Historisch Archief 1877-1940
Ffl
il
roene
Nederland
Telefoon 37964
Postgiro 72880
Gem. Giro G. 1000
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C JOSEPHUS JITTA
Redicteureat L. I. JORDAAN, F. O. SCHELTEMA Et)
M. KANN. Secteurii der Redictiei C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C
OPGERICHT IN 1877
No. 2802
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1931
Hooge School en Maatschappij
door Prof. Mr. F. G. Scheltema
J K ontleen bovcnstaanden titel aan een dezer
dagen gepubliceerde brochure van de hand
van prof. Dr. H. R. Kruyt, bevattende een rede,
door hem gehouden voor de Amsterdamsche
Studentenvereeniging voor sociale lezingen en
sociale studie *). Het is een verheugend feit, dat
deze rede werd gedrukt: zij geeft van opvattingen
omtrent universitaire aangelegenheden blijk,
waarvan te wenschen ware, dat zij gemeengoed
werden. Dat is ook des schrijvers wensch; hij doet
daartoe, aan het slot, een beroep ,,op de wijsheid
der hoogleeraren, op de nuchtere werkelijkheidszin
der Maatschappij en op het enthousiasme der
jeugd." Ik beperk mijn aandeel in deze taak
voorloopig tot een weergeven en bespreken van enkele
van de voornaamste punten, door schrijver aange
voerd.
* * ?
*
Prof. Kruyt behoort tot een van de gelukkigen,
die uitgenoodigd zijn, in Amerika aan verschillende
instellingen van hooger onderwijs voordrachten te
houden. Hij heeft zoo het Amerikaansche univer
sitaire leven loeren kennen, en is sterk getroffen
door do groote waardeering, welke daar de maat
schappij voor de universiteit koestert. Hij schrijft
dit toe aan de zeer ruime taak, welke de univer
siteit in Amerika vervult; zij voorziet de maat
schappij van alle leidende intellcctueelc krachten,
die deze behoeft; zij levert niet slechts leeraren,
medici, advocaten en predikanten af, maar ook
hooger bankpersoneel, industrieleiders, journalisten,
landbouwers en voorts allen, die onderwijs geven,
lager- en muziekonderwijs bijv. inbegrepen. Dien
tengevolge léft de universiteit in het hart der
maatschappij; er bestaat in. ruime kringen voor
haar waardeering, die niet nalaat, zich waar noodig
te uiten in stoffelijke hulp.
De tegenstelling tot de Nederlandsche meer
algemeen, de Europeesche universiteit is tref
f end. Beperkt tot de 5 aloude faculteiten rechten,
theologie, medicijnen, wis- en natuurkunde en
letteren heeft zij stellig voor de maatschappij
groot belang, maar de afstand tusschcn haar en
die maatschappij is toch aanzienlijk; zij leeft niet
in de volle maatschappelijke werkelijkheid, gelijk
de Amerikaansche doet; er heerscht over haar,
naar schrijver het uitdrukt, op zijn best een koele
waardeering, nimmer zonder veel critïek."
Dit verschil in verhouding geeft aanleiding tot
de vraag, of niet de inlichting van ons universitair
onderwijs meer in de richting moet gaan van de
Amerikaansche. Om deze vraag te beantwoorden
geeft schrijver een beeld van he.t Amerikaansche
universiteitswezen, en ontwikkelt aan de hand
daarvan zijn wenschen ten aanzien van het
Nederlandsche.
Die wenschen zijn in hoofdzaak/tweeërlei.
* * '? '
In de eerste plaats wordt gepleit vóór meer
eenheid in ona hooger onderwijs.
Onze universiteiten zijn gebouwd op de indeeling
in de vijf reeds genoemde faculteiten, en niet zelden
nog hoort men de opvatting verkondigen, dat in
deze vijf de geheele wetenschap is samengevat,
zoodat er, zonder schade voor de wetenschap,
noch een af noch een.bij kan. Dit is een dogmatische
opvatting, die aan wat in het verleden, dikwijls
toevalligerwijs, is tot stand gekomen, een soort
van absolute waarde geeft. Niet voor een gering
deel zal aan deze opvatting te wijten zijn, dat de
ingenieursopleiding, de hoogere landbouwopleiding,
de hoogere handelsopleiding, van de universiteiten
zijn geweerd; deze studies vielen buiten het weten
schappelijk kader, zooals men zich dat nu eenmaal
krachtens traditie had gevormd; zij werden daarom
van de universiteiten verre gehouden, en moesten
elders Delft, Wageningen. Rotterdam worden
georganiseerd.
Hoeveel gezonder is de opvatting, dat de taak
der universiteit is, de intellcctueole krachten, die
de maatschappij behoeft, te leveren, zoodat.
wanneer zich de behoeft-n. der maatschappij
wijzigen of ontwikkelen. o<>k de universitaire in
richting ;uoet worden gewijzigd of ontwikkeld.
Welke voordeden zouden er. voor studenten n
docenten, bereikt worden, wanneer ue eenheid der
universiteit werd hersteld, on, wat nu in Delft.
Wageningen en Rotterdam s' udeert.inden ruimeren
kring der universiteiten wer l opgenomen; hoe zou,
voor alle catègorie^nUlaarbij .c-lrokken.het gezichts
veld worden uitgebreid; hoc zou, op meer d oei
tref.fencle wijze dan thans, van de boste onderwijs
krachten ten bate van een veel grooter getal
studeerenden kunnen worden geprofiteerd. De
Amsterdamsche gemeenteraad zag dit in. toen hij.
gebruik maakte van de 1>evoegdheid. naast de
5 oude faculteiten als zesde de handelsfaculteit
in te stellen; de Utrecht.sehe universiteit trok
de veeartsenijkunde in den univcrsitairen kring.
Maar dit zijn helaas uitzonderingen.'
Het pleidooi van Prof. Kniyt strekt in de tweede
plaats tot uitbreiding der universitaire opleiding
ook tot studies, die bij ons niet tof het hooi/cr onder
wijs .worden gerekend. e,h dit gedeelte van het be
toog acht ik nog belangrijker dan het eerste.
Ook hier is het uitgangspunt, dat de universiteit
de intellectueole leiders moet kweeken, die de maat
schappij noodig heeft. Zij doet dat thans op geen
.stukken na, en zoo zijn allerlei opleidingen ont
staan?voor ? technici, voor accountants, voor
notarissen, voor onderwijzers, enz. die met de
universiteit geen enkel verband houden, tot
schade alweer van de aldus opgeleiden, maar
ik aarzel geen oogenblik, Jiet te zeggen tevens
van de universjteitsbczoekeis.
Of degradeert men de universiteit, wanneer men
de opleiding van al de zoo juist bedoelden onder
haar hoede stelt? Ik kan het onmogelijk inzien.
Onder die opleidingen zijn er, die in qualiteit
of quantiteit der te verwerken stof van de univer
sitaire niet of nauwelijks zich onderscheiden: ik
noem als voorbeeld de opleiding voor het notariaat.
De candidaat-notaris heeft examens afgelegd,
grootendeels gelijk aan die, welke juristen afleggen,
en mede afgenomen door juridische hoogleeraren,
die daarbij waarlijk niet plotseling tot een lager
niveau plegen af te dalen. Er is geen enkele reden,
juristen wél, notarissen niet universitair op te
leiden; in notariëele kringen wordt sterke aandrang
in de richting van universitaire opleiding uitge
oefend; de staatscommissie, met het afnemen der
'notariëele examens belast, heeft zich herhaaldelijk
in denzelfden zin uitgesproken; maar tot dusverre
is het niet gelukt, dit toch niet al te stoute doel te
bereiken. Voor wie hier het initiatief wil nemen,
is een vruchtbare taak weggelegd.
