De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 31 januari pagina 9

31 januari 1931 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

.16 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 JANUARI 1931 No. 2800 i i: N. V. Het Pan-Amsterdamsch Tooneel door Henrik Scholte After all.... BIJ de première van het onbelangrijke en ver velende prulptukje van dien naam zat de kleine man heel alleen in de overigens door de gezins hoofden slechts zelden bezochte loge van B. £ W. Zijn naam is wethouder Eduard Polak, Zijn nieuwe titulatuur is tooneeldirecteur in buitengewonen dienst". After all de eenige overwinnaar in een iniserabelen strijd van louter verliezers. Wat een jaar geleden het particuliere initiatief vermodderde, schijnt nu onder den drang der om standigheden met gemeentehulp ttt stand te ko men. Merkwaardige paradox: kunst is regeeringszaak en overheidsbemoeiing is geen politiek. De onpartijdigheid en de groote ernst, waarmede wet houder Polak een compromis distilleerde uit de voorstellen der elkaar wederzijds overvragende partijen: Koninklijke Vereeniging en Amsterdamsch Tooneel, heeft meer nog de verdienste, dat zij het tooneel van de hoofdstad voor een volledig artistiek bankroet behoedde dan dat zij de gevol gen van een voor de zwakste groep reeds ingetre den finantieel bankroet tot de kleinste grenzen terugbracht. Het is dan ook door de stellige over tuiging, dat hier in den vorm van het Eitje van Columbus eindelijk eens een uiterst gelukkige op lossing gevonden is, dat ik er toe kan besluiten om een zaak onder deze rubriek te behandelen, die tot dusverre zoo bitter weinig met de tooneelspeelkunst had te maken als de strijd om de hegemonie in de Amsterdamsche schouwburgen. Jarenlang is ons tooneelleven beheerscht door een antithese, die men het eenvoudigste met de namen Boyaards-Verkade kan aanduiden, een antithese,, die in de groote jaren" van deze beide leiders ook stellig reden van bestaan had. Maar zij had dat niet meer op het oogenblik dat de heeren tooneelpolitici in de kranten, in den raad en.. . ?. in. de kof fiehuizer» er het meeste gebruik van maak ten. Toen er om den Stadsschouwbtirg gedobbeld werd, verleden jaar. was Koyaards dood en Ver kade op zijn retour, Zij, die zich toen om redenen van opportuniteit achter deze namen schaarden, waren elk afzonderlijk niet sterk genoeg om hun geloofsbrieven te overhandigen. Met treurige ironie werd het gebrek aan n krachtigen toorieelleider tenslotte onderstreept, toen drie schouwburgen opgedeeld moesten worden onder twee gezelschap pen, die elk weer minstens uit twue helften be stonden. . ' Vereehigd onder den organisatorisch sterksten vorm, die der Koninklijke Vereeniging, waren de groep-Saalborn, die zich op tooneel in grooten stijl en (in 'goeden en kwaden zin) theatrale" allure toelegde, doch die dat slechts in enkele lichtere Shakespeare-comedies bereikte en dit seizoen nog geen succes van wezenlijke beteekenis boeken kon, en de groep-Verbeek, restant van het te kort bloei ende Comoedia", die dan ook op deze traditie voortbouwende, hefc modewoord Kammerspiele" voor zich vindiceerde, zonder nochtans belangrijkedingen op dit gebied gepresteerd te hebben, het succes van een enkel amusementsstuk buiten be schouwing gelaten, ? Vereenigd in een zakelijk zwak gefundeerde en onzuiver beheerde organisatie', het Amsterdamsen Tooneel, waren de groep-Verkade, hetgeen zeg gen wil enkele goede acteurs naast zinloos hooggeklommen dilettanten, onder een leiding, die slechts een schim was van