De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 7 februari pagina 6

7 februari 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i! SCH S EN TEEKENAA Hollandsche Kunstenaarskring anders. A. Colnot Kunstenaar»«krtnjr, Htedt'IIJk Muweum. Amsterdam Het leek een tocht door een be vriend .landschap, zei Kritias «kop tisch. Want hij is nu eenmaal, de gaarn-be vriend e (zit in vriend vrij heid toch, maar willen de meeste vrienden je niet verplichten tot een onvrijheid; is vriendschap niet dik wijls een dwang eer dan een uitzet ting voor de bevriende persoonlijk heid?) hij is skeptisch om deze vriend schap geworden? Het was als een tocht door eea aangenaam landschap, waar de stationnetjes vlaggen, en op de breede zuidelijke perrons, die open voor de zon liggen, vruchtboomen staan en waar de wind komt van door akkers versierde heuvels. Hij zag allerlei menschen, die hij kende en die iets kunnen. Hij zag een aantal luitenants van Boendermaker 's Bataillon. c» hij zag een Florentijn (uit het Noorden, uit ons land !) die taet genoegen een verandering bij zichzelf constateerde, die ook Kritias genoegen deed. Want Kritias heeft eerbied voor wie zichzelf bedwingt (dat lijkt een Komeinsche sententia) om mach tiger te worden: spilziek moeten wij zijn in de genegeheid, maar don schep penden geest moeten wij onder tucht houden: te veel exempels van gespilden geest maken den Beschouwer soms droevig. .... een onwillige, dien de "zachtheid en de schoon heid gemakkelijk hanteerbaar steeds vond en toch een vriend van de trotschen, een hater van de veege hoogmoodigen.... De tentoonstelling van den Hollandschen Kunstenaarskling was vroeger in Holland een grooter gebeurtenis dan nu. Dat kan niet ledere partij, iedere beweging om de schoonheid verliest op een oogenblik haar strijdbaren gang, en loopt rustig op de vlakte, of wilt ge, op de wei van het bereikte. Zij verliest de toomeloosheid van den aandrang, den onrecht vaardigen aandrang van het nieuwe; zij haat geen weerstand meer; zij verliest de zoo groote bekoring van een te duidelijke onrechtvaardigheid; zij neemt bezit, zij is geen opjakkerend vuur meer, maar gestadige verlich ting. En zij schift bijzich zelf goeds van oppervakkigs. Een, die niet S. L. Schwarz Maar wij zullen Kritias zijn kansen gunnen tot overpeinzen (hij wikt en weegt de schoonheid, zooals d'andereii hun duiten en hun krenten) en wij Bullen hem laten spanseeren don doolsc|\en ondeiv.oeker (daarom niet den Doolaard, steeds in den 4den naamval) en.... ik weet waarbij héenzal gaan en waar hij zal zitten niet een heftig gezicht, en hevige woorden, een ge nieter en een eenzame, een drentelaar on een opvliegende, een gulle gever, die gaarne hartelijkheid ontvangt, A. C. Willink (40 en 41) een stilleven met zeef en een landschap met boomen, die bespro ken dienen te worden. Ik heb het reeds meer neergeschreven: onge twijfeld is van Herwij nen een schilder. Hij is dat nu in wat ge zijn ,,blauwe periode" zoudt moeten heeten. In zijn laatste werk en dat is hier (hij is altijd met zijn laatste werk aanwezig) is een eigenaardige, zij 't niet zeer tastbare, wijziging te merken. De kleur is helderder, en teederder. In de Zeef (40) is daar enboven ruimte en vast heid, in het Stedelijk Museum ?waardeeren werken, nu op deze tentoonstelling. Van H Kuytcn heeït het naakt (74) het meest wezentlijke kleur, van C. J. Maks is voor het voetlicht (79) het lenigst in de voorstelling. Mooihuizen kentert her en der, bij Kaspar Niehaus was de herinnering aan een beroemd Fransch werk zeer levendig, toen hij zijn geordonneerde Wan deling schilderde, die eer een «tülestaan is. Polet's beeld-houwwerk heb ik voor den Amsterdammer reeds besproken (zijn Landarbeiders, die de eenin het boomland- voudige voornaamheid schap is het die ffildo KfOp viftn z'Jn zelfportret teerheid, een be- zeker niet overtrefweeglijke, die ge f en); Schwarz heeft dient te onthouden. Hordijk's in zijn Dooiweer (94) een stads(jregorio (45) en Haven van^^ntimiteit; in zijn Industriegetentoonstelling, die ge moet gaan zien, mist het dramatische van een gebeurtenis; zij is allicht wat te rustig en de Jongeren doen den Ouderen te weinig schae. PLASSCHAEHT Henrl Van de Telde in de Kunst zaal van Lier, Amsterdam IJenri van de Velde kende men tot nu toe als een schilder, die zijn levensphilosuphie, door hem, al lezend en nadenkend, gewonnen.... wilde vast leggen in een aantal symbolen in-devoorstelling. Met groot talent , talent, dat m.i. wel eens onderschat werd, schilderde en voornamelijk teeJcende hij zijn ridders die . draken versloegen, zijn zonnejongelingen, paarden uit den apocolyps, enz. enz. In den Haag bij Kleykaxnp en verleden jaar bij Buffa in Amsterdam had men gelegenheid dit Algeciras (40) bleven mij bij van dezen schilder, die niet erg zeker van zijn weg is. Van l'. Koch besprak ik het vrou wenportret reeds (de vrouw | bied bij Luik een zware stellig'heid. Sluyters' drie figuurstuk'ken, een Liggende vrouw, ijl slechts bedekt door een rose hemd, een portret van Mevr. S. "W V Links: Harry Kuyten; midden: Jan Sluyters; rechts: M. Wiegman beVangert. is noch bezeten, moet dat hier ook erkennen. En hij kan een enklen nieuwen bij de vroegeren (de Ouden wil ik niet zeggen) die steeds bleven van belang \~oegen. Else Berg, dan om 't alphabet te volgen van den katalogus, is beter in haar figuur (die is iets expressiever) dan in haar landschappen. Ik zeg hiermee niet dai zij belangrijk is. Er is onder de miliciens 'en de oudgedienden van Boendermaker's Bataillon ook een zoon gekomen van den (finantieelen) bataillons-commandant. Zijn Aaronskelken kunnen hier genoemd worden. Paul Citroen heef t teveel verschillende kleeren aangetrokken, en zijn eigene' op de hangers laten hangen. Dat is een slechte bezigheid voor een jongere; zijn, ontbijt op het gras is te zeer Laurene.in en zijn Oogst in ZuidI talie, waarvan ik de kleur waardeer, is een vlokkig-geworden Gauguin. Colnots kleuren zijn zwaarder, brandcriger dan vroeger; de winterland schappen zijn nog het gemakkelijkst te waardeeren als de schepen te Veere en de schepen te Volendam van Croïn. Henriet Iftat ik hier onbesproken, Van Herwijnen. die tegenwoordig in Florence werkt, heeft twee schilderijen met een cigaar in haar hand), een portret, dat een moderne figuur op oudeeuwschen trant en in oudeeuwsch formaat geschilderd voor stelt, terwijl het Urinoir (waarvoor zeshonderd vijftig gulden wordt ge vraagd) hier om de curioisteit dient opgenoemd te worden. Krop, de beeldhouwer, heeft naast het meer gekende werk, die bekorende kleine gebakken beeldjes (meest unica), die iets nieuws zijn (niet geheel-en-al nieuw) tusschen wat hij gewoonlijk maakt. Of meent ge soms, dat zijn paardje, zijn eend, zijn stekelvarken, zijn hertje en zijn clown geen leven dige, geestige voorstellingen zijn ? Ik vrees, als ge 'dat niet ziet, dat 'ge naar den geest gewasschen moet worden; ge zijt van binnen dan een beetje traag door vervuiling. Met wezentlrjk genoegen zie ik hier werk van Kntyder. Ik vond dezen schilder, die het naïeve vereent, met het komische (dat is-een natuurlijk vereenen) en die verwant is met Campendonck, steeds te gering geschat. De Heer Kegnault schijnt die geringschatting te willen verminderen, en zeker behooren schilderijen als de grijze Koe (66) en het landschap te Blaricum (63) etc. tot de meest^te in een rose jurk en het zachte en toch verfijnde Liesje (als kleur een liefelijke schilderij) bewezen zijn leven digheid, zijn geschakeerd zien van kleur en toonen de arasbesk van zijn lijn. Het stilleven met de vaas, en met het 'tin is van donkerder wezen, met meer nadruk. Matihieu Wiegman's gvoote tentoonstelling opent binnenkort. Het zal dan mijn werk zijn net geheel van den laatsten tijd te kaïakterieeeren; hier zij alleen vastgesteld, dat van deze inzending ik den Adam en Eva verkies en de Heriodias, en om de stoutmoedigheid ,des vleesches (ongewoon in Matthieu's werk) zyn Mulattin. Zeker de Adem en Eva is een rijp en