De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 31 januari pagina 6

31 januari 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

ILDE Onafhankelijken" ET^T T» TT1 T7 T TT\ TT /T\ T T THK7 N BEELUHO U W Leyden Henri v. d. Velde C. M. Kuypers Ykelenstam De Onafhankelijke» n. te AmHterrtnm Kritias dan was bij de Onafhankelijken en hij dacht, ge moet niet altijd namen en cijfers noemen, maar waarom zou een beschouwer niet eens meer in 't algemeen de daden der schilkunsthistoricus (systemen zijn hekken «?m het denken!) maar naarmate de wind waait en naar mate de lust tot.. bespiegelen hem drijft. Waarom zou hij enkelen dier Onafhan kelijken niet eens op den keper beschouwen, dan toch hun namen noemen en. speelsch. ze vangen in de netten zijner medi taties (een woord van Jan Toorop !) Schilderen is immers een vrij beroep, niet Beekman, en ook de wezentlijke kritikus is een vrije; hij is een on afhankelijke. Denk eens, dat hij het niet was; wat een zilt leven ware het zijne, en hoe zou hij moeten springen van den hak op den tak en van den tak op den hak van alle meeningen en van alle , programmata der schilderkunst (gewoonlijk niet al te klaar geformuleerd!): hoe zou hij alle schijnbewegingen mee moeten volvoeren, en hoe zou hij het rhythme der eeuwigheid (die is zijn domein) ver storen tot een Charleston des geestes. Hij zou tèch met Albers moeten drinken in een kroeg sinister van burgerlijkheid, en hij zou zich steil met den schilder Boekman moeten bezinnen, of te Nijmegen de spoorbrugbogen moeten tellen hij zou met Benüien abstract moeten worden en Grootmoeder C. M. Kuypers Strijd DOOR A. PLASSCHAE!RT EN A. E. v. b. TOL aan het woord Compositie veel geloof moeten schenken. Bij Zeus l maar hij zou tegelijk toch den gang van Bendien begrijpen, al zou hij alle resultaten van hem niet met Lymnen loven. Hij zovi Boendien begrijpen; hoe hij tot Oomposities kwam, Kritias zou het in zijn eigen hoofd kunnen componeeren. Want deze Bendien zag altijd de tegenstelling der werke lijkheid; hij was* voor de omgeving en niet voor den mensch (behalve in zijn portretten, die verfijnd opzweemen!) en er is maar een tred verder op dien ladder te doen en ge wordt lyrisch door de hoogte, waarop ge staat, en ge denkt: dit alleen is wat ik teekenen wil (ik ben immers niet de eerste, O Kandinsky). ik wil mijn lyriek, die als een druppel, die staat, in mij staat, teekenen en ik ben dan eeuwiger; dichterbij de bron, ver der van de ij dele vei'schijning, die de mensch met ijdeler namen noemt, en te vei-geefs met de handen zijns lijfs bitterlijk omvaemt l Ja, ik ben meer van den eeuwigen geest; ik sprong van de springplank der werkelijkheid omhoog, een ppwaartsche komeet, zonder staart, (hoe zwaar was tegen over mij Vincent, eens in de schilder kunst maar een menschelijke, aarde zware komeet!) Bendien sprong van de voedzame aarde in de lyriek van het felle gevoel, maar zal de voeding-looze lucht die lyriek, aardcvrij en hcmelziek wel voeden ! Klse Berg is maar een vrouw (geen Job heeft ze steenen achter zich als Wiegman's Job); ze zag zichzelf in een zelfportret. maar Hekman ziet den geslagen mensch stil van den slag. en met een pijpje ternauwernood vastgehouden door de handen, met een welig vrouwspersoon is erbij (is dat de verlokking van het vleesch voor den Tobber?) Hij is.een voortzetter van Toorop, dacht Kri tias. maar zonder diens eerbied voor jonge oogen van vrouwen en zonder de geruste oogen, die Toorop, de bewogene. gaf aan oudemenschen. Bekman hervatte Kritias, is op nieuw de tragische Mensch. maar hij gebruikt zt> allen, dieren en menschen om ze te schikken, zooals een kaleidoskoop stuk jes glas schikt binnen den cirkel. J Filarsky reist, reist! Hij ,woont in [Bergen, maar hij zoekt het stugge land der harde bergen, en vindt dat in Frankrijk, zooals een ander Bergenaar een franschman. Bresdin, vindt in Bergen. Ge ziet, zei Kritias hardop, hoe 'leerzaam de Onafhankelijken zijn; de eenheid der tegendeelen wordt u' er óp milde wijs geleerd. Kn u wordt daar het kruid van het begrip, dat niets alleen be staat, mot volle handen aangeboden, opgedrongen. .Alle schakeeringen zijn er, yooral die van het oppervlak. Maar bij Kruyde,r hij die het kruid in uw maal luchtig strooit (of is het een vergrootende trap, is hij kruider,, de 'overgang tusschen de plant en het redaame dier?) Kruider, dacht de Beschouwer zachtjes, zooals iemand een-dropje ronddraait in zijn mond en het omspeekselt, Kruyder, dacht hij; waarom geniét hij niet meer eer? Hij is toch een schilder, bij wien de kleuren ietwat lijken op het donkere bloed, dat niet zoo donker is als ze het tegenwoordig wel altijd willen zien, niet zóó dramatisch is het zelfs Henri v. d. Velde als de Oranjesluizen van ('Jer Gerrits met hun steenen als uit een bouwdoos eu niet zoo erg als de Blinde Bedelaar van J. Franken Pzn.. waareen vrouw, als Klse Berg, voorbij gaat. Dan is Huli vun Lith toch niet zoo bang voor de gratie dor innigheid, als hier de'meesten dat zijn. Het is inderdaad een onafhankelijke vrees, die voor de gratie. Waarom toch Harmen Meurs, waarom toch Christiaan de Moor! Komt dat door een so ciale ironie bij u Meurs, door een socialen aanleg (sinds wanneer ontwikkelde die zich) bij u, de Moor? Ban is toch koddiger de Heer Schrikkel! Hoe onafhanke lijk toetert Chartey Chaplin (op het.fdak zit [hij) een wolk uit zijn ».blaasHnatr ment." Hoe. wel begreep deze een zame Onafhanke lijke dat kronke ling en verbandbuis (kunnen wij het zóó] noemen ?) bij dat andere instrument lijkt op een stootplaat van het Japansche wapen. Zou den wij in Schrik kel eindelijk de Onafhankelijke monomaan van het toetertuig, het koper van het orkest, Koeien voor het opdragen van afgekookte waarheden Toen hij wegging dacht Kritias: was ik niet te spaarzaam, had ik den nigrophielen Hatterman, mogen ver geten tegen zoo veel andere beschou wers in? Maar, \iit het gebouw gaand zei hij futuristisch ,,de Spaarbank !" en verheugd dacht hij: onze duiten broeden daar in de sousterreinen en, weer futuristisch. laten wij over de Schoonheid broe dend, reizen. Ernst I<r>-ilen In het Wttlem Radecker De subtiele oek onomische maatregelen, die Ley d en voord roeg om zijn schilde rijen te verkoopen, zullen geen onderdeel vormen van deze korte bespreking. Ze zijn vernuftig, en hoewel sociaal be doeld, van privcaard ; hen naar waarde te schat ten is het werk van den over zichtschrijver van de finantjfeön van de week". Wij zullen ons, als kritikuB van de schilderkunst, beperken tot het picturale dat is -jnze lust en ons ambt. Leyden, dan, is wat ge in een terughoudenden Kop in onze schilderkunst moeten be-*<?3tijl een zoeker zoudt noemen, en wat ge op een andere manier kondt f ormuleéren met de uitdrukking, dat deze i schilder nog niet volledig de schilder kunstige jas vond, die om zijn schilder kunstige ziel past. Wat zullen u?ij dadraan-doen ^Hij zelf moet den kleermaker van die jas vinden, en al zoekend vindt bij dien supérieuren ambachtswellicht meer nabij dan hij nu groeten ? Is Oepts e eindelijke Danser ? Er zijn hier nog twee Haedeckers ! Ik hoop, dat de Amsterdamsche Rot terdammer der N.R.C, zich niet ver der vergist. Maar.... erzjjntoch drie Wiegman's zeker, en meer Raedecker's, doceerde Kritias, die van 't doceeren een even grooten afkeer heeft, als de Afzijdige-Onzijdige een voorliefde meent. Het werk, dat hij nu laat zien, is buiten den invloed \an Jan Sluyters zeker geraakt (No. 44 het ontbijt herinnert daaraan !) Hij schildert thans figuur en landschap op een ijle wijs, en ijl is daarvan tevens de voordracht. Wanneer ik hier in 't kort noteer welke werken, zóó ondervonden en aldus geschilderd, mij bij bleven na zijn tentoonstelling gezien te hebben, dan zou ik niet het chineesche jon getje noemen (ietwat n la Foujita), maar het zelfportret (11), de Loosdrechtsche plassen met de twee regen bogen zeker (17), ook de mulattin (29); de dichter in het landschap (32), de zonnebloemen tegen den blauwen achtergrond, en het landschap met de twee vogels.^ j Benieuwd maakt deze tentoonstel ling ons naar de volgende bocht van den meander, die deze schilders loopbaan tot nu toe is. PLAS-SCHAERT i'. TH. Ku.vper* til «Ie Kunst» zaal U rok. Hllvrraum Er zijn kunstenaars die, hevig lij dend aan wereld en menschen. heel hun hartstocht en scheppings-wil geven aan het beelden van gedrochtelijke wanstaltigheden. van onwezen lijke, demonische figuren.spotvormen, die zij, in hun kunst, als spiegel van hoon en haat ophouden.... Van huis uit en'in den grond zijn zij realisten, want hun scheppings-drift gaat altijd, in eerste instantie weer uit naar de werkelijkheid - voor - oogen - en - voor handen en keert zich pas, nadat zij zich opnieuw aan die werkelijkheid gestooten hebben, in tweede instantie tot de demonische fantasie, die echter altijd direct en fel gekant blijft tegen wat in de buitenwereld, hen pijnigt.. Er zijn ook naturen, die - al stooten ook zij zich aan de realiteit, al wordt ook bij hen.verzet en opstandigheid wakker, meer direct gekeerd worden tot het griezelige, het ,,unheimische", het' spookachtige en vóor-geboortelijke. dingen die bij hen, als 'ttware, om hun zelfs wil en buiten den kunste naar om ontstaan. Tot deze laatste reken ik C', M. Kuypers. Zijn Fantoom" (een slijmgroep", opé<vn geklonterde griezel koppen en diervormen, waaruit een hand naar voren komt die een foetus worgt) Leege Kamer" (die vol is van onwezenlijkheden en waarin door het venster, het leege maanlicht naar binnen valt) -?Wij menschen" (én gorilla aan een tafel tusschen een foetalen, naakten ouden man met een rij lintjes" op de borst en een ge halveerde chinees) en dergelijke griezeligheden meer, schijnen mij grooten deels de lichtelijk mediamiek voort gebrachte uitingen van een onder bewustzijn, waarin voel is wèg-ge-' drongen wat . aan leed, ergernis, teleurstelling, enz. ondervonden werd, zonder het tenvolle en bewust te doorlijden.... ', In deze ? fantomen,' vage gedroch ten van Kuypers verschijnt het griezelige, het hoonend-sarcastische. het demonische [meer ^ als een interessante droom dan als een obcessie die u aanstonds bij de keel grijpt. Dit laatste zou het geval zijn als de kunstenaar zelf er meer volledig in stak dan thans, meen ik, 't geval is. Nu echter kan men een en ander karakteriseeren als: afvalproducten van een ziel, een scheppendvermogen-in -wording. Men zou, naar aan leiding van dit werk, op het voetspoor van Frederik van Eeden, kunnen gaan spreken over demonische" en ,, e u demonische" kunst. Men zou ook kunnen gaan debatteeren over de vraag of dit, deze rër-beeldingeh uit een soort vóórgeboortelij ke sfeer nu wel, in eigen lijken zin. kunst mogen heeten, kunst die men dan, als tegenstelling wel geboren bedding zou kunnen noemen. Maar laat ik volstaan met als mijn overtuiging uit te spreken, dat Kuy pers zich hiermede vrijmaakt {beter misschien: wórdt vrijgemaakt) voor zijn eigenlijk werk, waarvan men hier Matihieu Wiegman Portret mogelijk aanloopen kan zien in een ..meisjeskop" (eenvoudig en teer ge-1 daan, maar zonder eenige diepte van psychologie) en in enkele, van de fantasieën zooals bijv. ..Strijd met vampier" (het witte paard daarin!) n dat dan in de eerste plaats, wil het mij schijnen, kan opbloeien in een, fijnzinnige en kleurgevoelige, deco ratieve richting. A. . VAX DEN TOL Henri v. d. Velde Landschap , \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl