Historisch Archief 1877-1940
I>J5 GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931
No. 2801
No. 2801
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931
i !
Een lang verbeid rapport
door Dr. Philip J. Idenburg
DE dag, waarop de financicele gelijkstelling
van openbaar en bijzonder lager onderwijs in
onze wetgeving werd opgenomen, behoort tot de
groote dagen in de staatkundige geschiedenis van
ons land. Zoo is het door velen van links zoowel
als van rechts gevoeld, toen in de Grondwet werd
vastgelegd, dat het bijzonder algemeen vormend
onderwas, dat aan de bij de wet te stellen voor
waarden voldoet, naar denzelfden maatstaf als het
openbaar onderwijs uit de openbare kas zou
worden bekostigd. Het was een daad van wijsheid
en recht.
Het is noodig dit nog eens te onderstrepen in
dezen tijd, nu de gevolgen, welke de Lageronderwijs
wet 1920, de belichaming van dit beginsel in
wettelijken vorm, voor ons onderwijs hebben gehad, de
gedachte van de geUjkgerechtigheid der beide
soorten van onderwijs ten opzichte van de open
bare kassen bij velen impopulair dreigen te maken.
Immers .met onze lageronderwijswetgeving zijn wij
in een, impasse geraakt, zoozeer, dat een
Staatscommssie 4% jaar lang heeft moeten zinnen op
verbetering en nu, na 32 pleno-vergaderingcn en
78. bijeenkomsten van subcommissies, voor den
dag heeft moeten komen met een wetsvoorstel,
dat bescheidenlijk een wijzigingsvoorstel wordt
genoemd, doch feitelijk een geheel nieuwe uitgave:
onzer Lageronderwijswet is. Het kleed, waarin het
beginsel werd gehuld, is allerminst onberispelijk
gebleken. Reeds 'kort na de inwerkingtreding
der wet 11)20 traden tal van grootere en
kleinere gebreken aan het licht. In de "19 jaren,
die sedert den dag harer afkondiging zijn verstreken,
verschenen er ongeveer 15 wijzigingswetten en
wetjes in het Staatsblad, En nog bleef het mogelijk
een lange lijst op te stellen van vragen, waarop het
antwoord is opengelaten, van regelingen, Avëlke
strijden met de Volksovertuiging, van voorschriften,
welke de vrijheid onnoodig in 't gedrang brengen.
Daar is de quaestie van het Franseh. dat van de
gewone lageve school werd gebannen en thans aan
duizenden kinderen voor het zure geld hunner
ouders in cursussen na schooltijd wordt gegeven.
. Daar is de vraag van het ambulantisme der hoofden
van de openbare scholen. Daar is de behoefte aan
wettelijke regeling van het buitengewoon onderwijs.
Daar is de moeilijkheid hoe in het onderwijs aan
ongeveer 10.000 varende schipperskinderen moet
worden voorzien. Daar is het probleem van de
onderwijzersopleiding, voor liet. peil dezer scholen
van zoo ver strekkende beteekenis. Daar zijn de
vele, .vele administratieve dubia, waarin de wet
noch hare toelichting een vingerwijzing geven.
En daar is eindelijk de groote vraag, welke
zweeft op veler lippen, of de wijze, waarop het
beginsel der financiet-le gelijkstelling in de wet is
uitgewerkt, niet onnoodig kostbaar is.
Het was in 't bijzonder ter overweging hiervan,.
dat in Juli 1920 de Staatscommissie onder voor
zitterschap van Mr. V. H. Hutgers werd ingesteld.
Zij had tot taak:
,,te overwegen of In de Lageronderwijs- wet 1920 wijzigingen
behooren te worden aangebracht, waardoor met volkomen
eerbiediging van het beginsel der financieel? gelijkstelling tegen
over de openbare kassen van het openbaar en bij/onder lager
onderwijs, gelijk dit is neergelegd in artikel 195 der Grondwet,
en zonder schade te doen aan de vitale belangen van het
onderwijs?aan dat beginsel eene minder kostbare toepassing
wordt gegeven."
'??'-?. . '* * * .:' ? ? . '- .. -., . ?
Het is niet moeilijk na te gaan, welke kosten
er bij het stichten en eXploiteeren eener lagere
school aan den dag komen. Het zijn «. de bouw
kosten en b, de exploitatiekosten, welke laatste
weder uiteenvallen in de materieele en de
personeele kosten.
