De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 7 februari pagina 7

7 februari 1931 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931 No. 2801 BIOSGOPY door L. J. Jordaan PasséDéfini? Slodmak Menscnen am Sontag." De Uitkijk IS het niet of de wenteling der tijden een wyle heeft stilgestaan? Of wjj terug worden geschoven in die ach, hoe verre! periode van een paar jaren geleden, toen de film rustig en zeker haar weg tfing, bouwende volgens een vast architectonisch systeem, zoekende met behulp van hechte formulae? Toen wij de waarde moreel, technisch en artistiek van een film vermochten te bepalen naar de code van onaantastbare principes? Helaas ,Hoe snel end' onversiens is dese kans ghedraeyt!" Hoe hebben de loudspeakers van Jerichq dit heele schoone bouwsel omgeblazen dsn ivoren toren onzer critiek incluis, vanwaaruit wij het projectiedoek plachten te overzien! ..Tonfilm, bitte umsteigen!".... Béla Balasz heeft in zijn Geist des Films" het wachtwoord uitgegeven en wij volgen zuchtend dit parool der harde noodzakelijkheid. Wij stappen uit den trein die ons naar onvermoede, schoone perspectieven beloofde te voeren en nemen plaats in een andere, het onbekende en vooralsnog weinig verkwikkelijke tegemoet. Zoo zitten wij tegenover dit werkje vanSiodmak. gemaakt en gecomponeerd in een volkomen sereni teit des gemoeds. of geen nieuwe aanstormende problemen ons het leven moeilijk maakten. Ziehier dan een film, geconcipieerd mot een liefdevolle, delicate aandacht voor de beeldpoëzie der camera met een toegewijd sentiment voor de bekoring van het rythme. In een vrijwel gaven en volkomen natuurlijken opbloei der beeldenreeksen gaat dit simpele, bekoorlijke lied des dagelijkschen levens aan ons voorbij en het altijd-treffende Elckerlijck"-motief resonneert in onze binnensten als een teedere, diepe ontroering. Met groote zorg en vol komen overgave heeft de cineast zich in het een voudige gegeven van den Zondags-mensch" ver diept heeft hij zijn doen en drijven gadeslagen van al deze argelooze momenten de. onbewuste schoonheid gevoeld en vastgehouden... .hier een stillen glimlach opvangend, daar een loom gebaar, uinds een bruske beweging. En uit al die teere nuancen van in de vlucht gevangen leven, heeft hij tenslotte de kleine, bekoorlijke tragi-comedie van liet onbelangrijke gecomponeerd. De ,,acteurs" eenvoudige particulieren hebben niet gespeeld" »-n waren zich ternauwernood bewust van het feit, dat hun doen en laten werd gadeslagen. Zij leefden simpelweg hun leven van alle Zondagen en de camera-trok met hen mee, als een der hunnen -?? misschien, tien. twintig maal, tot zij in haar tegenwoordigheid alle bevangenheid verloren als schuwe vogels, die aan de nabijheid van tien mensch gewend raken. Aldus ontstond een Jfilmwerk, dat in zijn hooge zonnige luchten,, zijn wuivend riet, zijn. flonkeringen van .levend water fft de ongerepte argeloosheid zijner sujetten de volmaakte harmonie wist te vinden tusschen den dichter en het instrument, dat hij hanteert. Een schoon en gaaf stukje cinegrafische klein-kunst naast het bulderend gedoe van den tooneelspeleriden acteur der klankfilm. Passédéfini of onvolmaakt verleden tijd? * * * Komediantery in Kean". Corso Om een gevaar ten volle te beseffen, moet men het a outrance doorvoeren. De film wordt als talkie meer dan ooit bedreigd dóór den import van den tooneelspeler den man met het ,,Aha !".gebaar, de daverende stem en het fraaie effect. Er wordt in een film niet meer geschreid er GE XE It A AL AGEXTEX VOOR AMATEUK-KIXO-UITKLSTIXG FOTO-SCHAAP & Co. SPUI 8 AMSTERDAM wordt gejammerd en geschokschouderd. Er wordt niet meer geleden -T- er wordt gesteund en geboezemjaagd. Er wordt niet meer geleefd er wordt komedie gespeeld. In het eene werk is het met kracht onderdrukt en ternauwernood merkbaar in het andere vermoordt het door zijn pathos de intense, navrante werking van de film.... alnaarmate de filmgevoelige regisseur in zijn strijd met het weerbarstige tooneelsujet overwinnaar blijft. En de tooneelliefhebber smakt met de lippen bjj het herkennen zijner dierbare planken traditie en heeft weer de quoi vivre". Zonder overigens te bemerken, dat het gestyleerde, decora tieve tooneelgebaar gerukt uit het kader van de theateromraming, in deze anders genuanceerde mikrokosmos, in deze verschillend geaarde intimi teit, tot zijn eigen caricatuur verwordt. Maar nu is daar Alexander Moissi, de groote tooneelkunstenaar, voor de lens gestapt en heeft ons den Kean".... voorgespeeld. En duidelijker dan honderd essay's over het wezen der film en de totaal verschillende voorwaarden van het tooneel toont dit ,.optreden" ons het hopeloos conflict tusschen projectiescherm en theater. Wat in de aanschouwde wereld van het tooneel wellicht aan vaardbaar en bewonderenswaardig was, werd in de doorleefde wereld der film de meest verbijsterende kitsch. De tooneelspeler Moissi toont minder besef van de voorwaarden eener filmische vorm geving, dan de eenvoudigste bisoscoopbezoèker. Hij speelt er op los zonder zich een oogenblik bewust te zijn, dat hij niet voor een zaal menschcn staat. maar oog-in-ooft met iederen toeschouwer afzonderlijk. Het is zoo verwoed zoo hardnekkig komedie, dat ieder verschil tusschen hetgeen dan het werkelijke leven van den acteur Kean moet verbeelden en zijn ..spel" op de planken, wegvalt. Hij speelt eenvou dig eerst Kean, dan voor de afwisseling Hamlet en vervolgens weer Kean. Het is een bespotting van iedere natuurlijkheid van de allerpriraitiefste werkelijkheidssuggestie. Het is komediantery van de ergste soort maar bovenal het is een ern stige bedreiging voor de kunst van den tooneel speler Moissi. Want wie dit, door de geweldige resonnans der film tot een groteske verbogen tooneelspel heeft gezien, kan de sensatie van pathos, clichéen maniertjes niet meer kwijt raken... . ook bij het weerzien van Moissi op het tooneel. Maar dit zijn tenslotte onze zaken niet. Den bewonderaars van ..fraai spel" 'zou men willen toeroepen: Gaat dit zien ! Gaat dit zien. . ! Ufa-Dammerung ..Het fluitconcert van Hans Houd." U o ml) randt In de monotone reeks van politiefilms en dolamusante operettes, welke de UFA na de ingezette schemering harer oude glorie de wereld instuurt. compareert thans weet- eens een kei" op liet programma. Het fluitconcert van Hanssouci". is een film-grand-style en daarbij zooal niet door sociale dan toch in ieder geval door nationale en nog preciezer uitgedrukt: door Duitsch-nationale tendenzen gedragen. De regie is klaarblijkelijk van den heer llugenberg, ofschoon hij zich be scheidenlijk aan de openbaarheid onttrekt en het scenario is geknipt uit hoofd-artikelen der nationaal-socialistische pers. Het beklagenswaardige onderwerp dezer ruwe, onbehouwen toast is de ongelukkige Frederik de Groote, die het in deze dagen van Allerhöchste malaise hard te verant woorden heeft. Het geheel is bedoeld als een re pliek op lm Westen nichts Neues" en zelden was een verweer onnoozeler, kinderachtiger en machteloozer. Laat ons kort zijn. Met al de pómpe en al den praal, waarover het Duitsche concern beschikt, is deze groote film in elkaar gezet. Het resultaat,van cinegrafisch standpunt bezien i's jammerlijk. Film ook klankf Urn l is continuïteit, stroo mend leven, beweging. Ach lieve hemel dit is niets anders dan gepraat. Gepraat in den corridor van Sans Souci, gepraat in het park, gepraat in de concertzaal. We zien den grooten Frits zes maal dezelfde galerij doorloopen, we zien zijn estafette officier ettelijke malen precies hetzelfde traject afleggen en verder wordt iedere gelegenheid aange grepen om in muziek uit te barsten.... waarvoor zou de klankfilm ook anders dienen ! Daar komt bij, dat de klankfilminstallatie in dit theater dringend verbetering behoeft. De gesproken tekst, waarop de film voortkrukt, is bijna voortdurend onver staanbaar. Het zün zonderlinge, holle klanken. welke deze fraai gekleedèdames en heeren uitstooten een soort Congoleesch, af en toe onderKleermakerij Bij ons verkrijgbaar N.R.V MONTA SCHOENEN broken door het kennelyk-Duitsche woord Nein". En we zijn al blij, wanneer we kunnen onderschei den of de schoone heldin grinnikt of snikt. ?Curieus genoeg trekt alles wat er aan film in deze reeks tableaux-vivants (et chantants!) voor komt, zich samen in de persoon en meer speciaal in het gelaat van Frederik den Groote. Otto Gebuhr heeft van dezen tot reclame geworden koning een beschaafde, gave en levende creatie gemaakt. Zijn close-up's zijn in hun soberheid van mimiek, in hun uitstekend begrepen filmische reserve, spannen der, bewogener, meer film" dan de heele vervelen de hobbelpaarden-rit van zijn estafette. Zijn gebaar is rustig beheerscht en gansch niet zonder no blesse. Een laatste opflikkering van de oude ex pressiekunst der Duitsche filmsujetten in deze grijze troostelooze goden-schemering. Hier excelleert, bij uitzondering, niet de film ondanks den acteur maar de acteur ondanks de film. Nieuwe Uitgaven RenéMarcta. Filmland* Amsterdam 1930. Nederl. Uit g. Maatsch. Wie is RenéMarcia? Ik heb den naam nooit eerder gehoord. Maar het moet een Nederlander zijn; zijn boek draagt er duidelijke sporen van. Het zal wel een pseudoniem zyn, want wie heet er zoo? Het is misschien wel een auteur, die mér geschreven heeft, en dat lijkt mij zelfs waarschijn lijk: zoo knap en zoo geroutineerd schrijft geen beginneling, zou men zeggen. Want dit boekje. hoewel in z'n geheel society-werk, heeft stijl kwaliteiten, die er wezen mogen. De conversaties zijn nog al internationaal, en overwegend Engelsch, maar dit is geen wonder, want het boek speelt in Hollywood, en daar worden uit den aard van de zaak talen gesproken, waarbij de Babylonische spraakverwarring maar een beestje was. Gelukkig worden aan het slot alle vreemde uitdrukkingen vertaald; het lijkt haast een schoolboek, een uit gave voor het M.O. of zoo iets, en zelfs zinnetjes als ,.Yes Sir," of Etwas neues" worden getrouwe lijk overgezet. Maar voor de rest zou het boekje voor onze middelbare scholen al heel weinig ge schikt zijn, want het wemelt er in van nagenoegnaakte vrouwen, die vóór de film leven als het moet, en voor de liefde, als het kan. Tusschen al die vrouwen leeft, werkt en bemint de Casting Director," de Hollander Storm, wien het gelukt is. in Hollywood een leidende positie te krijgen. Daar voor moet men. een sterk man zijn, en dat is Storm dan ook, maar hij heeft tevens jekere wankelmoedigheden, die hem dwarszitten. Hij wordt verliefd op een van zijn danseresjes, toevallig een landgenoote; hij krijgt haar, krijgt haar daarna niet en vervolgens weer wel, en dat krijgertje spelen gaat eerlijk gezegd met wel wat veel hqcuspocus in z'n werk, en hoewel alles gebeurt in Filmland, waar zoo iets natuurlijk anders in orde. of niet in orde, komt dan bij ons, ik had er wel graag wat meer waarschijnlijkheid in gezien. k kom nooit buiten Amsterdam en ik ben dus ook nooit in Hollywood geweest. Ik kan daarom ook niet beoordeelen, of de schrijver de toestanden daar zuiver heeft weergegeven. Maar hij doet het wel zóó, dat het voor den lezer aannemelijk wordt,. en dat is toch het voornaamste. Dit is dan ook zeker een verdienste van den kleinen roman; er zit wel atmosfeer in, vooral in de beschrijvingen. De roman-zelf, het eigenlijke verhaal, moét men er dan maar bij nemen; dat is maar zoo-zoo. HERMAN MIDDENDORP VAtt HELLES TABAK No. 2801 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 FEBRUARI 1931 Herman Bouber Dramatische Kroniek door Henrik Scholte Frank van Wezels roemruelite jaren, soldaterij van A. >I. «Ie .