude traditie, die
voorschreef, dat op het Tooneel op een andere
wijze gesproken moest worden als in het dage
lij ksch leven en hem komt de eer toe, na groote
tegenwerking, de natuurlijke spreekwijze op het
Tooneel te hebben ingevoerd.
Tot 1874 bleef hij Rotterdam trouw. Toen kwam
hy met Albregt van Ollef en in den Stadsschouwburg.
Met de comedie's van Sardou, doch ook met
oorspronkelijke stukken, zooals met Uitgaan"
van Glano, vestigde hij hier zijn roem als coraedien.
In 1879 zelf directeur geworden, na drie jaar lid
te zijn van het Nederlandsen Tooneel, ging hij in
1882 weer naar Rotterdam, om met een enkele
tusscheiipauze daar te blijven en er vooral zijn
naam te maken als regisseur bij ,,de Rotterdam
mers". Z'n loopbaan als tooneelspeler gaf hij op,
de desillusies waren hem te groot geweest. Een
enkelen keer betrad hij nog de planken, o. a. voor
verschillende Apollo-voorstellingen,' maar verder
leefde hij rustig te midden zijner geliefde Rotter
dammers met zijne echtgenoote Gertrude Schee
pers. In 1912 echter, betrad hij nog eenmaal
het Tooneel en bij Heijermans speelde hij enkele
rollen met veel succes. Daarna ging hij voorgoed
z'n rust genieten, levende met herinneringen en
blij met z'n vioolspelen, z'n schilderen en z'ri
Pransche klassieken, waarvan hij o. a. Hernani"
van Victor Hugo vertaalde.
H. K. TEUNE
de schermen gehouden wordt) op schelmsche wijze
zwaer" maakt en zoo 't hylick" met den rijken
buur verhindert. In de historie van ons tooneel
schijnt deze tweederangsrol zonderling genoeg
steeds door den eersten acteur van het gezelschap
gespeeld te zijn (wellicht omdat het de eenig
jonge rol" is in dit stuk van louter narren),
maar.als ietwat houterige jeune premier" oogstte
Groene veld belangrijk minder succes dan als ver
dienstelijk regisseur, die tevens voor een simpele
maar zeer doeltreffende aankleeding had gezorgd.
Nu men echter in dit soort stukken een waar
achtig pleizier begint te krijgen en de vertooning
ervan wonderwel blijkt aan te kunnen, ligt er
voor het ensemble een nieuw gebied open: het
doen herleven van dien kant van ons volksleven,
die eigenlijk nimmer dood geweest is, doch op het
tooneel slechts van hoogerhand", ten gerieve
van de welriekende saloncomedie, werd onder
drukt.
POL ROG ER &C'^
LE CHAMPAGNE EN VOGUE
JAGER GERLINGS HAARLEM
No. 2799
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 JANUARI 1931
t
SCHILDERKUNST: DE ONAFHANKELIJKEN
door A Plasschaert
J, Franken Pzn.
Onafhankelljken te Amster
dam, een onafhankelijke Inlei
ding;
Kritias, de rakker, de
niet-gebondene (de ongebondene zeggen zijn
dierbare vijanden, 't zout van zijn
leven, en zijn lieve vrienden zeggen
het speelsch na; vrienden en vijanden
zijn dikwijls schakeeringen van den
jaloersche !) Kiitias, dan, had bij alle
moeiten zijns levens, by 't druk. Ver
raad, dat zijn vrienden jegens hem
pleegden, (hij rook het altijd vooruit
aan ze, maar zei niets; zij speelden
voor hem, en hij zit erbij als zat hij
in een duistere loge, ongezien) Kritias,
en nogmaals dan, was een optimist
zooals Marcus zeide, die niet Marcus
Aurelius was, en hij versierde het
leven met zijrt optimisme, en dat
optimisme was geen optimisme zonder
moed nooh zonder teleurstelling, maar
Kritias. was nu eenmaal elastisch
geboren, en hij hield van den
Opveerende zooals zoovelen in onze
Calvinistische provinciën, allen houd en
van den Huilebalk (alsof weenen en '
huilen en vervloeken niet een
geestes«onanie was en een verlekkerend zelf
beklag) Kritias hoopte altijd, en zijn
hoop was zoo fel als een snede met
een ijl mes. en zijn vertrouwen was
zoo groot als een zonne-uur op den
middag! Was hij daarom zóó voor
van Lob ij, en angstig bm het succes
vain de nieuwe verhalers? Hij weet
dat niet; hij weet niet alles voor
uit, zooals Willem van Konijnen
burg dat weet (die bestudeert uren
lang alles te vcor in een kil ka
mertje 1) Kritias weet niet alles voor
uit; hij hengselt zijn hoed niet af
als hij iemand begroet, maar hij laat
dien hoed laag zinken en begroet dan
zijn jaloersche vrienden met den
glimlach van het vertrouwen (hij
is altijd opnieuw, en wetend toch,
de vertrouwende !) Kritias, tenslotte,
'(zijn vijanden dich
ten hem alle ver
langens toe, die
in de Tvunze ka
mers hunner zielen
langzaam walmen.)
Kritias is de op
timistische minnaar
i'an de schoonheidi
Hij is l des J niet
needrig [tegenover
de kudden; hij
voelt zich integen
deel aangenaam
alleon,en steeds eer
biedig is hij jegens
de roekeloosheid
der vrouwen, die
kometen der on
gestadigheid, die
soms, als een bloed
warme
meteoorsteen ploffen in
zijn leven. Maar
Kritias is, in den
tijd der razende
snelheid" (en deze
snelheid raast in
derdaad soms, en
kaltonzin)ÜCriiia* is
langzaam; de zon weet, dat goed graan
langzaam omhoog rijst! Er zijn vrien
den van hem, die hem te zorgeloos
vinden in die langzaamheid en hem
altijd de middenpagina der Groene
toewenschen (hij zelf vertrouwt op
zichzelf, en spreekt met Pinksteren
in a'le tongen, zooals dat daar voegt)
Blinde Bedelaar
noodig zou
de schilder
der-idee zeg
gen, die te
genwoordig
haast needrig
tobt over zijn
idee" (die
idee toch
wordt stijf in
de gewrich
ten!) Kritias
dan dacht na
over den
schoonen
naam van de
Vereeniging
de
Onafhankelij-,
ken". Hij was
zonder ??»' de
kwaden
droes (het
vrouwelijke
daarvan
moet droeze
geweest
zijn); hij was
alseen scherp
loopende hit,
een paardje,
dat vroolijk
rent over de
grasvlakte,
die de wei is.
Kritias was langzaam, hij kon dus na
denken ; hij dacht over de
Onafhankzkzlijken, die nog niet zóó belangrijk
werHarmen Meurs
Johan Dijkstra
Kunstzaal van Lier
* ? ' ? - i
Rokin 126 . ~ Amsterdam*
Oostersche a Europeesehe antiquiteiten
Oude en Moderne schilderijen en plastieken
Negerkunst A Ethnographlca
Kritias' ideaal, ook zoo langzaam H
hij, te alleen de bulletins van de
schoonheid te laten verschijnen (hij
is daarvoor steeds bij stem) en hij
zou in woorden, die wei-gebonden zijn
. (zóó zijn de
niet-gebon~' ..'"' a. denen) de muziek Van
den toekomstigen roem
u in de ooren willen
blazen; zijn kiitici niet
do fluitisten van het aan
komende, van het
opkornenili', van wat toe
komt? Hij zou dat willen
er is daar een idcëule
onafhankelijkheid^ J^voor
Portret jonge man]
den als eens de Refusés." Hij zag de
kunstgenootschappen veranderd; hij is
immers een optimist. Hij zag heele fede
raties zelfs van kunstringen onaf
hankelijk, en levendig als een dag in
Mei. Hij zag een nieuwe werkwijze
(geen taylor-systeem); hij zag een rijp
beraad om de schoonheid. Hij zag
kleine groepen, snel geformeerd, van
letterkenners en vervenkeurders, en
hij zag ze onafhankelijk" van het
maatschappelijke, en als schoóne zeep
bellen die rezen wiegelend opwaarts,
en ploften uit«en, en waren regen, en
waren verkwikkend. Maar dat is een
symbool",en symbolen moeten
tegunSpoorwegcoup
woordig worden ver-klaard. Hij zag
snel geformeerde groepen, in n drift
stijgende omhoog, en snel verdwenen
weer, zoodra zij, zeepbellen, glansden
in een eeuwige zon. Hij zag geen vol
harding uit traagheid; hij zag de
Nomaden, die de kunstenaars moeten
zijn (achter iedere kim rijst immers,
statig en steil, een andere bergtop!) niet
zittend noch welgezeten, maar steeds
op marsch naar een deizende, gloei
ende verte. Hij zag ze onafhankelijk
en teeder als Péguy, wiens koppige
trots hem den eerlijken weg deed gaan.
Hij zag de kunstenaars, niet gezeten
maar wel bezeten, altijd tirailleerend
om het eene woord (dat alleen waar is)
of om den eenen zang der kleuren, die
alleen betrouwbaar blijkt en van het
hart den forschen bloedslag maakte
harmonieus. Hij zag de
Onafhankelijken, die een afzonderlijk idioom be
zitten, dat geen bureau-klerk ooit
verstond; hij zag die vervreemden,
met bloed .en kristalklaar hoofd
over het water, zeilen naar het
eeuwige. En dat kwam alle door
den fieren naam deOnafhankelijken";
een kleine achteloos geworpen steen
een eindelooze reeks van concen
trische bewegingen in het afwachtend
water? :
Kritias, de eenzame, de langzame,
die kinderen gelijkelijk liefheeft als
schilderijen en als muzieken, die de
waëreld doen. worden zonder uur, en
als verzen, waarvan het geheim innig
als van de schemering ia, Kritias,
de optimist, zat geroerd door zijn
verlangen, naardien naam en naar die
woorden te kijken: tentoonstelling
van de Onafhankelijken" en hij dacht,
daar .zijn ze de eeuwige onverstoor
bare, edele Libertijnen, zooals de
Anderen ze heeten; daar is de optocht
voor een enkel uur der Groote Noma
den, die al wonen zij in Mansardes",
op weg zijn naar een altijd-nieuwe
kim, de optimisten der schoonheid.,
Toen nam, Kritias een kaartje
voor den trein, en ging naar de ten
toonstelling der Onafhankelijken.
M