De laatstgenoemde kosten, worden voorzoover
CORN VAN DER ÓLUYó. DEN MAAG
NOOPDCINDC 162
WIJ MAKEN OOrV
EENVOUDIGE Z.G.
NORMAAL-?5ERIE?MEUBELó.
O.H. .HUI5KAMËQ5 241 6U-5LAAPKAMER 36ÓQW.
de wettelijk verplichte onderwijzers aan openbare
en bijzondere scholen aangaat, door het Rijk ge
dragen.
De gemeente betaalt de materieele uitgaven voor
bouw en exploitatie ten behoeve van beide tak
ken van onderwijs; Worden er aan openbare scho
len boventallige of vakonderwijzers aangesteld,
dan komen de kosten daarvan voor dégemeente
en worden de bijzondere scholen op gelijken voet
behandeld.
De Commissie-Rutgers heeft uiteraard elk van
deze uitgaven-groepen aan een onderzoek onder
worpen.
Vooreerst heeft zij nagegaan of de lasten van
het Rijk konden worden verminderd. Met beves»
tigende beantwoording dezer vraag, stelt de Com
missie voor het aantal leerlingen per onderwijzer
dat thans volgens een opklimmende schaal l) is ge
regeld te bepalen op het vast getal van 45. De Com
missie becijfert de zoodoende te verkrijgen besparing
op 1000 onderwijzers, d.i. na 10 jaar op ? 5.320.000
per jaar, zonder aftrek der aan de ontstegen leer
krachten te betalen
wachtgeldenDe helft van de Commissieleden heeft tegen dit
voorstel het o.i. juiste bezwaar, dat de kleine
scholen daardoor ernstig benadeeld zullen worden.
Een van hen ziet in dit plan een ..achterstelling
van het platteland" terwijl vijf andere leden er
in een gezamenlijke nota op wijzen, dat er in ons
land nu eenmaal vele kleine scholen zijn en de leerlin
gen daarvan in de toekomst de slachtoffers zullen
worden van de gewraakte schaal. Wij gelooven niet,
dat, indien Minister Terpstra 'dit voorstel der
commissie overneemt, de Staten-Generaal daarin
mee zullen gaan. De Commissie verblijdt den
argeloozen, op bezuining bedachten, lezer op dit punt
met een dooden musch.
De kosten van de stichting eener nieuwe school
komen, gelijk gezegd, voor rekening van de ge
meente. De hoofdvoorwaarden, waarop het be
stuur eener schoolvereeni^ing uit de gemeentekas
gelden voor schoolbouw kan ontvangen zijn:
1. indiening eener (ouder-)verklaring, waaruit
blijkt, dat school door 10, <JO, HO of 100 leerlingen
al' naar de grootte der gemeente -r?zal worden be
zocht.
2. de storting eener waarborgsom (15 pCt.
van de bouwkosten), welke aan de gemeente ver
valt, wanneer liet aantal leerlingen beneden een
zeker minimum daalt.
Het is Op het punt van den schoolbouw, dat de
publieke belangstelling het sterkst is gericht. Wij
moeten zoo is de algemeene overtuiging
alles doen om onnoodige schoolstichting te ver
mijden. Wat wil de Commissie-Wutgers te dien
aanzien?
Zij stelt, in meerderheid, voor de ouderverkla
ringen te laten ver, vallen. Deze hebben in vele
dorpen aanleiding gegeven tot hefttgen strijd.
Omtrent de Waarde der verklaringen is herhaalde
lijk verschil gerezen. Dit is niet te verwonderen.
Voor het gemeentebestuur en voor het schoolbe
stuur hebben zij zeer groote .beteekenifc terwijl de
ouders daaraan in 't geheel niét gebonden zijn.
Als waarborg tegen onnoodige schoolstichting
blijft, naar de gedachtcngang der-meerderheid.
alleen de waarborgsom over. Voor scholen met
minder dan 150 leerlingen stelt de Commissie
voor deze waarborgsom ter meerdere zekerheid te
verdubbelen. Van de inschakeling van een orgaan.
dat de noodzakelijkheid van schoolstichting in
ieder afzonderlijk geval zou hebben te beoordeelen,
wil de meerderheid der Commissie niets weten.
Zij acht dit denkbeeld in strijd met de Grondwet.
Het valt te betreuren, dat de Commissie er niet
in geslaagd is andere middelen te vinden, waar
mede onnoodige schoolsplitsing kan worden te
gengegaan. De publieke opinie is op dit punt ver
ontrust en gezien de bij het Rapport opgenomen
berichten der inspecteurs van het lager onderwijs
dienaangaande, is daartoe wel eenige reden. Wij
achten het gevaar van niet noodzakelijke school
stichting ernstiger dan de meerderheid der Com
missie blijkbaar doet. i
Wij komen thans tot de materieele exploitatie
kosten. Als zoodanig wordt jaarlijks aan de besturen
der bijzondere scholen per leerling dezer scholen
uitgekeerd het bedrag, dat de gemeente voor de
openbare scholen per leerling gemiddeld heeft
4IU!lllllllllllll!llllllllllllllllllllllllll!limi <£p UlüllllllllllllllltlllllllllllllllUltUlltUUJK
l J. B. BENNER B ZOON i
? PIANOHANDEL ?«""»»>'«
= DEN HAAG 97 N O O R D E I N D B I
l|llllllllllllllllfllllllllllllll!I||||||||||l!liil||||||IUIIIIII|||||||||||||||||||||||||||||||||||||i||||||||||i|jp
noodig gehad. Het schoolbestuur mag het aldu*
verkregen bedrag besteden voor in de wet met
nanugenoemde doeleinden. Het moet elke drie
jaaiverantwooi-ding aan het gemeentebestuur afleggen
en eventueel het overgeschoten bedrag terugbe
talen.
De Commissie brengt in dit stelsel belangrijk**
technische doch geen principiële wijzigingen.
Dtgemeentebesturen hebben grootendeels zelf in
handen hoe hoog deze uitgaven zullen zyn. Er
bestaan op dit punt tusschen de gemeenten
groote verschillen. In Oegstgeest besteedde de ge
meente in 1025 / 20, 40 J per leerling, in Goes /11.3C,
in Elburg / 7.27 en in Weert ? 5.15 J. Bezuiniging
op deze uitgaven, zooals trouwens ook op
eveutueele luxe bij schoolbouw spreekt men niet van
..schoolpaleizen"? is niet van de wet te wachten
maar zullen de gemeenten zoo mogelijk zelf moe
ten bewerkstelligen.
Wie gehoopt had, dat de Commissie met belang
rijke bezuinigingsvoorstellen voor den dag zou
komen, legt het lijvige Rapport teleurgesteld
teizijde.
* ' *
1$ de arbeid der Commissie dus vruchteloos
-geweest? Geenszins. Het ontwerp van wet met
toelichting, dat het Rapport vergezelt, is een knap
stuk werk. De geheele Lageronderwijswet is daarin
gereconstrueerd. De logische opbouw van dil
project dwingt bewondering af. De
administratiev<verbeteringen, welke daarin worden voorgesteld.
zijn zoowel voor gemeente- als voor schoolbesturen
vaii groote beteekenis. Op een aantal punten
geeft het ontwerp meer vrijheid dan thans wordt
genoten. Het aantal verplichte lesuren wordt ver
minderd. Het onderwijs in een vreemde taal in het
Me en (5Je leerjaar zal mogelijk worden. De
oud«m At. l.o.school zal weer kunnen herleven. In
d<heffing van het schoolgeld wordt grootere vrijheid
toegestaan. Het ambulante hoofd zal in de openbare
scholen mogen terügkeeren. Toe te juichen valt
voorts het doortrekken der f inantieele gelijkstelling
tot het gebied van het onderwijs aan zwakzinnigen
en de regeling van het ondencijn voor
schipper*kinderen. .
Voor de verheffing van het peil van ons onderwijn
is het werk der Commissie desondanks niet van
wezenlijke beteekenis. Bij de ondcnoijzers&pleidiny
het fundament van elke verbetering blijft
alles bij het oude. De mogelijkheid om in de hoo
gere klassen der lagere school en in do
u.l.o.school een praktisch vak als huishoudkunde
voor meisjes, met inbegrip van koken, te onder
wijzen wordt met voordacht afgesneden. En aan
de groote vraag of, wanneer de kosten van het on
derwijs dan niet konden worden'verlaagd, de baten
wellicht zouden kunnen worden opgevoerd, heeft
de Commissie niet geraakt. Toch ontbreekt aau,
d<efficiency van ons onderwijs nog wel het een
ander!
1) 32 en minder leert,
33?72 leerL
73?11» leerl.
l onile-rteijzer
2 onderwijzer»
3 onderwijzer*
enz.