Maar ook wanneer het ineer elementaire op-1
leidingen geldt, ten aanzien waarvan de te
verINHOUD:
1. Prof. Mr. F. Q. Scheltema, Hoageschool en maat
schappij.
2. Dr. Th. H. van de Velde, L'it mijn aanteekeningen.
3. Joh. Braakensiêk, Hollandschc Zander m Saksen
geweerd. Spreektaal.
4. H. O.Cannegieter, Fascisten in den Dop. Mr. H.
Scholte, Dram. Kroniek.
5. L. J. Jordaan, De rattenvanger van Berlijn.
J. Greshoff, Litteratuur.
6. C. van Wessem, Alujiffc.
7. Top Naeff, Jan C. de Vos. Mr. Frans Coencn.
Krnnick.
9. C. F. van Dam, Kralententnonstelling.
10?n. Otto v. Tussenbroek, Een boek wer etskunst.
12. L. J. Jordaan. Bioscopy.
13. A. Plasscliaert,Schilderkunst.
\A.C.K.,Beurs$piCf>cl.
15. C. A. Klaasse. Het pondomlwng.?L. J. Jordaan,
Uitzending uit het Vaficaan.
16. Dr. C. F. Haje, Taalsclnii.?Chaiivarius,
Vaderlandsliefde.
17. Te Weekei, Jansen en Co., teckeningen door Is. van
Mens.
18. L. J. van Looi. Haus des Rundfunks. PI).,
Radiotritiek.
19. L'it liet Kladschrift van Jantje.?Alida Zevenboom,
Croquante crrquctjcs. Cel 2, Ttlïfovn.
20. Mt. De dokters-auto, tcekcningcn Harmsen van
Beek. Charivaria. Lctterraadscl.
Omslag: Spetproölcmcn.
Bijvoegsel: Jon. Braakensiek, De.sigarettc'nt'elasting.
werken stof in qualiteit of .quantiti-it bij die der
universitaire opleidingen ietwat achter staat, is er
voor een principieel-afwijzende' houd in er der uni
versiteiten m.i. geen reden. ..Klementair" schrijft
terecht Prof. Knoji .,is niet identiek met opper
vlakkig. .Tuist het universitaire milieu is een waar
borg, dat liet elementaire degelijk onderwezen zal
worden: en de maatschappij vraagt juist om een
groot aantal op degelijke wijze elementair onder
legde hulpkrachten."
' . # ?' # ?
Wilt ten slotte den doorslag moet geven en
dat is de grondgedachte van de .besproken bro
chure, die mij zoo bijzonder sympathiek heeft
aangedaan?, dat is, dat de universiteit er is ter
wille' van de maatschappij, en niet ter wille van
zich zelve.
Wat die maatschappij van haai- verwacht*
is zeker voor een deel de beoefening der wetenschap
als middel tot geestelijke verrijking harer leden;
de beoefening der wetenschap in den meer
abstracten zin des woords; en ik.zal de laatste zijn,
déze belangrijke taak der universiteit te onder
schatten.
Maar daarnaast mag de maatschappij van de
universiteit óók verwachten, dat zij haar helpt aan
de vorming van al die hoogere en lagere
intellectueele leiders, waaraan in steeds stijgende mate
behoefte bestaat. In dat opzicht is onze univer
siteit bij haar taak ver ten achter; en al is zeker de
macht van het bestaande veel te sterk om een
algeheele hervorming der universiteiten naar
Amerikaansch model te mogen verwachten, wel mag
m.i. verwacht worden, dat bij de verdere ontwikke
ling onzer universiteiten niet dit dcor Prof. Kruyt
aangegeven richtsnoer wordt rekening gehouden.
*) Hooffe School en' Maatschappij, door Prof. Dr.
H. R. Kruyt', Amslerdcun 1Ü31, H. J. Paria.
W