wat zij eens beteekend heeft, en de groep-van Delsum, het oude OostNederlandsche Tooneel, waarvan de onloochen bare artistieke successen nochtans te weinig talrijk waren om het terstond tot eenigën kroonpretendent te bombardeeren en dat bovendien in het eenige jaar van zijn bestaan eveneens failleerde, zij het ook dat onvoordeelige omstandigheden daarbij den doorslag gaven. Met terzijde stelling van alle subjectieve appreciatie moet men echter de twee eenige voorstellingen, die tot dusverre in dit seizoen werkelijk succes hadden, n.l. De AffaireDreyfus" en Pirandello's Beter dan Vroeger" op het conto plaatsen van deze groep, al dan niet vermeerderd met enkele acteurs uit het oude Ver kade-ensemble. Maar hoewel zij ook in meer of mindere mate finantieele successen geweest schij nen te zijn, hebben zij toch den krach van het Amsterdamsche Tooneel niet kunnen tegenhouden. en zeker niet, omdat zij naar ook een buiten staander kon constateeren in het groepverband kennelijk werden tegengewerkt. * * Dat nu de wethouder anticipeert op het hem voor oogen zwevende plan van n Koninklijke Vereeniging, door aan te dringen op overname" ? van het gefailleerde Amsterdamsen Tooneel, heeft in de eerste plaats bet groote feitelijke voordeel, d. t een eventueel te formeeren ensemble" van het Amsterdamsen Tooneel voor de volgende vijf maanden gespaard blijft voor een waaghalzige her haling van het zakelijk reeds eenmaal mislukte experiment van het Oost Nederlandsch, waartoe men. in prijzenswaardig doch onpracti&-ch idealis me bereid scheen, over te gaan. Maa i» de tweede plaatp heeft de wethouder ervoor gezorgd, dat door het scheppen van een basis van abpolute ge lijkheid, waarop in Augustus door de leiders de thans nog bestaande formaties onderhandeld zal worden, het Amsterdamsch Tooneel zich niet als zondebok in de K. V. geïnterneerd behoeit te voelen, met als eenig let voor oogen, bekeerd of onthalsd te worden. Want otcchoon de K. V. reden heelt tot juichen, omdat zij het langer wist uit te houden dan het Amsterdamsch Tooneel, toch is haar overwinning niet positief behaald door eigen artietieke verdiensten, maar negatief: door het falen van de concurrent uit dezelfde straat. De artisten van het Amsterdamsen Tooneel behoor en echter 'niet tot den faillieten boedel! Gelijk recht was hier de eenige oplossing, die in artistieken zin gerechtvaardigd was. De taak, die de wethouder als arbiter thans op zijn schouders genomen heeft, i? in wezen de taak van oen tooneeldirecteur. En er zei nog wol heel wat water door de Amstel gftan voordoze fu.ie niet alleen tot stand gekomen, maar ook bekrachtigd en door de gemeente gefiatteerd is. Maar gettM dan nu, dat dit allemaal met salomonisch beleid voor elkaar gebracht zou kunnen worden - waar mee de wethouder don warmen dank verdiend zal hebben van allen, die dit jarenlange geknoei met stijgend misnoegen hebben aanschouwd,?is dan de formatie, van n uniforme troep in het leven geroepen? Heeft Amsterdam dun zijn tooneelge/elschap? Ongetwijfeld niet. Het oude argument tegen een dergelijke fusie; richtingsverschillen en ongelijk waardige grootheden, blijft bestaan, vermeerderd met het niet te loochenen feit, dat een dergelijke troep naar ledenaantal te groot zal zijn om een zoo danig unifcrm ensemble te scheppen. Maar ook wanneer men de verschillende, richtingen, onder n sterken organisatievorm, die naar in het voorstel van den wethouder ligt uitgedrukt, die der Koninklijke Vereeniging zou zijn, laat bestaan, dan blijkt daarbij 'toch veel veranderd