Nieuwe uitgaven
De Verwikkelingen ' van Nederland en Belgii.
1828^?1830. Catalogus van boeken, portretten.
.prenten en kaarten, verkrygbaav bij Burgetsdijk &
Xiennans, boekhandel en antiquariaat, Templuin
Salomonis", Leiden.
Kon, Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER .6 Co.
~\~~. DEN HAAG?, '~
AMSTERDAM ARNHEM
Bewaarplaatsen voor Inboedels
r
Landbouw
Bedreigt de groei der
steden den bloei van
het platteland?
door C. F. Roosenschoon
i^ R zijn in alle landen tal van economen, die een
J gevaar zien in den snellen groei van de steden
ten koste van het platteland.
Men voert dan een aantal hartroerende argu
menten aan om de onmisbaarheid van de platte
landsbevolking voor de bloedverversching van de
maatschappij te bepleiten en besluit met de toe
komst donker in te zien, als het zoo voortgaat.
En natuurlijk gaat het zoo voort, en toch vergaat
de wereld niet! Alle gejeremieer over de verbre
king van het evenwicht tusschen stedelijke en
plattelandsbevolking helpt nu eenmaal niets;
de steden, of althans de industrieele conglomeraties
zullen harder blijven groeien, dan de
bevolkingsdichtheid van het platteland.
Ik stel mij voor hier in dit artikel het goed recht,
de onvermijdelijkheid en de noodzakelijkheid van
een zoodanige gang van zaken te verdedigen
tegenover alle haren-te-berge-gerezene
menschendie-het-goed-meenen-met-de-maatschappij.
Geachte lezers, gij zijt allen van boerenafkomst!
Ontken het maar niet in een meer of minder ver
verwijderd verleden bewoonden uw voorouders het
platteland, om de eenvoudige reden, dat er toen
nog geen steden waren. Ik roep in uwe herinnering
terug het onvergetelijk jaartal: 100 j. v. Chr..
Friezen en Bataven komen in ons land.
Meer behoef ik niet te zeggen, ons land was toen
??en nog vrijwel ongerept di- en alluvium, dus steden
waren er zeker niet.
Waarom zouden er ook steden geweest zijn. De
' menschen konden immers bun behoef ten bevredigen
met de producten der omringende natuur. En uit
dien.nomadenvorm is langzamerhand een gevestig
de bevolking ontstaan, die begon met roofbouw te
plegen op de slordig bewerkte akkers, toen de
toenemende bevolking het nomadenleven niet meer
toestond. Waren de jagers der nomaden tegelijk de
verdedigers van den stam, nu er landbouwers
kwamen niet huizen en hoven viel er meer te ver
dedigen en had niet ieder daartoe den tijd of de lust
*jn begon dus de afsplitsing van krijgslieden, naast
die van de priesters van den oorspronkelijken stam
zonder arbeidsverdeelingl
Ik maak geen staat op een historisch volkomen
kloppend verhaal, maar dat is zeker, dat lang
zamerhand zich steeds grooter groepen afsplitsten
van de boerenbevolking, naarmate de productivi
teit van den landbouw en de veeteelt dit veroor
loofde, zoodat de landbouwers of althuns hen, die
van de vruchten van den landbouw profiteerden.
zich grootere welstand verwierven, d.i. nieuwe
behoeften \venschteu te voldoen.
K n zoo zoetjes aan, door de eeuwen heen namen
de behoeften toe en konden naar mijn meéning
alleen toenemen, naarmate de landbouw in
staat bleek meer voort te brengen en dus een
urooter aantal menscherx van levensmiddelen te
voorzien.,'
Eerst had de landbouw slechts te zorgen voor
levensmiddelen voor den adel, de- soldaten, de
priesters en zich zelf. Maai* dan komen er hand
werkslieden bij. Steden ontstaan, de handel breidt
zich uit en toch is er geen toenemend gebrek aan
levensmiddelen, omdat deze uitbreiding van het
terrein der menschelijke werkzaamheid onmiddellijk
verband houdt met de voorraad levensmiddelen.
Zoolang de productie van den landbouw toerei
kend bleek, bleef de bevolking in staat aan de
steeds toenemende behoeften te voldoen. Trad
er stagnatie in, dan was men automatisch
geAoodzaakt zich bepaalde dingen te ontzeggen.
Malthus zou dus ongetwijfeld gelijk hebben
geKunstzaal van Lier
Rokin 126 , ~~ Amsterdam.
TENTOONSTELLING
HENRI VAN DE VELDE
wordt verlengd tot 11 FEBRUARI a.s.
Verkade's laatste rol
kregen met «ij-u pessimis
tische theorieën als de con
sumptie niet een evensterke
prikkel op de prtxluctie had _.. » x-» A * i »i ft i r» t ? z.
uitgeoefend, ais de over- Teekemng voor de Groene Amsterdammer" Joh. Braakenstek
vloed van de producten /elf
op de toeneming der be
hoeften heeft. M.a.w.
Malthus had geen fiduei in
de vindingrijkheid van de
menschen op het gebied
der
levensmiddelenvoor/ioning, terwijl toch de sterk»;
bevolkingstoeneming, die
hij constateerde, werd ver
oorzaakt tloor diezelfde vin
dingrijkheid op ieder ander
gebied van de toenmalige
samenleving.
Als men nu zoo den gang
van zaken sinds Malthus
nagaat, dan is het opmer
kelijk, dat juist in den tijd
van zijn optreden de eerste
pogingen werden gedaan
om den landbouw weer in
nieuwe banen te leiden. Dat
bewijst, dat er inderdaad in
dien tijd een dringende be
hoefte aan landbouwpro
ducten bestond. Die vraag
naar levensmiddelen is
steeds grooter geworden en
bleef niet onbeantwoord.
zoodat wij nu met gewel
dige voorraden van allen
mogelijken aard opge
scheept zitten.
De minst-ontwikkelde
streken der aarde leveren
het grootste deel van deze
stapelproducten en het is
dus niet meer dan normaal
dat zich in onze streken
steeds grootere groepen
menschen van den land
bouw Afscheiden om zich
toe- te leggen op de voor
ziening in andere behoeften
van de maatschappij.
Percentsgewijs maakt de
landbouwende bevolking
een steeds geringer deel van
de. bevolking uit. Dit is
geen ramp maar het nor
male gevolg van de toe
nemende productiviteit van
den landbouw en van de
eveneens steeds toenemen
de behoefte der menschen
aan andere dan
landbouwDat nooit, zei Verkade, dan liever de sigaar ... /"
producten.
Het landbouwbedrijf in Nederland Ls zonder
twijfel met menschen verzadigd. Wel neemt de
oppervlakte cultuurgrond toe door ontginning en
landaanwinning, maar daar staat tegenover dat
jaarlijksch tengevolge van stedenuitbreiding. we
genaanleg onz'.pl.m. 4000 11.A. voor don landbouw
verloren gaat.
De cijfers van de volkstellingen hebben dan ook
aangetoond, dat van 100!)?IU21 het aantal per
sonen dat in den landbouw zijn hoof dbestaan vindt
nagenoeg onveranderd is. Dit aantal kwam nml.
van 018.000 op 022.000, dus een vermeerdering van
0.7 pCt,
Daartegenover nam het. aantal personen werk
zaam in de vrije beroepen toe met 20..4 pCt. en in
de industrie zelfs met 29 pCt. Als men nu verder
nog bedenkt dat het geboortecijfer op het land
veel hooger is dan in de groote steden (ook het
sterftecijfer is iets hooger, maar niet in gelijke mate)
dan is het volkomen verklaarbaar, dat de groote
steden voortdurend groeien en relatief de land
bouwende bevolking afneemt. ,
De bewering echter, dat de groote stad de beste
levenssappen van het land opzuigt, is volkomen
onjuist. De groei der steden is slechts een gevolg
van de steeds verder om zich heen grijpende
arbeidsverdeeling, de steeds zich uitbreidende kring
der menschelijke behoeften en de steeds toenemen
de productiviteit van den landbouw.
Over een eventueel menschentekort door het
afnemende geboortecijfer iri de steden zullen wij
maar niet praten, zoolang er nog 20 rnillioen men
schen in de wereld werkeloos zijn. Maar mocht het
eenmaal zoo ver komen, wees er dan maar zeker
van: komt tijd, komt raad! De geschiedenis
hoeft bewezen dat iedere verandei ing der sociale
verhoudingen het correctief in zich bergt. Aan
dorre'theorieën en aan gejammer over den
onvermrjd.eli.jken loop «lor dingen heeft de wereld zirh
nog nooit gestoord.
NIEUWE
COL L E C T l E
NIEUWE
P R *J Z EN
OUDE
KWALITEIT
L
1,1