Historisch Archief 1877-1940
i!
SCH
S EN TEEKENAA
Hollandsche Kunstenaarskring
anders.
A. Colnot
Kunstenaar»«krtnjr,
Htedt'IIJk Muweum. Amsterdam
Het leek een tocht door een be
vriend .landschap, zei Kritias «kop
tisch. Want hij is nu eenmaal, de
gaarn-be vriend e (zit in vriend vrij
heid toch, maar willen de meeste
vrienden je niet verplichten tot een
onvrijheid; is vriendschap niet dik
wijls een dwang eer dan een uitzet
ting voor de bevriende persoonlijk
heid?) hij is skeptisch om deze vriend
schap geworden? Het was als een
tocht door eea aangenaam landschap,
waar de stationnetjes vlaggen, en op
de breede zuidelijke perrons, die open
voor de zon liggen, vruchtboomen
staan en waar de wind komt van
door akkers versierde heuvels. Hij
zag allerlei menschen, die hij kende
en die iets kunnen. Hij zag een aantal
luitenants van Boendermaker 's
Bataillon. c» hij zag een Florentijn (uit
het Noorden, uit ons land !) die taet
genoegen een verandering bij zichzelf
constateerde, die ook Kritias genoegen
deed. Want Kritias heeft eerbied
voor wie zichzelf bedwingt (dat lijkt
een Komeinsche sententia) om mach
tiger te worden: spilziek moeten wij
zijn in de genegeheid, maar don schep
penden geest moeten wij onder tucht
houden: te veel exempels van
gespilden geest maken den Beschouwer
soms droevig. ....
een onwillige, dien de "zachtheid en de schoon
heid gemakkelijk hanteerbaar steeds vond en
toch een vriend van de trotschen, een hater van
de veege hoogmoodigen....
De tentoonstelling van den Hollandschen
Kunstenaarskling was vroeger in Holland een
grooter gebeurtenis dan nu. Dat kan niet
ledere partij, iedere beweging om de
schoonheid verliest op een oogenblik
haar strijdbaren gang, en loopt rustig
op de vlakte, of wilt ge, op de wei
van het bereikte. Zij verliest de
toomeloosheid van den aandrang, den
onrecht vaardigen aandrang van het
nieuwe; zij haat geen weerstand meer;
zij verliest de zoo groote bekoring van
een te duidelijke onrechtvaardigheid;
zij neemt bezit, zij is geen opjakkerend
vuur meer, maar gestadige verlich
ting. En zij schift bijzich zelf goeds
van oppervakkigs. Een, die niet
S. L. Schwarz
Maar wij zullen Kritias zijn kansen
gunnen tot overpeinzen (hij wikt en
weegt de schoonheid, zooals d'andereii
hun duiten en hun krenten) en wij
Bullen hem laten spanseeren don
doolsc|\en ondeiv.oeker (daarom niet den
Doolaard, steeds in den 4den naamval)
en.... ik weet waarbij héenzal gaan en
waar hij zal zitten niet een heftig
gezicht, en hevige woorden, een ge
nieter en een eenzame, een drentelaar
on een opvliegende, een gulle gever,
die gaarne hartelijkheid ontvangt,
A. C. Willink
(40 en 41) een stilleven
met zeef en een landschap
met boomen, die bespro
ken dienen te worden.
Ik heb het reeds meer
neergeschreven: onge
twijfeld is van Herwij nen
een schilder. Hij is dat
nu in wat ge zijn ,,blauwe
periode" zoudt moeten
heeten. In zijn laatste
werk en dat is hier (hij
is altijd met zijn laatste
werk aanwezig) is een
eigenaardige, zij 't niet
zeer tastbare, wijziging te
merken. De kleur is
helderder, en teederder.
In de Zeef (40) is daar
enboven ruimte en vast
heid,
in het Stedelijk Museum
?waardeeren werken, nu
op deze tentoonstelling.
Van H Kuytcn heeït het
naakt (74) het meest
wezentlijke kleur, van
C. J. Maks is voor het
voetlicht (79) het lenigst
in de voorstelling.
Mooihuizen kentert her en der,
bij Kaspar Niehaus was
de herinnering aan een
beroemd Fransch werk
zeer levendig, toen hij
zijn geordonneerde Wan
deling schilderde, die eer
een «tülestaan is. Polet's
beeld-houwwerk heb ik
voor den Amsterdammer
reeds besproken (zijn
Landarbeiders, die de
eenin het boomland- voudige voornaamheid
schap is het die ffildo KfOp viftn z'Jn zelfportret
teerheid, een be- zeker niet
overtrefweeglijke, die ge f en); Schwarz heeft
dient te onthouden. Hordijk's in zijn Dooiweer (94) een
stads(jregorio (45) en Haven van^^ntimiteit; in zijn
Industriegetentoonstelling, die ge moet gaan zien, mist het
dramatische van een gebeurtenis; zij is allicht
wat te rustig en de Jongeren doen den Ouderen
te weinig schae. PLASSCHAEHT
Henrl Van de Telde in de Kunst
zaal van Lier, Amsterdam
IJenri van de Velde kende men tot
nu toe als een schilder, die zijn
levensphilosuphie, door hem, al lezend en
nadenkend, gewonnen.... wilde vast
leggen in een aantal symbolen
in-devoorstelling.
Met groot talent , talent, dat m.i.
wel eens onderschat werd, schilderde
en voornamelijk teeJcende hij zijn ridders
die . draken versloegen, zijn
zonnejongelingen, paarden uit den
apocolyps, enz. enz. In den Haag bij
Kleykaxnp en verleden jaar bij Buffa in
Amsterdam had men gelegenheid dit
Algeciras (40) bleven mij bij
van dezen schilder, die niet
erg zeker van zijn weg is. Van
l'. Koch besprak ik het vrou
wenportret reeds (de vrouw
| bied bij Luik een zware
stellig'heid. Sluyters' drie
figuurstuk'ken, een Liggende vrouw, ijl
slechts bedekt door een rose
hemd, een portret van Mevr. S.
"W
V
Links: Harry Kuyten; midden: Jan Sluyters; rechts: M. Wiegman
beVangert. is noch bezeten, moet dat
hier ook erkennen. En hij kan een
enklen nieuwen bij de vroegeren (de
Ouden wil ik niet zeggen) die steeds
bleven van belang \~oegen. Else Berg,
dan om 't alphabet te volgen van den
katalogus, is beter in haar figuur
(die is iets expressiever) dan in haar
landschappen. Ik zeg hiermee niet
dai zij belangrijk is. Er is onder de
miliciens 'en de oudgedienden van
Boendermaker's Bataillon ook een
zoon gekomen van den (finantieelen)
bataillons-commandant. Zijn
Aaronskelken kunnen hier genoemd worden.
Paul Citroen heef t teveel verschillende
kleeren aangetrokken, en zijn eigene'
op de hangers laten hangen. Dat is
een slechte bezigheid voor een jongere;
zijn, ontbijt op het gras is te zeer
Laurene.in en zijn Oogst in
ZuidI talie, waarvan ik de kleur waardeer,
is een vlokkig-geworden Gauguin.
Colnots kleuren zijn zwaarder,
brandcriger dan vroeger; de winterland
schappen zijn nog het gemakkelijkst
te waardeeren als de schepen te Veere
en de schepen te Volendam van Croïn.
Henriet Iftat ik hier onbesproken,
Van Herwijnen. die tegenwoordig in
Florence werkt, heeft twee schilderijen
met een cigaar in haar hand), een
portret, dat een moderne figuur
op oudeeuwschen trant en in
oudeeuwsch formaat geschilderd voor
stelt, terwijl het Urinoir (waarvoor
zeshonderd vijftig gulden wordt ge
vraagd) hier om de curioisteit dient
opgenoemd te worden. Krop, de
beeldhouwer, heeft naast het meer
gekende werk, die bekorende kleine
gebakken beeldjes (meest unica), die
iets nieuws zijn (niet geheel-en-al
nieuw) tusschen wat hij gewoonlijk
maakt. Of meent ge soms, dat zijn
paardje, zijn eend, zijn stekelvarken,
zijn hertje en zijn clown geen leven
dige, geestige voorstellingen zijn ? Ik
vrees, als ge 'dat niet ziet, dat 'ge naar
den geest gewasschen moet worden;
ge zijt van binnen dan een beetje
traag door vervuiling. Met wezentlrjk
genoegen zie ik hier werk van Kntyder.
Ik vond dezen schilder, die het naïeve
vereent, met het komische (dat is-een
natuurlijk vereenen) en die verwant is
met Campendonck, steeds te gering
geschat. De Heer Kegnault schijnt die
geringschatting te willen verminderen,
en zeker behooren schilderijen als de
grijze Koe (66) en het landschap te
Blaricum (63) etc. tot de meest^te
in een rose jurk en het zachte en
toch verfijnde Liesje (als kleur een
liefelijke schilderij) bewezen zijn leven
digheid, zijn geschakeerd zien van
kleur en toonen de arasbesk van zijn
lijn. Het stilleven met de vaas,
en met het 'tin is van donkerder
wezen, met meer nadruk. Matihieu
Wiegman's gvoote tentoonstelling opent
binnenkort. Het zal dan mijn werk zijn
net geheel van den laatsten tijd te
kaïakterieeeren; hier zij alleen
vastgesteld, dat van deze inzending ik
den Adam en Eva verkies en de
Heriodias, en om de stoutmoedigheid
,des vleesches (ongewoon in Matthieu's
werk) zyn Mulattin. Zeker de Adem
en Eva is een rijp en rijk schilderij.
' Piet van Wijngaerdt schildert, ge'
zoudt moeten zeggen, wijd-uit. Hij
^is een colorist, wijd-uit.Twee stillevens,
o^Jocinstukken, gegroepeerd cm n,
meer dan de andere klinkende, kleur:
een geel (chrysanthen) een wit (Aarons
?. kelken) doen hem ?waardeeren,
Wil? link zoekt het. eindstation opnieuw
langs het nietzuivre der gedachte en
i J- der kleur. (Willink is te moedwillig),
van A van Zeegen is de zeetuin (26)
? met zijn roee's aanvaardbaar .... ge
iet; het is, zooals ik schreef: deze
illustratieve werk (illustratie'-was het
allereerst van de eigen, al
philosopheerend, opgebouwde verbeelding) te zien.
Er waren beoordeelaars, die zich
toen met den critischen dooddoener
litterair" van een en ander af
maakten. Tégemakkelijk!?, want hier
kwamen algemeene problemen aan de
. orde (o.a. dat van het
onderwerp-alszoodanig, hetwelk in deze tijden
veelal, ten onrechte m.i., niet eens
als probleem" erkend wordt), die
een diepere en breedore beschouwing
'rechtvaardigen. ,.'?'???
Afgescheiden van deze algemeene
problemen, die het aan de orde stelde,
kon men misschien van dit vroegere
werk van van de Velde zeggen, dat
deze kunstenaar te veel zich bleef uit
spreken naar zijn philosophisch (c.q.
ethisch) levensbegiip en te weinig
naar zijn direct primair levensgevoel.
Hoe dit echter ook zij, hij zelf
heeft blijkbaar behoefte gevoeld van
zijn philosophische occupaties los te
kcmen, van zijn weg-droomen in
fantastische werelden, waar hij op
zoek was naar de steen der wijzen
en der kunst, terug te keeren tot de
dageli,kfiche werkelijkheid?, werke
lijkheid, die voor hem, wonende als
Pijke Koch
hij doet temidden der erfgooiers.
beteekent: de boerderij, de
hooischelf, het vee, het paard. .. . Thans,
op deze tentoonstelling, kon men dit.
zijn nieuwe werk zien. Het beteekent.
dit,.gewone" (en geenszins..mapische''
oftewel ,,nieuw-zakelijke") realisme.
voor dezen schilder zeer zekqr een
wil-tot-gezond-worden", een wil tot
centreering, een kuischings-proces.
en de ambtelijke liefde en kunde die
er uit spreekt is apert.
Het doek met de twee koeien aan
een sloot kant, dat mij onder de lande
lijke stukken het volledigst (want het
lingst als eenheid van compositie en
détail volgehouden) schijnt, heeft een
gedegen gedragenheid .een overgegeven
rust en kalme vreugde, die wortelt in
het bewustzijn het métier trouw
hartig en met geduld te beoefenen
C. J. Maks
en wekt herinneringen aan Potter.
In andere doeken, en ik denk in
deeerste plaats aan het groote boerenerf
met hooiSchelf, schuur en vee, is
degroote, sterke en schoone compositie*
niet ten volle (psychisch)gevuld', er is
geen volledig evenwicht tusschen de
spanning waarin het geheel naar den
vorm wordt gezien en vastgehouden
en die waarmede het détail in de
kleur en stofuitdrukking gedaan"
werd. Juist omdat men hiar zeer
zeker te maken heeft met een belang
rijk werk, dai groote en grootsche
qualiteitcn heeft, gaat men dieper
peilen en stoot men, bij doordringende
aandacht, op ten tweespalt.
Er leeft in van de Velde een episch
graficus, en een lyrisch schilder en
hij heeft, in zekeren zin, voorloopig
nog den doem te dragen van een
al te veel-zijdige begaafdheid.
Mogelijk (de aanwijzingen zijn er>
gelukt het hem, door middel van dit.
zijn laatste soort werk (dat dan voor
loopig nog wel meer getesigneerd en
kleiner van 'formaat zal moeten wor
den !) tenslotte te komen tot een syn
these van déze twee, in hem levende
persoonlijkheden; mogelijk ook zal
hij , wil hij een chronische kloot
voorkomen tenslotte tot een keus
moeten komen en de ne, dan wel de
andere zijde volledig ftf-snijden....
De enkele keeren bijv. dat hij
thans reeds voluit zijn
schilderspersoonlijkheid uitsluitend de ruimte
geeft (zooals bijv; in zijn stillevens,
zijn yisch", zijn Vlaamsche gaai",
en ook in zijn kleine boerderij niet
sneeuw) doen zien, dat hier in alle
geval een weg voor hem open ligt.
A. E. VAN DEN TOL
Jan van Herwijnen
;? j
i'
'ril