als- men den toestand vergelijkt met een jaar geleden, toen de" Stadsschouwburg aan de orde was. Aan de orde zijn thans drie schouwburgen, vereenigd in soort trustverband. De nieuwe K. V?paar haar hoofd lijnen onderscheiden, zal bestaan uit drie voorloopig niet op télossen groepen: Saalborn, de Katnmerspiele" en het ensemble" (d.i. het oude Amsterdamsch Tooneel zonderden Heer Verkade). Over de noodzaak van het carteercn van den heer Verkade ah artistiek leider, zijn finantieele gestie nog buiten beschouwing gelaten, kan niet veel twijfel bestaan. Zijn kwaliteiten pis speler zijn steeds aeer eenzijdig geweest. Ofschoon er uitzon deringen geweest' zijn,?als de Estherhazy in Dreyfue, die hem lag, heeft zich zijn talent en zelfs zijn techniek in dalende, lijn bewogen. Zijn kwa liteiten als regisseur, veel hooger zon der twijfel, zijn eveneens eenzijdig: Ibsen, Shaw en verder alles van wat vóór 1910 ligt. Wij hebben daar nooit een geheim van gemaakt, evenmin als van het feit, dat deze regie-kwaliteiten'zich eveneens gedurende de laatste en allerlaatste jaren wel allerminst op' waarts ontwikkeld hebben, opnieuw uitzonderin gen als zijn la at sten Gijsbreght" buiten beschou wing gelaten. Het is jamme.-, dat ook in artistieken zin Verkade's exit zoo tragisch moest zijn. Het feit moet echter, waar het hier om klaarheid van houdingen gaat, geconstateerd worden. . pr* * * Drie .'ichtingen zullen dus voortaan in drie ge lieerde schouwburgen een werkkring vinden. E« al zal het nu misschien in de praktijk zoo wordenr dat de leiders dezer richtingen de schouwburgen opnieuw min of meer essentieel verdeelen, ineen. vorm, die trouwens overeen zou komen met het karakter der schouwburgen en de ambities van hunne toekomstige bespelers, dan toch is het groote voordeel verkregen, dat deze verdeeling niet tot» nadeel van de zakelijke kant van het bedrijf ad ex r tremum kan worden doorgevoerd. Eén organisatie,. de K. V., die eerst dan m.i. recht heeft op den ko ningsmantel, dien zij zich reeds voortijdig aan schafte, zal in zich vertegenwoordigd vinden drierichtingen, welke elkaar zoowel artistiek alsook. zakelijk in evenwicht kunnen houden en daarbij aaa de eischen van de verschillende soorten schouwburgpubliek zouden beantwoorden: het tooneel ii> grooten stijl, het amusementstooneel en het expe rimenteerend tooneel. Wie dan het vermogen van. ' dit huishouden moet beheeren, een gemeentelijke intendant" of wel de K. V. zelf, met alle krakeelen daaraan verbonden, behoeft hier niet onderzocht te worden. Een feit blijft het, dat het door den Amsttrdamschen Briand gearrangeerde Pan-Amsterdamsen tooneel dan eindelijk, na welhaast een menschenleeftijd, den weg kan openen tot een tooneel, der* hoofdstad waardig. Want al kan een dergelijk voorstel niet de intrinsieke waarde van het tooneeB verbeteren, van welke diepere crisis immers. zooweide strijd om den Stadsschouwburg als dit failliet de duidelijkste symptomen /ijn, zij kan althans de voorwaarden helpen scheppen, die tothet bereiken van wezenlijke artistieke resultaten; noodzakelijk zijn: niet meer een individualistisch. beheer van het vermogen van de troep, inkomsten, zoowel als subsidies, niet meer de onredelijke' zelfoverschatting van (althans in eigen oogen) prominente figuren of erger: de protectie van leden, wier prestaties in geen verhouding staan tot de ple,ats die zij innemen. Geen dictatuur,. geen ,,clans", geen ,,petticoat-influence" l En tenslotte komt ook het vooistol van den wet houder tegemoet aan de argumenten der theaterdirecties tegen de bestaande schouwburgen: de. gedeelde bespeling en de ongunstige ligging. Debespeling zal immers voortaan afhangen van het beleid van n organisatie en -wat de gebouwen betreft, Amsterdam is dertig jaar met deze drie,. sindsdien veel verbeterde schouwburgen opgetrok ken en geen brand of afbraak heeft tot dusverrebewezen, dat er een feitelijk tekovt aan schouwburgruimte in onze stad gekomen is. Maer alleen door er nu vo wtaan ook te spelen wat er in thuis hoort, zal men standing en aantrekkingskracht ook voor de z.g. excentrisch gelegen schouwburgen kunnen creëren. Wil men echter doordringen tot de,, door geen der theaterdirecties aangeroerde, diepereoorzaken van deze crisis, waartoe het faillissement van het Amsterdamsch Tooneel slechts een geringeaanlciding was, men zoeke het in het gebrek aan, sterke figuren, die onder hun leiding de goedteacteurs en actrices, waarover xvij dan toch onge twijfeld beschikken, tot maximumprtstaties kun nen bezielen, en de kloof, die 90% van het huidigerepertoire laat tusschen tooneel en, publiek, hoeVerschillend de eischen van deze laatste groep dan. ook mogen zijn. Daarom: met het voorstel van den wethouder staat men nog slechts aan het begin. Er wórdt ntt alleen zuiver gestart en in formeelen zin schoon. schip gemaakt. Wat echter daaruit voort zal kotnen, is niet een kwestie die in Augustus te berde gebracht kan worden. Men kan alleen hopen, dat er after all" iets of iemand, n uniform gezel schap of n werkelijk leider uit voortkomt, sterk genoeg om het tooneel in Nederland uit een crisis te helpen, waarvan met het incident van dit jaar nu hopelijk wel het absolute laagtepunt bereikt zal zijn ! Kunstzaal van Lier Rokin 126 Amsterdam* TENTOONSTELLING HENRI VAN DE VELDE wordt verlengd tot 11 FEBRUARI a.s. No. 2800 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 31 JANUARI 1931 Mechanische muziek Fischinger's muzikale films door Lou Lichtveld D E filmstudie'» waarmede de Frankfortsche cineast Oskar Fischinger zich bij het Nederlandsche publiek is komen introdüceeren, gaan uit van een bestaand mu ziekstuk, waarbij na bestudeering en ana lyse, analoge complexe rhythmen werden ge visualiseerd. Met an dere woorden, de rhythmische gehoorsindrukken, welke de filmman onderging, werden omgezet in overeenkomstige gezichtsindrukken, die door mid del van een aparte techniek konden worden vastgelegd. Wat zoo eenvoudig met enkele formules ver klaard wordt, is in werkelijkheid een zeer ingewik keld proces, dat zich, scheppend althans, slechts bij heel weinige personen kan afspelen, omdat lang niet alle inenschen deze correlatie van klank en beeld spontaan in zich ondervinden. Ook bij Fischinger is dit, naar zijn eigen zeggen, geenszins een principe, maar slechts een der. vele mogelijk heden waarover hij meent dat een filmman be schikken kan. Als een rasechte visualist gelooft hij daarom nog veel meer in het omgekeerde proces: dat de cineast onafhankelijk van elke muziek zijn eigen visueeie rhythmische composities schept, en achteraf, door een voor deze dingen ge voelige componist, de begeleidende muziek wordt geschreven. Op dit oogenblik is dan ook reeds Paul Hindemith bezig muziek te schrijven bij een der bestaande filmstudies van Fischinger. Het is interessant te vernemen, waarom juist naar deze cinegrafischo mogelijkheden werd gegrei pen, waarom Fischinger niet zoo zeer minachtend dan wel onver schillig staat tegenover speelfilms. en meer nog tegenover documen taire, liet is bij hem het gevolg van een consequent doorgevoerd individualisme; het individualisme van den kunstenaar, die huiverig is, derden te betrekken in zijn seheppingsarbeid, huiverig om af hankelijk te wezen van toevallig heden. Wanneer men eri speelfim maakt, is de eigenlijke schepper van het werk bij de meeste ver vaard igingsprocessen zoo goed als xvitgeschakeld; hij heeft zijn eigen :*,' regisseurs, die weliswaar aan een L algemeene gedragslijn gebonden zijn, maar op het critieke oogenblik naar eigen in zichten hebben te handelen. Er zijn spelers npodig, die'ieder, hoe dan ook. geheel zichzelf zijn. Ondanks alle schmink. De cineast is afhankelijk van de toe valligheid hunner daden. Het voorbeeld is bekend van een goed regissuer, die gedurende twee maanden elke morgen met zijn acteurs eenzelfde sterfscène draaide, en tenslotte uit de tweehonderd verschil lende opnamen de beste koos. Hij bracht tweehonders ofïers aan het toeval. , . : , ? ;. : ':*?,*. ? :? ? . ? . Volgens Fischinger is het bij de documentaire fUm zoo mogelijk nog erger gesteld. Daar wordt alleen maar toevalsmateriaal" gebruikt. Al tracht men er nog zulk een eigen visie aan te geven, men fotografeert hetgeen/door anderen is gemaakt, men wordt gedwongen dikwijls dingen mee te fotografeeren, die men bij volkomen vrijheid stellig zou hebben geweerd. En ook de montage helpt niet veel ter onderdrukking vao het fatale toeval. Ons van de door anderen geschapen werkelijkheid of liever: van de van ons onafhankelijke beelden, losmakend, kunnen wij slechts door een zoo groot mogelijke abstractie, die intusschen aan zekere minimum-grenzen gebonden is, daar wij toch in elk geval zintuigelijk moeten blijven in het verkeer met anderen. Om nu alle vreemde invloeden uit to schakelen, alles geheel in eigen hand te hebben tijdens het scheppingsproces, is Fiscbinger ertoe gekomen irrationeele gestalten te scheppen, die men het beste zou kunnen vergelijken met getallen, met algebraïsche grootheden. Op dezelfde wijze als men met de grootheid a operaties kan verrichten, welke niet mogelijk zouden zijn wanneer wij voor a een bepaalde waarde, bijvoorbeeld 1000 koeien substitueerden, evenzoo kan met de irrationeele gestalte elk complex rhythme worden uitgebeeld, terwijl men dat nooit met eenig toevalsmateriaal zou kunnen doen. Eerst in de absolute film is de cineast dus in staat van de oorsprong af waarlijk schepper te zijn. Dat de muziek aanvankelijk werd gebruikt als een soort van basis of uitgangspunt, kwam slechts voort uit de erkenning van het feit, dat de rhythmi sche wetten universeel zijn, en de vonnprincipes van de abstracte, of wil men: de absolute" film, dezelfde zijn als die van de absolute muziek. Weet men dit eenmaal, dan kan ook de omgekeerde werkwijze gevolgd worden. Het geleidelijk aan opduiken van dit inzicht is het wezenlijke van Fischinger's ontwikkelingsgang. Hij is oorspronkelijk technicus, en uitvinder van verschillende apparaten, die hem in staat hebben gesteld deels zijn ingewikkelde trucfilrns te ver vaardigen, en deels aan do geldmiddelen te komen. die hiermede gemoeid zijn. Reeds als jongen van twintig jaar, terwijl hij in artistieke milieu's ver keerde, deed hij pogingen om grafische voorstel lingen te teekenen van het rhythmische verloop van gedichten en muziekstukken. Hij slaagde daar maar gedeeltelijk in. omdat de : beweging zelve, dus het meest essentieeie, zoowel van de hoor bare taal als van de hoorbare muziek, niet met de gewone grafische en statistieke mid delen kon worden uitgedrukt. ; 'maar slechts door nieuwe bemoeien met de film. Om zichzelf in staat te stellen zijn verschillende bedoelingen te verfilmen, deed hij enkele uitvin dingen van nieuwe methoden en apparaten, nieuwe trucages^ waaraan hij onder andere te danken heeft, dat bij hem de bewegingen der lichaampjes niet verspringend zijn gelijk in andere absolute films, maar buitengewoon geleidelijk en vloeiend, juist als in de muziek. Sommige lichaampjes spelen legato, andere staccato: een enkele maal heeft men de neiging ze te vergelijken met een groep van alle persoonlijkheid ontdane chorus-girls. # * ?? Da techniek van zijn verfilming heeft Oskar Fischinger nog aan niemand willen bekend maken. Het is zijn uitvinding en zijn geheim, dat hij niet wil patenteeren, omdat hij meent dat patenten in het algemeen de vrije ontwikkeling van alle techniek, inzonderheid de artistieke techniek, ten zeerste benadeelen. Het ligt in zijn be doeling om mettertijd zijn kunstgrepen wel openbaar te maken. Dan zal ook kunnen blijken wie de beste kunstenaar is. Zijn eerste vindin gen op dit gebied heeft Fischinger aan Kuttmann verkocht, die volgens deze methode zijn bekende absolute films heeft gemaakt. De directe samenwerking tusschen Fischinger en Ruttmann heeft echter geen lange duur gehad. De eerste vond de laatste niet individualis tisch genoeg. Een niet onaardige bizonderheid ie het ook, dat Fischinger bij de Duitsche filmin dustrie een gezien persoon is op het gebied van trucfilms. De moeilijke problemen worden naar hem toegebracht ter afdoening. Op mijn vraag of al deze trucages en de opgedane ervaring hem dienstig was bij het maken van zijn absolute films, antwoordde hij merkwaardigerwijze, dat het juist andersom was: Zijn absolute filmsdeden hem telkens nieuwe mogelijkheden voor de speelfim en nieuwe trucages aan de hand. Haast bij elke nieuwe film doet hij ook een nieuwe ont dekking. In zijn toekomstige films zal hij trachten dat wat hij bereikte op een plat vlak, ook ruimtelijk uit te voeren. Tenslotte wil Oskar Fischinger, dat men zijn werk beschouwt zooals men een teekening beziet of een muziekstuk baluistert: met voornamelijk de aandacht op het handwerk. Hij pretendeert niet meer te zijn dan een goed handwerksman; en ik voeg er aan toe: in denzelt'den zin als de Middeleeivvvsehe kun stenaar een goed handwerk»- man was. Juist omdat Fischinger de persoonlijke vervaardiging van den oorsprong af nastreeft geldt bij hem ook het vakmanschap boven alles. liet is dan ook consequent'dat hij bij het maken van zijn muziek films, zooals de studies 115 en 110, niets berekent, niet zooals men denken zou niet metronoom en chronometer en nauwkeruig uit getelde filmbeeldjes tewerk gaat, maar hoofdzakelijk op het gevoel werkt, met dezelfde gescherpte zintuigen en de voorzichtige in tuïtie der antiekéambachtslieden, die op het oog af de Gulden Snede bepaalden, -en wisten of iets haaks was. Meer nog dan om zijn muzikale waarde en zijn rhythmische eigenschappen, meer dan om zijn verbeterde., en vereenvoudigde techniek, geloof ik. dat-men daarom het filmwerk van Fischinger zal moeten waardeeren, om het herstel van de rechten van de individualiteit, de moedwillige uitschake ling van alle collectieve inmenging. In dit opzicht staat hij diametraal tegenover de Russische zoowel de Amerikaansche filmkunst. Zijn werk is een be gin, maar een begin dat niet zonder groote ge volgen kan blijven. Adverteert! Adverteert in een W e e k blad ! Adverteert in DE GROENE AMSTERDAMMER \ ". afjvtVJT;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl