Historisch Archief 1877-1940
-.1
v<
\ \
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 FEBRUARI
No. 2803
??:??
V
-r
Vrede
Oorlog
Een man zingt op straat
door Albert Heiman
N E EX, het is ernst.
De Zondagmiddag in een groote
stad is zoo mistroostig, dat iedereen
zijn volle maat van ongedurigheid
vertoont. In de huiskamers, die vredig
n gezellig willen zijn. is liet dan niet
meer te harden. Kr kruipt een
jarenoude en verkropte naargeestigheid
over het ronde pluche van de meube
len, het karpet heeft plotseling een
onuitstaanbaar patroon, en jesses.
het behangsel is al veel sei/.oenen
'n'dinair; mi het op eenmaal, de/en
2 jndajjc. blijkt verschoten, is het niet
meer uit te houden tusschen de vii-r
.muren. Men gaat naar buiten mot dien
slenterpas, die juist genoeg verlang
zaamd is o:u stMli^e verveling aan
te-duiden. M nar geen nood! Wij /ij n
tenminste niet alleen. Talloos zijn
de l!>tge'nooti?n van alweer OIMI hope
loos-verongelukt t>n Zondagmiddag. Er
is, wat op werkdagen nooit te merken
valt, een cohaerentie in de straat
gekomen ;men verdringt zich niet, men
beziet elkander met
wehvillend-medelijdendo blikken: men haast zich niét:
alleen een enkele dol geworden auto
mobilist blijkt nog do kinderachtige.
lust tu bezitten eerder ergens te
arriveeren dan waar hij met gelatenheid
zijn t:)ch-alweer-te laat-gekomon-zijn
kan constateeren.
De Zondagmiddag, akelig gerekt
tusschen twee etens door, deed heel
de stad veranderen van aspect. In de
eerste plaats ontbreken iu den winter
al ds fietsers, die de carillonneurs zijn
van het aUedaagschë. Hun vaart is
dóórgaans licht en flitsend genoeg
om. een,voetganger niet al te zeer te
verontrusten; ook bemiddelen zij het
al te groote verschil in 'snelheid
tusschen automobiel en wandelaar.
Maar nu ze er niet zijn, schijnt de
slentergang der loopenden als een
vertraagde film, en wordt het pas
seeren van automobielen gewoonweg
onbeschoft. Er zijn alleen nog de
trams, 'die als wezens in
door-deweeksche kleedij zich voortzeulen,
dwars door den Zondag; leeg als
desolate woonwagens, waarvan de
laatste bewoner versmacht naar een'
pijpje. Al was het alleen maar uit
solidariteitsgevoel, wie niet tezeer is
versuft, neemt op Zondagmiddag geen
tram. Trouwens waarheen? Dreigt niet
overal dezelfde grauwe naargeestige
verveling ? Komen niet zelfs de
buitenlui radeloos, en zelfs met voorbijgaan
van ccnig bepaald lidwoord ,,naar
stad", waggelend langs de Overtoom
met dezelfde breede onvastheid als de
autobussen die ze daar juist verlieten?
* *
Het is voornamelijk de
Zondagmiddagsche Overtoom die me dwars
zit; een onafzienbare baan van dociele
slenteraars. aan de eene zij stadwaarts,
aan de andere zij polderwaarts zich
voortbewegend.... dat is nog teveel
gezegd. Er is een struuperig-trage,
riolige stroom die ze meevoert naar
rechts of naar links. Je laat je willoos
maar ergens hangen: de stroom brengt
JL' zeker verder. Wie op een werkdag
m zulk een gesteltenis zeker zijn leven
tussrhen. een vluchthtMivel eU het
trottoir zou verliezen, komt op den
Zondag niet alleen heelhuids, maar
zonder de flauwste vermoeienis aan
in een krpeg of een godshuis. En beide .
zijn zonder opdringerigheid, men kan
zelfs .zeggen met iets afwerends in
hun uiteVlijk. makkelijk op ieder
punt te bereiken. Doch blijven loeg
uls de trams.
Het f utloos vervelen beschimmelt de
muren en daarom gelooft men. uit
de hemel weet wat voor een atavisme,
dat hot in de buitenlucht Zondags
wel beter te harden zal zijn. Maar
helaas! De lucht is nog grauw, de
minuten schieten niet op, en al laat
ge u ook voortdrijven met de trage
stroom van meneeren en juffrouwen
slenteraars, er komt geen eind aan
de 'Overtoom en geen eind aan dit
zielige miezerige leven. Wij zijn op
den Zondagmiddag weer allen terug
gekeerd tot de ellendige staat van een
lidderige klont protoplasma, waaruit
wij, om zes 'dagen ploeteren, een
vaster en vorm aannamen.
? * ?*'
En daar opeens gebeurt er een won
der- Een man komt uit de schemerende
verte eener onkenbare zijstraat, al
zingend de Overtoom op gewandeld,
met een ietsje versnelde pas; juist
zooveel sneller om allen te suggereercn
dat hij zich niet verveelt en evenmin
haast heeft. Hij zingt met een rustige
klare stem, die in de verte iets heeft
van muziek uit een luidspreker achter
gesloten ramen, Die man moet dron
ken zijn; plebs dat zijn Zondagsch
vervelen misbruikt om aan zichzelf
jenever en bier te verspillen. Dronken?
Hot kan haast niet. Dronkemans
liedjes hebben een zweving die zweemt
naar gevoeligheid. Dit lied, ik
ken het nog niet en zijn woorden zijn
niet te verstaan is wel verre van
sentimenteel; het is mannelijk, schoon
niet luidruchtig; het heeft een
marschtempo, maar niets strijdhaftigs. Het
klinkt heel tevreden en eigenlijk wel
wat poëtisch. En nu ik 't mij om te
beschrijven precies wil herinneren,
bespeur ik, dat zijn eerste indruk op
mij een andere moet zijn geweest
dan later. Ik weet zijn begin heel
precies, maar hoe het later verklonk
is mij eerlijk gezegd achteraf ontgaan.
Het is alsof het een scheur bracht in
den Zondagmiddag.
In den beginne Avas het nieuwsgierig
heid naar dezen brooddronken zanger
die al mijn aandacht en die van de
andere wandelaars vasthield.
. De man was al zingende naderbij
gekomen.' Een gek.... Hij had het
misschien kunnen zijn, want zijn gang
had iets zonderlings door zijn te
korte broek, waarouder jo ook zijn
sokken zag boven de haklooze hooge
schoenen. De stand van zijn boenen
kreeg daardoor iets schuins, maar zijn
gang was heel kalm en zeker, en het
valiesje dat hij bij zich droeg zwaaide
hij niet, noch werd het krampachtig
vastgehouden, zooals bij een gek te
verwachten was. Hij zong ook te
doelbewust, te kalm en zelfverzekerd,
dan dat hij niet zeer goed geweten zal
hebben wat of hij deed.
De zwarte schipperspet die hij op
had gaf hem het voorkomen van een
der gestichtsmannen, die uit tehuizen
voor ouden van dagen of doofstom
men eenmaal per week op hun geme
lijke familie worden losgelaten. Maar
deze.... kwam vast niet uit een
gesticht, te jong was hy, tegen de
veertig, en zonder het elaafsche ver
zorgde dat tofc de eerste vereischten
van pberghuizen schijnt te behooren.
Hij stok in een schuinsche lijn, zooals
dat alleen op een Zondag kan, de
straat over, zonder te zien naar links
of rechts, zonder maar even zijn
zingen te staken, of ook maar 't ge
ringste weifelen te doen hooren.
. **?* '? -''.'
Een scheur in den Zondagmiddag!
Voor velen eert. catastrofe. De deftige
heeren wendden zich om met de statig
heid welke verstaanders
ten'duidelijkste op verontwaardigheid wees. De
verliefde paren lonkten opnieuw naar
elkander met een blik van verstand
houding' en een blos die beschaming
over het ontwijden van deze plech
tige Zondagmiddag verried. Jonge
dienstboden staakten hun giechelende
conversatie/ en keerden zich niet
ongeremde geprikkeldheid om, ten
einde hem na te zien. Twee
paaschbeste jongens plaatsten zich dwars
op zijn weg; maar hij zag ze ternau
wernood en verloor zich in een verder ?
gewoel, terwijl ik verbijsterd en ba een
vlucht van gedachten verloren, ver
gat om hem na te gaan.
Wat is het dan toch voor een wonder,
zoo dacht ik, dat iemand op Zondag,
een rustdag, een feestdag naar 't
heet, een lied zingt, vrij, zonder zich
aan te stellen, gerust, zooals anderen
rooken en anderen zien naar voorbij
gangers. Ik zelf denk het eerst aan
een dronkenlap, dan aan een gek;
en al de/e Zondagsche schijnbaar
tevredene mcnschen met mij. Dat
, iemand zoo zingen kan, de eenige
oprechte in. heel die paisibelc ver
tooning van merischen die sterven van
landerigheid en verveling, treft je er^er
dan dat er plotseling hier in de straat
zou geschoten zijn; of de brandweer
voorbij reed; of een compagnie
infanteristen voorbij marcheerde.
Hij is een zeldzaamheid, een feno
meen, die zingende man. En ik weet
het opeens: de eenige zanger die ik
sinds jaren ben tegen gekomen: de
eenigo die in oprechtheid, uit puro
behoefte des harten en zonder de rem
van conventie of andere comedies
voldeed aan de drang zich in vreugde
te uiten. De eenige die nog een blijde
droom en de kracht tot vergeten in
zich droeg.
En i Ie schaam me; voor mij, voor
u allen. Wij zijn niet tevreden, wij
wrokken, en als we niet wrokken dan
bloeden we dood aan verveling. We
dienen de 'smerigste bazen, zes dagen
per week; en op de zevende die heet
te hooren aan God, wordt de wrok
dezer slaven gesust tot gevoellooze
schijndood, die enkel nog slenteren
toelaat. Maar waar is de man die ni.it
rust, die niet aflaat te wrokken totdat
deze wrok een weerbarstige onwil,
die onwil een rozkelooze opstand, die
opstand een woedende aiuok wordt?
Om eenmaal zóó Vrij te zijn, zóó
oprecht en eerlijk gelukkig, dat hij
óók zoo zingen kan, zingen moet ?
Wij laten ons paaien met schoone
beloften, een werkman met n gulden
meer, en een intellectueel met een
zórgje minder; de dwazen, de
zelfbedriegers! En straks Wanneer uit
eenzelfde onkenbare verte als waar
die Zondagsche zanger vandaan kwam ?
een horde van tot.het uiterste verbit
terden optrekt, en schiet en vernielt ?
Dan bieden wij weerstand, vergeten
de tocht van die prachtige dwaas die
het lied zong van de eenigo. Ware
vreugde. Ik conservatief....
Hij is al vergeten, mijn zanger.
liet grazig kanonnenvee zeult alweer
voort langs de' Overtoom. En ik
neem de tram.. .. Wij zijn htt geluk
nog niet waard.
No. 2803
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 FEBRUARI 1931
HOE ANDEREN
ONS ZIEN . .
TOT." onze bevreemding bemerken wij van
tijd tot tijd, dat er nog enkelen zijn, die niet
doelen onze opvatting: dat een beschaafd, intel
lectueel publiek, dat den lezerskring van ons blad
vormt, niet bepaalde meeningen behoeft te worden
ingetrechterd door middel van een courant. Onze
lezers hebben hun eigen meening en zij laten die
niet klakkeloos wijzigen, wanneer iemand een
daartegenovergestelde opvatting naar voren brengt,
hoogstens zullen zij die aan de hunne toetsten,
redelijke zienswijzen aan de hunne voegen en
strijdige opvattingen verwerpen. Wanneer een
lezer geen kritiek op zijn opvatting, op zijn partij
of zijn zienswijze kan velen, waaraan veelal
vrees voor beïnvloeding van een vswak gefundeerde
meening ten grondslag ligt moet hij De Groene
niet lezen, want den een of anderen dag zal hij die
kritiek ongetwijfeld onder de oogen krijgen, omdat
het ons streven is iedere belangrijke
meeningsuiting, van welken kant ook, die naar het ooi-deel
van de redactie in aanmerkin'g komt gedrukt te
worden, openbaar te maken.
Wij hebben zooais wij reeds vroeger schre
ven ook heel wat zeer gewaardeerde
RoomschKatholieke, Christelijk-Protestante, Liberale en
Socialistische medewerkers. De bewering bijvoor
beeld dat onze medewerkers uitsluitend vrijzinnig
democraten of communisten zijn is geheel onjuist.
De in ,,De Groene" geuite meening wordt niet
door ons blad verspreidt omdat de redactie het
daarmee 'eens is, doch uitsluitend omdat zij het
de moeite waard vindt, dat die meening, voor
verantwoordelijkheid van den schrijver, in De
Groene wordt uitgesproken.
Zoo geven wij gaarne nu weer verschillende
inzendei-s hot'wel niet allen ons bovenstaand,
reeds vroeger uiteengezet standpunt schijnen te
billijken ??gelegenheid hun meening kenbaar te
maken:
.,Het hoeft mijn aandacht getroffen, dat in liet
voorgaande nummer van uw weekblad uw mede
werker. Charivarius van Speyk qualificeert als
moordenaar. ? Voorts dat in het nummer van 11
dezer door d ion modewerker wordt aangespoord
tot dienstweigering. Is hot de bedoeling'van uwc»
redactie in uw weekblad eeno dofaitistische poli
tieke propaganda op rijm te doen voeren?"Mr. .1.
A. Plu te 's Gravenhage.
,.Ik betreur ton zeerste wat omtrent de daad
van Van Kpeyk in uw blad is opgemerkt. En dat
in deze zeer ernstige tijdon! Wat mij persoonlijk
betreft, waaraan ontleent (iij het recht mij (e.a.)
een dergelijke wonde toe te brongen? Ik sommeer
u dus en Charivarius en F.C. deze ,,femmes de
lettres" in mannenkleeren de medewerking aan uw
blad verder te ontzeggen''. F. H. te Puttenbroek.
,,Hulde voor het belichten van de andere zijde
van Van Speyk's daad. Het ergste is dat mon met
deze herdenking een overdreven ziekelijk en
onpraktisch nationaal eergevoel aankweekt juist
in een tijd nu alles gedaan moet worden om de
nationale trots te doen plaatsmaken voor inter
nationaal denken". C. P., te Slikkerveer.
,,Hebbon goudkragen en zwartjassen van
Speijk's heldendood-hcrdenking niet met beide
handen aangegrepen om weer eens aan den weg te
timmeren? Aan plechtigheid" heeft het niet
ontbroken ! Koraalzang, orgelmuziek, 'n gesproken
woord en, als klap op de vuurpijl kranslegging op
het graf". De leiders kunnen tevreden zijn. Hun,
macht is nog niet aan het tanen, het chauvi
nisme bloeit sterker dan ooit. Voorloopig vecht
Charivarius nog tegen de bierkaai J
Weinigen verstaan de diepe ernst die aan Cha
rivarius' werk ten grondslag ligt. Voor hen even
wel zijn ruize-rijmeh geen ontspanningslectuur,
.geen; uiting van clownerie, maar wel degelijk zan
gen van blijvende waarde." J.K.B, te Haarlem.
Ik heb de Groene erg gemist, en zal blij zijn
hem weer elke week te ontvangen". Th. v. IJ. C.
te Doetinchem. ' ?
Ik moot den dichter voor de vraag stellen hoe
hij. beschouwd wonscht te worden; als een goede,
beste, brave maar ontzaglijk onnoozele ziel.... of
a,ïs-~cen> heimelijk-coniimmisl.ischen propagandist.
n-doorgefourneerden Satanstrawant dus.
De Remarque-film verbrand
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
Het onvernietigbaar fantoom
Kiest hij het eerste, dan ben ik althans gedeel
telijk tevreden. Debatteeren niet voorstanders van
eenzijdige ontwapening is in den regel hopeloos;
zij vallen onder de klasse fanatici, die de logica niet
als een geoorloofd debatmiddel beschouwen.
Voorstander van alyeHicene ontwapening.... wie
is het niet? IJas op, hier kruipt een venijnig adder
tje door het versche, groene gras. Moskou is soms
openhartig genoeg -en schreeuwt hard genoeg over
wereldrevolutie en over de algemeone
Sovjetheilstaat. Aan de andere kant der medaille staat
het tooverwoordje: ontwapening" in
fraai-gegraveerde letters. Wat de doorsnee-eommimist
daaronder verstaat en wat de gevolgen ervan zijn:
men ga het in Rusland bewonderen. De beweringen
en het zoet gefluit der roode propaganda krijgen
dan een aangenaam bijklank je en een
prikkelendpikant geurtje: het vroolijk en welsprekend geratel
van machinegeweren en een geestig mengsel van
kruitdamp en mensohenbloed. l^aat ons hopen, dat
wij tegen dien tijd ontwapend zijn, geachte Oh.,
dan kunnen wij van dit alles meerprof iteeren !"
J. M. W. KM Hes* Luitenant der Artillerie te
's Gravenhage.
i : ? . ? ? ?
t _ ,' ? , '
Met zeer groote voldoening heb ik gemerkt, dat
onze zoo gewaardeerde Groene Amsterdammer
zoo wat het eenige blad is, dat ruiterlijk en. daad
werkelijk propaganda durf t te publiceeren tegen den
oorlog. De prachtige rijmen van Charivarius en het
'.JütJ
prachtige proza van F.C. tegelijkertijd,, zij zullen
ongetwijfeld 'velen ergeren en deze geërgerd en
zullen zeker1' «iet zwijgen.' Zij die mot dergelijke
stukken instemmen.' getuigen helaas te zelden van
die instemming. Ik bon er echter zeker van, dat
dergelijke bijdragon' duizenden uit liet hart ge
grepen zijn on dat deze laatston, waaronder ik
mijzelf roken, hot zeer zouden betreuren, indien nu
op. den ingeslagen weg niet zou wordon voort
gegaan." J. P., Aordenhout.
..Naar aanleiding van de buitengewone belangrijk
heid van door u gepubliceerde meeningen, zoude
i k. gaarne als vast lezer in uwe boeken worden
aangeteokond." J. H. Speenhoff.
i
11
Ft