*on« en Herman Bouber. Plantage Schcmwburjs E H blijkt zoo het een en ander veranderd in den Herman Bouber, die een jaar. of wat geleden van zijn voortreffelijk geschreven ..Jantjes" een volksstuk a grand spectacle maakte, dat echter 'bij alle realistische ingrediënten toch nog danig jp de romantiek van het matrozenpak en de kolo niale uniform afgestemd was, en den Hei-man Bouber van heden, die?? behoorlijk gerugsteund door het Groot Volkstodneel, een soort TooneelX.V.V. ? de laatste tressen van de militaire uniform af rukt en in de revolutionaire prullemand doet. Er is me daar wat afceschreeuwd en gefloten, s»eapplaudisseerd en geïnterrumpeerd op dien Zon dagavond in de Plantage ! Ik had het voorrecht, de laatste plaats op de waggelende bank van de engelenbak te kunnen koopen en me daar tusschen de lauwe geuren van beursene sinaasappelen en Ifema? «deklonje stampvoetend te vermaken en oih me hec-n in de plastische termen, waarin de bewoners van «Ie eilanden hun wereldbeschouwing kenbaar piepen te maken, mijn kennis van het Amster damsen te vermeerderen met enkele curiosa, waar voor een sergeant van een instructiebataljon een moord gedaan zou hebben. Dat er ook op het tooneel nogal wat hartigs gezegd werd,- was echter niet de voornaamste ver dienste van deze soldaterij". Zy staat, juist om haar eenzijdigheid en werkelijkheidszin, stevig in de schoenen en heeft maar net de kans gemist .yin een satyre in grooten stijl te worden, waarmee liet ook in zulke volksstukken zoo lauwe tooneel Smalfilm-Amateur-Kinematografie onder Klno-technl«che leiding van Jorl». (ven* Vraagt brochures en demonstraties C&PI 116 KALVERSTRAAT Amcterdam C. ?Q CAPI vakkundig* raad «n voorllofitlno* een onschatbare dienst bewezen zou zijn. De wijze, waarop zij het vuur opent, is kort en goed overweldigend, de eerste rijen stalles tot en met parket worden eenvoudig weggemaaid en over dit niemandsland komt het tooneel zonder moeite tot de galerij, waar iedereen met de herinneringen aan zijn eigen Entos- en Harderwijker-periode deze obstinate lichting landstormers enthousiast begroet. Hier wordt met scherp geschoten, hier wordt een compleet stuk hcdendaagsche historie opgeroepen: in grandioze revue-stijl leven hier een stuk of tien, twaalf ,,von der Infanterie", die de burgerpet of het strooien hoedje van den markt koopman moeten verwisselen voor de geelbruine tuniek van de corvee. '/ij vormen samen een prachtcollectie Amsterdammers: de timmerman van Kattenburg, wiens beenen niet haaks staan en die den supérieuren humor des natuurlijken levens heeft, de man van de gummiboord en het C & A tje, de handelsreiziger, het joodje, de christelijke, de vetzak en de druktemaker. Of de dialoog van A. M. de Jong is of van den bewerker Herman Bouber weet ik niet. Maar middenin dit dozijn biggen" staat Bouber ineens, voluit en levend, als de alwijze oerechte corveeër", een type, dat voorbestemd Hetty Beek scheen om de tragi-komische held van den avond te wordenen symbool te zijn van den geest van de troep", zooals de soldaat .Schwcjk dat in Hasek's foman en Piscator's bewerking was. * * Aandien S«hwejk heb ik den heelfn avond uioeten denken. Piscator. bezield van dezelfde voor nemens om op doodelijke wij zo te persifleeren, stond voor een soortgelijke opgave. Kir was een roman van llasek. met een onsterfelijk 'type; erin. Deze roman had peen slot, want zoowel de schrijver als depeen, die hem wilde voltooien, stierven beiden onder het werk* Piscator liet het manuscript, waarin twee yakmenschen dozen roman tot oen militair kluchtje hadden doodgeschreven. eenvou dig liggen en plaatste Kchwejk .tegen een achter grond van een trottoir roulant, waarop alle gebeur tenissen en personages aan dezen ,,geest" van het leger voorbijtrokken: episch, tendentieus en doel matig. De roman leefde door het tooneel. Hij trachtte aanvankelijk nog wel even zelf een slot te fabriceeren. een soort trucfU'm, waarvoor d« vlijmende esprit van Georg Grosz te hulp schoot. Na n voorstelling liet hij ook dit compromis varen en speelde Schwejk als een stuk collectieve propaganda. Het werd zijn grootste tooneelsucces. Wat de Jong en Bouber gedaan hebben, na het voortreffelijke begin, is juist het tegendeel. Niet de levende ..held" in Bouber's incarnatie, maar de raissonneerendëbetweter,. A. M. de Jong in ikvorm, werd opden voorgrond geschoven. Decorveeër verdwijnt en een zekere Frank van Wezel komt op. met een bijna zichtbaar aureool om de revolutio nair-be/ielde slapen. Allerlei typen uit den romafi moesten, ook nog hoogmoedig hun prentje op do planken krijgen. Als ik hot programma doorkijk, vind ik daar een drie dozijn namen, verdeeld over een dozijn acteurs. Van de meesten herinner ik me nauwelijks, dat zij aan het woord gekomen Jan Lemaire zijn. Van de eerste compagnie herinner ik me daar entegen tvk woord, dat zat. Waarom zijn deze tien man niet blijven leven, als een tienvoudig».' satyre' door het heele stuk heen, tien menschen. menschen die in van alle brochure-stijl ontdaneu volkshumor zooveel meer ,,te zeggen" hadden dan deze beste, brave Frank van Wezel, die tenslotte op een tafel moet klimmen om het nooit meer oorlog" uit te spreken: de eenige leuze, die niet uitgespro ken had hoeven te worden, de eenige figuur, die wij met liefde gemist hadden. Maar ook zulke gemeenschapskunst wortelt tenslotte in individu alistische zelf verheerlijking ! Van de opvoering niets dan goeds. Ramuz en Xijhoff, liederenzingende soldaten waven wel zér verre. En de straffe hand van Bouber zoowel al* de geest van deze troep (Lemaire. Burgdorffer. Ilissiuk) zorgde er voor. dat ook waar het stuk bij octaA-en naar omlaag viel, het tooneel toch nog altijd redde wat er te redden viel. En tenslotte voerde ook het stuk zelf nog een taaien strijd tegen zijn ondergang. Er u-aren dan tenminste nog oogenblikken, waarin de satyre, zij het met andere namen en helaas individueel gesorteerde" soldaten weet- opleefde en in elk geval bij elkaar toch een militaire revue" vormde, waarvan men zich weieens verstrooid of geïrriteerd afwendde, doch dio men niettemin bijwoonde tot den laatste man. zér uit de pas. voorbij gedefileerd was. 'En wat tenslotte de tendenz betreft.... och. voor Kotfront" zou dit ongezeglijk troepje Am sterdammers al even weinig discipline toonen als voor Westfrout". Zijn eenige frontjëbewaart dit soort Amsterdammers voor den Zondag, het hoort bij de hemdsmouwen, de radio en het neutje. (Teekeningen door B. VJH Vlijmen). Van kinderen en kabouters Bij H. J. W. Becht te Amsterdam is voor de kleine kinderen een aardig boek verschenen mét verhalen, .versjes, gezelschapsspelen en raadsels. Marie C', van Zeggelen verzamelde bijdragen van Anna Sutoiius, O. Hovenkamp, David Tomkins. Willy Pétillon, J. J. A. Phaff, J. Husinga?Scaf. A. Oramer?Schaap., Tine Broekhuys Schuytemaker, C'hristine Doorman, L. Koggeveen. De uitstekende illustraties en de bandteekening zijn vari Nóra Schnitzler; de teekenares is wel zleer bijzonder met dit, werk geslaagd, vooral in de humoristische bijdragen is zij op haar best. 41 f ?1 .-,) f:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl