De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 7 februari pagina 10

7 februari 1931 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

IS DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931 No. 2801 Radio en Grammofoon Zingende historie door Lou Lichtveld jnar inuzirkg«%8Chi<><lrnls WEINIG nieuwe grammofoonpinten zij?i zoo goed in staat geweest te bewijzen welk een groote en nieuwe winst de mechanische muziek voor paedagogiek en wetenschap kan heteekencn, als de serie grammofoon platen welke Parlophon uitgaf onder ? len gczamenlijken titel van .,2000 Jahre Musik nuf der Sehallplatte." Het is een bloemlezing uit de docu menten der vroegste muziekgeschierlenis van ons cultuurgebied, een bloemlezing zoowel van groote artis tieke als wetenschappelijke waarde. leder die zelf weieens muziekgeschie denis heeft bestudeerd, weet hoe moei lijk het is uit geschreven woorden, en zelfs uit de weinig of niet gevulgari seerde notaties van zeer oude muziek '?«>n denkbeeld te vormen van ,,hoe ilie muziek wel geklonken heeft". De auditieve beelden waren voorgoed voorbij, de huidige muy.iekpractijk strekt haar belangstelling niet voo ver in het verleden terug, en door geenerM geschreven teekens kan men, zonder r-en aparte scholing, voor zichzelf die ? >ude beelden herscheppen. Tenzij het geheugen de tonen vasthoudt, £oan ze verloren, zegt Isidorus van Sevilla, want schrijven kan men ze niet." Dubbel voelde de/e moeilijkheid alwie het vak ,.Muziekgeschiedenis" weieens heei't moeten onderwijzen. Het is ondoenlijk om met allerlei termen en begrippen op muzikaal yebied te werken, zonder dat de leerlingen een duidelijke, auditieve voorstelling hebben van dat waar het «iver gaat. Men spreekt over een ?rlrieksche nomos, denkt zonder beter te weten aan een soort van primitieve muziek; men glimlacht bij de weten schap dat het middeleenwsche orgauum. een gezang van kwinten- en kwarten-parallellen, als een aesthe-' tischévernieuwing gewaardeerd werd .door sommige van Huebald's tijdifenooteh, en door anderen met even veel felheid werd bestreden als gold het «?en futurisme van Schönberg. Een «?igen bordeel in deze dingen is niet mogelijk voor en aleer men deze muziek werkelijk gehoord heeft, en op ??en wijze die zoo nauwkeurig mogelrjk . overeenkomt met de muzikale practijk van die vervlogen tijdperken. Xu is de klinkende reconstructie van zoo oude muziek een vak op zichzelf, welk niet veel van doen heeft met de palaeografische weienschap, die men gewoonlijk met muziekge.schiedenis" bedoelt. Pas in den laat.sten tijd is men er toe gekomen 'om de muziekgeschiedenis als onderdeel t« zien van de algemeene beschaving»- . geschiedenis. Maar dat zij ook op ? verbizondere wijze een onderdeel der .,.Sittén-geschichte" is, kwam pas op in het brein der historici van den allerlaatsten tijd. In dit opzicht heeft in Frankrijk de Schola Cantorum zeer stellig baan brekend werk verricht, waarvan reeds talrijke goede resultaten .merkbaar xijn. De beoefening der müziekhistorie U er. niet alleen in zeer sterke mate toegenomen, maar juist de herleving van het oude muzikale geluid heeft o»>n zeer groeten invloed ten goede gehad op de latere Franschc compo nisten. Dit getuigen DebuSriy, Havel. Satie en tal van anderen. ? In Duitschland waar de muziekhistorici zich veel exclusiever met palaeografie, systematiek en critisch detail-onderzoek hebben beziggehou den, zijn deze resultaten niet zoo duidelijk zichtbaar. Men heeft veel materiaal opeengehoopt, waarvan de levende, hedendaagsche muziek nog geen voordeel heeft kunnen trekken. Gelukkig zijn onder de jongere historici verscheidene, die het gemis zoo goed mogelijk trachten te her stellen, en dit dan maar meteen, zooals dat bij Duitsche geleerden gaat, op een zeer ,,gründliehe" manier. De twee geleerden, die zich op dit gebied verdienstelijk hebben gemaakt, " de Berlijnsche universiteitsprofessoren Sachs en Moser. zijn wel .toevallig twee zeer prominente manhen, die zich ook in andere takken van muziek wetenschap groote verdiensten heb ben verworven. Sachs door zijn studies over Tnstrumentenkunde, en over de parallellen tusschen de geschiedenis der muziek en die der andere kunsten: Moser door zijn speciaalstudies over het oude muziekleven en de muziekbeoefening in Duitschland. Juist het speciaalterrein van elk dezer beide geleerden bracht hen onwillekeurig in contact met de klin kende muziek, veelmeer dan met de geschrevene. En zoo benaderen beiden de oude muziek met eenzelfde be hoefte aan verkenning van het ge luid; Sachs van den instrumentalen kant, Moser van den vocalen kant, zijnde de muziek welke innig ver bonden is met literaire teksten. Hun onderzoek, kennis en ervaring heeft hen in staat gesteld tenslotte veel oude muziek ook nnar den klank te reconstrueeren en liet is een deel van zulke reconstructies, seminarie-uit voeringen van geleerden en studenten. welke hier op de twaalf Parlopbonplaten (B. 37022 tot 37033) vastge legd vinden, geordend tot een practische en men mag zónder over drijving zeggen: voorloopig onont beerlijke bloemlezing bij de Muziek geschiedenis. Een echte ..platenatlas". in de nieuwste beteekenis van het woord. '' ?.. ' *> *? ' . ?-: Vooropgezet dient te worden dat de platen als opname van uitstekende kwaliteit zijn, en dat Sachs, onder wiens supervisie het album is samen gesteld, gezorgd heeft voor voorbeel dige uitvoeringen. Daardoor voldoen deze platen aan de noodzakelijke voorwaarde, dat ze aangenaam zijn om te hooren, alleen reeds terwille van hun aesthetische kwaliteiten. Men kan ze zes of tien maal achtereen hooren, zonder dat ze gaan vervelen. En dit is natuurlijk noodig, wil men ze goed kennen en bestudëeren. Dit bestudeereii is ook voor belangstellende leeken gemakkelijk gemaakt, doordat Sachs bij elke plaat een vrij beknopte, maar duidelijk het essentieele samen vattende commentaar héft geschre ven, terwijl degene die reeds beter thuis is in de muziekgeschiedenis, ge makkelijk kan vinden waar uitvoeriger uitleg te halen ia. * * * Voor mij zijn de eerste tien platen veruit de interessantste, omdat zij opnamen bevatten van muziek, welke men zelfs niet op de zoogenaamde historische concerten hoort uitvoeren. Wel bijna ieder musicus zal bijvoor beeld met mij moeten bekennen, dat hij nooit nog voor het bespelen der eerste plaat uifc deze serie een Grieksche nomos hoorde zingen, al kreeg' hij dikwijls genoeg de schaarsche specimina van overgeleverde Grieksche muziek onder oogen. Het aardige van de twee welke deze grammofoonplaat ons brengt is, dat ze door prof. Moser zelf gezongen wor den, en wij dus een uit-de-eerste-hand .-verantwoorde weergave hebben, die dan ook zeer fraai is, niets primitief» heeft, maar integendeel zoo geraffi neerd aandoet, dat men zich eindelijk kan begrijpen, hoe de klassieke Athener bij zijn drama's, welke immers de producten waren van een zeer ver ontwikkelde cultuur, genoeg had aan een eenstemmig, en vaak onbegeleid gezangl Tekst en muziek van de beide gezangen vindt men o.a. in Reinach's geschiedenis van de Orieksche mu ziek. Het zijn de epitaaf ..Hoson dzês phainou" en Mesomedes' Zonnehynme. Dat beide de voorbeelden dateeren van plm. 100 na Christus lijkt mij wel een nadeel, nu wij ver stoken blijven van een der twee groote Delhpische Hymneu uit het bloeitijdperk en alleen voorbeelden krijgen uit den tijd der decadentie. Een gelukkige gedachte was het echter om bij de Grieksche gezangen een drietal zeer verschillende Joodsche liederen te doen aansluiten, die hun genre ieder goed karaktetïseeren. Het is heel interessant voor wie in dit onderdeel belang stelt, om eens een vergelijking te maken tusschen de Kaddisch-melodie uit de 9e eeuw. die werd opgenomen, en de Kaddischmeïodieën der Ashkenazim Welke Idelsohn meedeelt in zijn Jewish Music." Voor het Gregoriaansch werd een Lydische gruduale genomen, welke wordt gezongen indelezingderBenedictijner-monniken van Solesuies, de le zing die ook officieel inden Katholieken eeredienst gebruikelijk is. Hangende de vele, ook in ons land meestal niet al to deskundig gevoerde discussies over de authenticiteit van deze lezing, is het, niet onaardig te zien, hoe de Berlijn sche geleerden toch aan deze versie de voorkeur gaven, daar zb immers on betwistbaar de meest aesthetische" is. *, » » Een prachtig pelgrimslied uit de 12de eeuw illustreert de vroegste meerstemmigheid, n zoogenaamd orgauum, met discanteerende boven stem. Uitgevoerd door leden van de Staatsacademie voor Kerkelijke mu ziek, is dit goedgekozen lied alleen reeds voldoende om te bewijzen, hoe voor onze aan Debussy reeds lang gewende ooren, zulke /muziek van parallelle harmonieën een bizondere bekoring en een ontroerende stemming heeft, waartegenover de troubadóursliederen welke hier gebracht worden, vreemd genoeg, nogal armelijk aan doen. Vertrouwder klinken ons reeds de liederen der Duitsche minnezan gers, en vooral het nu nog steeds vermakelijke spotlied op Kudolf van ?Habsburg, alles voortreffelijk door Moser gezongen. . . , Van de werken der oude Neder landers zijn twee heel bizondere en waardevolle voorbeelden gekozen: een fragment uit een Mis van Dufay, met de hoogst indrukwekkende bege leiding van een paar trompetten, een zelfs voor den hedendaagschen hoorder nog gewacagde combinatie, maar hoe prachtig gerealiseerd ! En een weelde rig, echt renaissancistisch Mis-fragment van Josquin des Pres. Een Duitsche koortje op Gregoriaansehen cuntus firiuus van lleinrich Fitiek en een specimen van vroege Protestantsche koormuziek worden gevolgd door een stuk uit Palestvina's beroemden ..Missa papae Mareelli" en een psalm vers van l.assus. lliermte komen wij ook op, bekender terrein, en bij muziek welke in de huidige concertpraktijk tenminste niet geheel en al vergeten wordt.... * * * Een italiaansch en een duitsch madrigaal, van da Venosa en Hassler, brengen ons terug op het gebied deiwereldlijke muziek, en met Engelsche virginaalstukken en duitsche .dansen voor strijkinstrumenten zijn wij ook bij de zuiver-instrumentale muziek aangeland: Het begin van de Barok wordt getypeerd met een koop van G. Gabrieli, het begin van de Opera met een fragment uit Ariauna" van Monteverdi. Het hoogtepunt der Polyphonie wordt getypeerd door werk van Schütz en Bach, de nieuwe kamer muziek doorwerk van Bach en Handel, de Rokoko door cembalomuz-iek van Kameau en claviehord-mu/iek van Bach. Deze laatste plaat is nog van bizondere beteekenis, omdat voor beide opnamen instrumenten werden gebruikt uit denzelfden tijd als de genoemde componisten, en omdat op deze plaat duidelijk aan het gehoor de intrinsieke verschillen tusschen clavecimbel- en clavichord-muziek worden gedemonstreerd. Na het gezegde behoeft het wel geen nader betoog dat zulk een ver zameling grammofoonplaten bij al haar beknoptheid van groote docu mentaire en orienteerende waarde is. Zij kan een goede grondslag vormen voor elke muziekhistorische disco theek, en mag feitelijk niet ontbreken in de collectie van een echten muziek liefhebber. Erg goed zou het zijn, wanneer meer zulke albums werden samengesteld, die elkander onderling dan weer kun nen completeeren. Er. zijn zooveel boekwerken over muziekgeschiedenis, dat er voorloopig nog volop behoefte blijft bestaan aan dit soort van grammofomsuho plaatwerken." ADVERTEERT IN DE GROENE" Dat is n tin dien ge dikwijls leest. WAAROM? Omdat DE GROENE m het gebeele land gelezen wprdt door het beste publiek?door het publiek dat iets te besteden heeft. De adverteerder behoeft niet te betalen voor een ver spreiding, waarmee hij honderd* duizenden bereikt, die juist niet tot het koopkrachtige publiek behoor en, maar het bètaalt hem om in dit blad te adver.... teeren, dat hem direct in contact brengt met het publiek dat hij zoekt. ? < No, 2801 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931 UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE Groquante Groquetjes door Alida Zevenboom IK had Tante Toos weggebracht. die met een menisten-man getrouwd is en daarom in Haarlem woont en van den Prins geen kwaad wetend, stond ik bij de halte óp de tram te wachten en als ik er aan denk, krijg ik er nog kippevel van. Ik had er zoo gauw geen erg in dat het een eemnanswagen was en ik was al bijna binnen toen de wagenbestuurder het was een knap pe man met een mooien mond met tanden wat een numsch in zijn narigheid al niet opmerkt! in eens tegen me zei: t' heeft nog niet betaald. ,Wat fc<ju dat? vroeg ik, want ik dacht dat meneer van Putten van de tram een Amsterdamsche dame toch wel zoolang cred iet kon geven tot zij behoorlijk gezeten was en haai1 knipje had open gemaakt. Dat zou niets, zei hij weer, maar ik weet niet of u het in de gaten heeft, maar u is op .een eenmanswagen geatapt," en het is gek, maar ik moest in eens denken aaneen bruiloftsliedje, dat een van mijn neven gemaakt had op .mijn bruiloft met den inwendigen zendeling, die 'nooit is doorgegaan, MUNHA gelukkig, en waarbij hij het huwelijk met de tram vergeleek, waarbij man en vrouw met zijn tweetjes den rit beginnen en onderweg passagiers op doen, waarmee hij dan de kindertjes bedoelde hij heeft het me later ,toen de zendeling allang naar den Oost was, eens voorgelezen en ik heb er tranen van'in mijn oogen gehad, zoo mooi en gevoelig was het en telkens had hij het belletje van den conducteur ei in gebracht, als er weer een passagier was bijgekomen, maar hoeveel vrouwen kunnen vandaag den dag zeggen dat hun huwelijk sen eenmanswagen is? Ik zeg u dat ik daaraan dacht toen ik om het geld voor den rit gemaand werd en ik stond weer op en haalde mijn zilveren ? knip voor den dag en zag dat ik er niets anders in had dan een muntje van tien. Ik hield het den bestuurder .voor. maar die schudde zijn hoofd. U moet met gepast geld betalen, zei hij. Heeft u geen dubbeltje? Als ik een dubbeltje had. zou ik u geen tien gulden voor houden, zei ik weer. Kan u het niet wisselen ? ??Ik moet een dubbeltje van u hebben, zei de man. Zit er niet ergens een in een hoekje? Ik zocht mijn knip na, maar vond niets en onderwijl stonden er twaalf menschen achter me en zeiden allemaal wat en de een had het over mijn rug en de ander óver mijn witwollen'kousen, want als het Noordenwind is, trek ik altijd van onder tot boven wol aan en er was er jielfs een die me een duwtje gaf en ik hoorde hem zeggen: voor uit, moeder, schiet op," maar dat werd me toch te bar eu ik gat' hem eeu degelijk Amsterdamsch antwoord terug, waar hij niet van terug had en er stonden toen wel vijf en twintig man achter me. die van een fabriek schenen te komen en ik moet zeggen dat ik meer mari netaai in dat oogenblik gehoord heb dan in de drie jaar die ik gef;ngageerd we s met dien stuurman bij de groote vaart en die kon er'ook wat uitslaan als hij een glaasje te veel op had, wat eerst na de eerste twaalf het geval was, hebben ze me later ver teld, en ik moet u eerlijk zeggen dat ik erg zenuwachtig werd. Want'ik meende onder in mijn knip iets blinkends te zien en ik begon voorzichtig mijn knip ?uit'te pakken en het zweet stond op mijn voorhoofd, want de wagenbestuurder keek eens achterom en zei ook al niet vriendelijk: \Yeet u wel. dat u het heele verkeer belemmert V Heeft'u nu eeu dubbeltje of niet?" En nu was het of het spel sprak, maar ik zag duidelijk onder in mijn knip eeu dubbeltje en ik kon het toch maar niet te pakken krijgen. En in mijn verbouwereerdheid keek ik ook eens achter me en ik zag de heele straat vol staan met trams en toeterende auto's en bellende fietsers. die bij een stilstaande tram moeten stoppen en, het leek wel een lintworm die maar aangroeide en wat ik voor oen dubbeltje had aangezien, was een pepermuntje, want ik heb nog al last van een droge keel met dien schralen wind en ik wou net mijn briilehuis in mijn knip bergen, toen ik op mijn schouder getikt werd u een stem tegen me.zei: Vooruit, uitstappen. U kan hier niet den heelen dag blijven ytaan ! Ik keek op en ik kan u verzekeren, dat ik bijna van me zelt' was gevallen. want daflr stond een verkeersagent naast me en. ik die nog nooit iets met de politie uitstaande heb gehad, werd van de tram geduwd -én er ging een hooratje op tn toen ik goed en wel op den beganeu grond stond, hoorde ik er een zesgen: Die is nok aardig boven der theewater. En toen /ei die agent ineens'tegen me: Ademt u me eens in mijn ge zicht." en..... hef. is of alles tegen me sa menspande, want ik had met Tante Toos bij ''meneer Winkels een ruingrocje. gedronken ntje maar. want wij waren van binnen wat koud -?en.... ik mag er niet meer aan denken, maar hoe. ik thuis ben ge komen, weet ik nog niet en natuurlijk stond zij niet haar drie en dertig honden net voor mijn deur en ik hoorde haar zeggen: Dat verwondert me niets! En dat alles dooi- xoo'n ongeluk' kiften eenmansw agen en een dubbeltje! ONOVERTREFBAAR i 'rj is

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl