Historisch Archief 1877-1940
16
l'
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 FEBRUARI 1931
No. 2802
TAALSCHUT
XXIX. Do verkeerd gebruikte bijzin
VANDAAG iets over zinsbouw.
Het is goed te waken over de
woorden afzonderlijk der taal: het
is soms beter nog, den zinsbouw, haar
gebinte, stevig in het lid te houden.
Schade aan het enkele materiaal
toegebracht, treedt spoedig aan het
licht en is meestal te herstelllen.
Knakking van het binnenwerk is
minder snel en minder duidelijk waar
neembaar en het weer recht te zetten
kost moeite en eischt omzichtigheid.
In het Correspondent ieblad van
hoogere ambtenaren lees ik dezen
samengestelden zin: De heer J. l'.wordt
herbenoemd, die deze benoeming on
der dankzegging voor het in hem gestel
de vertrouwen aanne?mt. Op het
eerste gezicht een doodonschuldige
constructie van een veel verbreide
soort. Toch doorstaat zij de keuring
niet. Ze vertoont zich als een gewrongen
verbinding van: De heer J. P. wordt
herbenoemd; hij neemt deze benoe
ming aan.
Waarin zal het gebrek nu zitten?
Die leidt een zoogenaamden
bijvoeglijken bijzin in en heeft betrekking op een
voorafgaand woord in den hoofdzin.
het antecedent. Dat doet het ook hier:
de heer P., die. Dus in orde. Wacht
even. Zulk een bijzin stelt de taal
alleen ter nadere aanduiding van het
antecedent, ter aanvulling. Jongens.
die hun plicht doen komen vooruit,
laat ons hopen. Jongens. Welke
jongens 't Die hun plicht doen. E venzoo:
Dit is mijn dochter, il ie pas student is
geworden. De generaal, d ie den Boche
sloeg aan de Marne. heeft zich ontmas
kerd als een doodgewone thuisgebleven
socialist.De toets voor den deugdelijken
bijv. bijzin is. dat men hem zal kunnen
omzetten in een bepaling vóór het
antecedent: de hun plicht doende
jongens, mijn student geworden doch
ter, de den Boche geslagen hebbende
generaal: kan hij deze proef niet door
staan dan is hij een mislukking.
Op'ons voorbeeld toegepast: De deze
benoeming onder dankzegging aan
nemende heer P. wordt herbenoemd.
De proef fnult volkomen. De zin valt.
De heer P. kon geen benoeming
aannemen, terwijl hij werd benoemd.
De taal verbiedt, dat de bijv. zin
zijn hem toegewezen beperkt gebied
overschrijdt. Hij mag welbeschouwd
niets bevatten, dat een nieuwe han
deling van of een nieuw gebeuren met
het antecedent zijn zou. Want dat
is geen aanvulling meer. dat is een
voortzetting van de aan den gang
zijnde mededeeling. Die voortzetting
is gelijkwaardig aan het medegeelde
in den hoofdzin en moet derhalve
ook in een hoofdzin worden gebracht.
De. lezer houde zich eens met de
volgende versch geplukte berichten
bezig.
De werkeloozen I) kwamen op de
markt in botsing met een afdeeling
politieagenten, die onder bevel van
een inspecteur stond, na sommatie
de sabel trok en rake klappen uit
deelde. .
De spreker werd met daverend
handgeklap ontvangen, dut toen hij
uitgesproken had, in een waren storm
van geestdrift oversloeg.
Den jubilaris, die zichtbaar bewogen
was. en zijn gevoelens in een kort
treffend woord vertolkte, werd een
enveloppe met inhoud aangeboden,
d i f n hij nnar eigen bevinden zal mogen
besteden.
Er zitten hier samen goed geteld
zeven bijvoegelijk gebruikte zinnen in.
Twee zijn er goed. Eén is een twijfe
laar. Eén van de zinnen is onzin, en niet
alleen door de hier gewraakte con
structie.
Dr. Cotijn stelde dus een belangrijk vraagstuk
aan de orde. Wellicht was zijn suggestie voor
de regeering onnoodig. (Alg. Handelsblad
21 Jan. I.I.).
De heer V. J. L. M. Q. te Amsterdam heeft
dit krasse anglicisme ontdekt: suggestie
(suggestion) in de kenmerkend engelsche
beteekenis van: oppering, vingerwijzing, op
merking, waar onze taal suggestie kent als:
inspraak, invloed (oefening), dwang (pleging).
Het geval doet mij denken aan de vertaling
van een Reutertelegram van vroeger jaren:
Commons Cliamberlain stiggested . .
Chamberlain bracht het Lagerhuis onder zijn
suggestie
De heer M. te Nijmegen is te prijzen om
zijn standvastige liefde voor resjiemen enerzjiek.
Hij houdt het natuurlijk ook met zjenit en
zjeneeren en neemt dzjem op zijn boterham.
Maar wil het gezicht ook niet iets hebben en
is de combinatie (d)i/ niet een rate sijs in het
Nederlandsche lettertal? Inzender moest juist
willen medewerken, dat die vreemde klank
in een ferme Hollandsctie g overging, zooals
bijv. bij generaal en generatie gebeurd is en
waarheen energiek, regiment en ingenieur zich
bewegen. Bij jenever (uit genièvre) verwierp
de taal evenzeer de zj en maakte zij het woord
ook in de uitspraak nationaal. Met jonk (vaar
tuig Javaansch djong) dat de Duitschers ons
afgrijselijk voorstellen als DscHunke, wist het
Nederlandsen ook gauw raad.
Op de kaarten van onze atlassen wordt
verschrikkelijk gewerkt met r/ (Niezjni
Nowgorod) met d<y (Dohroedsja), met ct:j
(Dzjoengarije., Dzjiboeti). Hoe krijgen Hol
landsche leerlingen zoo een poespasspelling te
pakken ? Een enkele j was voldoende en de
leeraar kon dan vertellen, hoe men die letter
hier zou kunnen uitspreken, tenzij hij, hetgeen
niets zou schaden, den Hollandschen klank
htm deed hooren. Kunnen de nee ren Kwast
c.s. na a ook ft zeggen, dan, behooren zij de
Fransche en Engelsche namen op dergelijke
wijze aan te dirken en te spellïn: Ia Manzj,
Oranzj, Dzjackson, Dzjolmstown. Wat dunkt
hun van Algiers en Algerié? minder juist
dan Alzjee, Alzjerië?
Een vriend nam onlangs te Amsterdam
kaartjes voor Tuschinski met een heldere
hollandsche u en een schurende sch, Domkop
die hij was ! Kende hij dan zijn landkaarten
niet meer! Toesjienski stond daar immers op
in Polakije. Maar houdaar! hij was er trotsch
op, een Hollandsche botmuil te zijn, die zijn
talen" niet spreekt.
C H, F. H A JE
l) Natuurlijk stond er werkloozen. Ik ver
oorloof mij deze eene verbetering op last van
de levende taal.
Boekverkoopingen
R u rgp rail ijk en \lermanw
Burgersdijk eri Niermans,
Templum Kalpniónis". te Leiden houden
van 23-?27 Februari een verkooping
van eenige zeer belangrijke rechtsge
leerde bibliotheeken, en wel die van
wijlen Mr. S. van Houten, Mr. H.
Verkouterén, Mr. G. M. W. Jellinghaus
Mr. 'Dr.'W.'F. van Leeuwen, Mr. J. D.
Pasteur en Mr. Joh. Dirkzwager. De
kijkdagen voor deze verkooping zijn
Vaderlandsliefde, III
..Het m*nnen-matcflaal wat ontoereikend-"
(N. R. C.)
I dld not raite my boy to be a ictdler.
! brougbt him up to be my pride and |oy;
Who daret to place a muiket on hii thoulder,
To ihoot tome other mother'i darling boy ?"
Een knaap van goeden geest, gezond en levenslustig,
Zat bij mij aan den haard. Wij praatten lang en zucht.
Het thema was de krijg. Hij deed zijn vragen rustig,
En door zijn twijfel heen bespeurd' ik moed en kracht.
Men ijvert jaar op jaar, met schrijven en vergaadren.
Ter banning van dien vloek. Wie. die eraan gelooft?
Wij zien met bangen blik een machtig monster naadren.
Een kleine groep beslist. Millioenen buigen 't hoofd.
Wat wordt mij door mijn plicht en eergevoel geboden?
Is nationaliteit, of hart, het hoogste goed?
Als ik niet dood en wil, dan zal de staat mij douden...."
Hij zweeg een oogenblik en staarde naar den gloed.
Jk zag er tegen op, den jongen raad te geven.
Had, ik. die veilig sta. dien plicht, of zelfs dat recht?
Ik voelde mij beklemd. Een vraag van dood of leven.
Ik zweeg. Hij vroeg opnieuw. Toen heb ik dit gezegd:
Ik ben gelukkig oud. Men zal het mij niet vragen
Gezegend' ouderdom in onheilzwangren tijd
Maar als men mij beval, de wapenen te dragen.
Om mee te slachten in een bestialen strijd;
Als nationale trots de zwaarden zou doen wetten,
En men. met vlag-gezwaai, in patriotten-taal
Luid bluffend op het bloed, en smalend op de smetten.
Mij maken wou van mensch tot mannen-materiaal
Dan zou ik zeggen: neen. Ik ga geen bloed vergieten,
Ook niet van hem. die uit een andre natie stamt;
Ik kan op geen onschuldig medeschepsel schieten.
Mijn hand zou door een walg en weerzin zijn verlamd.
Gehechtheid aan den grond, waarop ik ben geboren.
Gevoel voor huis en haard en voor mijn vaderland
Vervullen mijn gemoed. Maar liever land verloren.
Dan in n schuldloos hart mijn bajonet geplant.
(Jij kunt door overmacht en met geweld mij dwingen
Te volgen naar het veld. zoouls gij't noemt, van eer
Ik ga geen scherp stuk staal in iemands darmen dringen,
Ik beuk geen koppen met de kolf van mijn geweer.
Ik ga niet met mijn bijl een knaap den schedel splijten,
Al is hij ook geboren buiten onze grens;
Ik drijf geen giftgas uit, ik ga geen bommen smijten.
Ik martel noch vermink, noch moord mijn medemenscb.
Zelfs zou ik zonder zucht mijn lot gelaten lijden,
Als ik tot straf voor-mijn vergrijp het leven liet;
Ik zou getroost van geest het oogenblik verbeiden
Want sterven kan ik wel, maar dooden kan ik niet.
\
Ik ben geen materiaal, maar mensch. in doel en daden;
En als men 't mij gebood, al stond ik ganseh alleen,
Dan had ik met mijn ziel niet lange te beraden;
Mijn antwoord wns gereed. Dan zou ik zeggen: neen.
CHAR'IVARIUS
.?r
Donderdag. Vrijdag en Zaterdag a.s.
van O?3 uur, bovendien op Donder
dag en Vrijdagavond van 7-?O uur.
De catalogus isbereidsbij Burgersdijk
en Niermans verschenen.
Bij dezelfde firma verscheen cata
logus 77: Philologie ('lassique. I»
Auteurs grecs. Deze uitgave bevat
niet minder dan 1000 nummers van
tijdschriften, oude en moderne boeken.
Witte Tanden: Chlorodont
de heerlijk verfrisschend smakende pepermunt tandpasia Tube 35 cent en 6O cent
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 FEBRUARI 1931
EENS in de week werd ons met
de landpost, van het twee
dagritten verder Westwaarts gelegen
havenstadje, de krant gebracht; en
daar stond het in. Een kapitaal
krachtig consortium" zou met
Hollandsch geld in onze stille omgeving
goud gaan zoeken; 50 mille hadden
ze al bij elkaar, waarmee gemakkelijk
millioenen te verdienen waren.
Nu, dat er goud in onze contreien
werd gevonden, wisten we al lang;
d.w.z. het ging er mee als op Borneo,
in de Barito, waar de Dajaksche
vrouwtjes, als ze den heelen dag tot
aan de heupen in het water stonden,
bij lagen rivierstand en hard werken,
voor hoogstens vijftig cent aan
stofgoud van den bodem konden opdie
pen. En wanneer ze het dan in
loonendo hoeveelheid bij elkaar hadden,
nam ik het een enkelen keer tegen den
gangbaren pi-ijs over, om er door den
toekang inas" een smal armbandje
in den vorm van een slang, of een
kabajaspeldje voor mijn vrouw van
te laten maken. Maar goud wit ex
ploitabele mijnen.in voldoendehoe, veel
heid voor den Europeeschen hande
laar, daar hadden wij of de Inlanders
in ons goede Bataksche land nooit
van gehoord.
En toch was het meenens, want
vier weken na het krantenbericht
werd ons van de kust' de aankomst
geseind van zekeren Mr. Jansen, die
dadelijk met do exploratie een begin
zou maken. Hij bracht zijn -vrouw mee
en huurde in onze kampong een klein,
leegstaand huisje, dat als tijdelijke.
woning heel aardig werd ingericht.
Waarom mevrouw Jansen haar man
vergezelde, was ons niet recht duidelijk.
maar ging ons ook niet aan; misschien
was 't alloen maar voor de, gezellig
heid in het onder de palmen lang niet
onaardig gelegen hutje.
Ze beschikten blijkbaar over- een
goed deel van de voorhanden 50
mille, teneinde de. exploratie dadelijk
niet kracht te kunnen aanpakken.
Ten minste, ze reisden veel en
maakten dan steeds gebruik van twee
met een paar Batakkertjes bespannen
wagentjes; n voor de reizigers eri
n .voor de uit veel blikjes en
flessch'jn. bestaande bagage. Zelfs hoorden
wij na een week of zes al, dat ze waren
gesignaleerd tot aan het Tóba-meer
en in de Padangsche Bovenlanden,stre
ken, die ver buiten het aangevraagde
exploratie-gebied lagen, maar wel
door haar weergaloos natuurschoon
een groote aantrekkingskracht beza
ten voor ddn gelukkigen sterveling,
die zich de weelde van een snoepreisje
naar do Oost kon veroorloven.
Of Jansen ;& Co. - zoo werden ze.
al- gauw op den post genoemd ooit
den wagen verlieten, om zich van den
grooten weg af een pad door do
rimboe te banen naar 't beloofde
goudland. bleef ons onbekend; wat
ze eigenlijk zochten of vonden, wisten
wij evenmin. Wel stond er op 'n
goeien dag in de Ja vakbladen, dat Mr.
?Jansen.'na'langen en ijverigen arbeid
er in was geslaagd, een klompje goujji
to vinden, van wel 100 gram; het
lag maar zoo voor 't grijpen, aan den
ingang van een bloot te leggen ador,
dio. ongetwijfeld groote schatten in
zich moest verbergen. Deze vondst"
voegden de bladen er aan toe, zou
zeker niet nalaten een zeer gunstigeu
invloed uit te oefenen op de pogingen
van de directie, om het
aanvangskapitaal van 50 tot 100 mille op te
vooren." ,
Waarschijnlijk, want Jansen & Co.
bleven reizen en trekken en wanneer
niemand wist of en wanneer ie,
kwam en die geen flauw begrip had
van 't geen hem stond te wachten,
was een beetje op 't hotel aangewezen.
Onwillekeurig hadden wij hem on«
voorgesteld als een flinken, stoeren
goudzoeker, een geroutineerd
rimboetype; maar daar leek het oude gebogen
mannetje, dat op een goeden namiddag
zijn karretje uitstapte, toch heelemaal
niet op. Wij schatten hem op een
kleine zeventiger. H^bleekUollandsch
noch Maleisch noch Bataksch te
kennen, vertelde, dat hem door do
Directie de Gewest-hoofdstad
Padar) g als woonplaats was voorge
spiegeld. Daar zou hij zijn kantoor
vinden, om niet vaker dan eens of
tweemaal per jaar een inspectie-reis
naar de binnenlanden te maken.
Nauwelijks echter had hij voet
aan wal gezet, of hij kreeg een tele
gram, met opdracht zich naar onzen
post te begeven en zich er voorloopig
te vestigen. Ja, dat viel wel wat
tegen; maar, vertelde hij verder, de
zeJVoor kor
ten tijd op
den post te
rugkeerden, sloegen ze geen soosavond
of dansfuifje over; allerwego waien
ze gi'aag geziene gasten; en hingen ze
zelf den gastheer uit. dan zouden ze
nooit een dubbeltje vaker omkeeren.
dan hoogst noodig was. Over de
gouddeh'erij spraken ze weinig of niet,
maar dat was hun zaak en wij be
grepen, dat. als je goud zoekt er nog
wel eens geheimpjes zijn, die je maar
liever niet nan de groote klok hangt.
Finnntieel kwam de zaak heele
maal in orde. vooral toen den nog
aarzelenden geldschieters in Holland
kun worden medegedeeld, dat een lid
van de directie er' in was geslaagd.
du hand t«; leggc.n op een Engelsrh
mijn-ingenieur van groote. reputatie.
Die zou naar Indiëworden gezonden,
om de luiding over te nemen, zoodra
Mr. Jansen niet zijn vooirloopigi»
exploratie klaar was. .
Jansen & Co. bleven nog een paar
maanden rei/en; volgens beti-ouwbaro
berichten zelfs naar de Oostkust
van Sumatra. waai* ze zich in do
joviale sfeer van niet op een kleintje
kijkende tabakkers, bijzonder moeten
hebben thuis gevoeld. Op onzen'post
keerden ze nog eenmaal terug en
vertrokken toen, na een welgeslaagd
afscheidsfuifje in de soos, voorgoed
naar het oude Westland.
Een week of wat later deed de
Engelschman .Mi'.Shortridge, zij n int ree
op den post. Hij betrok een kamertje
in het plaatselijk hotelletje, een in
richting, die wel door het gouverne
ment werd gesubsidieerd, maar toch
van zoodanige primitiviteit en zoo
weinig logêabel was, dat ik er nog
nooit eon vreemdeling zijn intrek had
zien nemen. Nu, noodig was dit ook
niet bepaald, want de weinige reizigers,
die ons daar in 't verre binnenland
kwamen opzoeken 't zij 'domino,
pastoor of inspecteerend ambtenaar
--"waven nooit anders dan
landsdienaren en die wisten wel, dat ze,
met of zonder voorafgaande, logies-'
aanvrage bij ons, steeds hartelijk
welkom waren.
Maar de Engclschman, van wien
<-____-- ,;.
^*.
t ie had het goed met
hem voor. ze stopte
hem in Holland, bij
z'n vertrek niet minder dan t ienshares
in handen, als voorloopig aandeel in
al de schatten, die later te verdeeleii
vk-len.
Alleen zijn instructies waren niet
heelemaal duidelijk; hij had trouwens
gedacht, hier zijn voorganger nog te
zullen vinden, om hem in te lichten
bij 'n arbeid, waar hij'zelf '/Ut bleek
al gauw viïj ^vreemd tegenover
stond. Dagelijks zagen wij hem maar
. zoo'n beetje heen en weer scharrelen.
in de hoop binnenkort duidelijke
berichten van de directie te krijgen,
die precies meldden waar hij aan toe
was.
Jansen & Co. waren dus verdwenen,
maar bij een van mijn tochten in 't
Zuidelijke Batakland, vertelde mij
een Kadja, dat er 'n tijd geleden een
toowan Blanda met zijn vrouw bij
hom was geweest, die in de kampong
eon zakje stof goud van ongeveer
100 gram had gekocht. Door den
..toekang mas" van het dot-p was het
tot een ruw klompje saamgesmolten.
Om aan 't horloge te hangen,"
had meneer gezegd; toen waren ze
weer in de bendie gestapt.
En Mr. Shortridge?
Och, van het oogénblik af, dat hij
geloofde in het Indische goudland,
waren zijn dagen geteld. De oude baas
hield het in onze, door malaria zoo
zwaar geteisterde afgelegenheid niet
lang uit. Hij werd ziek en verliet
het sombere kamertje, waar hij door
den officier van gezondheid van 't
kleine garnizoentje verpleegd werd,
zoo goed als 't in de gegeven om
standigheden mogelijk was. heelemaal
niet meer; het gore. met een vie»
kelamboetje overhangen ledikant zou
spoedig zijn sterfbed worden en zijn
laatste woorden waren tevens z'n
testamentaire beschikking: All my
shares for the dokter !" 't Was ai wat
ie bezat en vermoedelijk heeft hij
tot zijn dood toe niet begrepen, niet
kunnen begrijpen, dat haar geldelijke
waarde al lang door zijn voorgangers
explórators, Jansen «S: Co. naar de
maan was geëxploreerd.
Op een Zondagmorgen brachten
wij den ouden Engolschman naar zijn
laatste rust plaat s je. in het binnenland
van Sumatra.
Het aangevraagde goudveld werd
kort daarop weer vrijgegeven. ..wegens
uitkomsten, die. niet geheel beant
woordden aan de gestelde verwach
tingen." Van het kapitaalkrachtig
consortium. n<.eh van Jansen & Co.
hebben wij ooit meer iets gehoord.
TE WEEK EL
>Kocht een zakje stofgoud
/