rijk schilderij. ' Piet van Wijngaerdt schildert, ge' zoudt moeten zeggen, wijd-uit. Hij ^is een colorist, wijd-uit.Twee stillevens, o^Jocinstukken, gegroepeerd cm n, meer dan de andere klinkende, kleur: een geel (chrysanthen) een wit (Aarons ?. kelken) doen hem ?waardeeren, Wil? link zoekt het. eindstation opnieuw langs het nietzuivre der gedachte en i J- der kleur. (Willink is te moedwillig), van A van Zeegen is de zeetuin (26) ? met zijn roee's aanvaardbaar .... ge iet; het is, zooals ik schreef: deze illustratieve werk (illustratie'-was het allereerst van de eigen, al philosopheerend, opgebouwde verbeelding) te zien. Er waren beoordeelaars, die zich toen met den critischen dooddoener litterair" van een en ander af maakten. Tégemakkelijk!?, want hier kwamen algemeene problemen aan de . orde (o.a. dat van het onderwerp-alszoodanig, hetwelk in deze tijden veelal, ten onrechte m.i., niet eens als probleem" erkend wordt), die een diepere en breedore beschouwing 'rechtvaardigen. ,.'?'??? Afgescheiden van deze algemeene problemen, die het aan de orde stelde, kon men misschien van dit vroegere werk van van de Velde zeggen, dat deze kunstenaar te veel zich bleef uit spreken naar zijn philosophisch (c.q. ethisch) levensbegiip en te weinig naar zijn direct primair levensgevoel. Hoe dit echter ook zij, hij zelf heeft blijkbaar behoefte gevoeld van zijn philosophische occupaties los te kcmen, van zijn weg-droomen in fantastische werelden, waar hij op zoek was naar de steen der wijzen en der kunst, terug te keeren tot de dageli,kfiche werkelijkheid?, werke lijkheid, die voor hem, wonende als Pijke Koch hij doet temidden der erfgooiers. beteekent: de boerderij, de hooischelf, het vee, het paard. .. . Thans, op deze tentoonstelling, kon men dit. zijn nieuwe werk zien. Het beteekent. dit,.gewone" (en geenszins..mapische'' oftewel ,,nieuw-zakelijke") realisme. voor dezen schilder zeer zekqr een wil-tot-gezond-worden", een wil tot centreering, een kuischings-proces. en de ambtelijke liefde en kunde die er uit spreekt is apert. Het doek met de twee koeien aan een sloot kant, dat mij onder de lande lijke stukken het volledigst (want het lingst als eenheid van compositie en détail volgehouden) schijnt, heeft een gedegen gedragenheid .een overgegeven rust en kalme vreugde, die wortelt in het bewustzijn het métier trouw hartig en met geduld te beoefenen C. J. Maks en wekt herinneringen aan Potter. In andere doeken, en ik denk in deeerste plaats aan het groote boerenerf met hooiSchelf, schuur en vee, is degroote, sterke en schoone compositie* niet ten volle (psychisch)gevuld', er is geen volledig evenwicht tusschen de spanning waarin het geheel naar den vorm wordt gezien en vastgehouden en die waarmede het détail in de kleur en stofuitdrukking gedaan" werd. Juist omdat men hiar zeer zeker te maken heeft met een belang rijk werk, dai groote en grootsche qualiteitcn heeft, gaat men dieper peilen en stoot men, bij doordringende aandacht, op ten tweespalt. Er leeft in van de Velde een episch graficus, en een lyrisch schilder en hij heeft, in zekeren zin, voorloopig nog den doem te dragen van een al te veel-zijdige begaafdheid. Mogelijk (de aanwijzingen zijn er> gelukt het hem, door middel van dit. zijn laatste soort werk (dat dan voor loopig nog wel meer getesigneerd en kleiner van 'formaat zal moeten wor den !) tenslotte te komen tot een syn these van déze twee, in hem levende persoonlijkheden; mogelijk ook zal hij , wil hij een chronische kloot voorkomen tenslotte tot een keus moeten komen en de ne, dan wel de andere zijde volledig ftf-snijden.... De enkele keeren bijv. dat hij thans reeds voluit zijn schilderspersoonlijkheid uitsluitend de ruimte geeft (zooals bijv; in zijn stillevens, zijn yisch", zijn Vlaamsche gaai", en ook in zijn kleine boerderij niet sneeuw) doen zien, dat hier in alle geval een weg voor hem open ligt. A. E. VAN DEN TOL Jan van Herwijnen ;? j i' 'ril

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl