De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 28 februari pagina 1

28 februari 1931 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

roene voor Nederland Telefoon 37964 Postgiro 72880 Gem. Giro G. 1000 ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA Redacteuren) L. J. JORDAAN, F. G. SCHELTBMA EN M. KANN. Secretarii der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C. OPGERICHT IN 1877 No.. 2804 ZATERDAG 28 FEBRUARI 1931 Administratieve Rechtspraak door Prof. Mr. F. G. Scheltema DEZER dagen heeft de Minister van Justitie eene commissie onder voorzitterschap van "Mr. Dr. D. A. P. A*. Kooien ingesteld, ten einde van advies te dienen over de volgende vragen: of en in hoeverre behoefte bestaat aan verhoogde rechtsbescherming tegenover de overheid; zoo ja, door welke middelen deze behoefte be hoort bevredigd te worden: en als deze bevrediging geheel of ten det-le dooi de instelling van een algemeenen administratieven rechter moet worden verkregen, of en in hoeverre de aanhangige ontwerpen van wet als grondslag voor de invoering van die rechtspraak kunnen ?dienen. Met de instelling van deze commissie wordt een nieuwe tred gedaan op den sinds 1887 ingeslagen weg, die moet leiden naar de afdoende regeling eener administratieve rechtspraak. In 1SH7 werd. ter gelegenheid van de grondwetsherziening, die rechtspraak grondwettelijk mogelijk gemaakt: in 1 89 1 werd een ontwerp van wet van een daartoe hi het leven geroepen staatscommissie gepubliceerd : "m 1005 diende de Minister van Justitie Loef f een aantal, op geheel anderen grondslag gebaseerde. wetsontwerpen tot regeling der administratieve rechtspraak bij het parlement in: thans. 25 jaar later, wordt eene commissie ingesteld om te onder zoeken, of en in hoeverre deze nog altijd aan hangige ontwerpen deugen. Men ziet. dat de wetgevende molen op dit terrein niet snel maalt ! Intusschen valt te waardeeren, dat zij althans weer in werking is gesteld. Laat ik mogen trachten, met een enkel woord duidelijk te maken, waarin het probleem der administratieve rechtspraak hier onder de nieuwe benaming van ..verhoogde rechtsbescherming tegenover de overheid" gejntroduceerd eigenlijk bestaat. * ? * Van alle de geschillen, die tusschen menschen onderling en tusschen menschen «n overheidsorga nen (van Rijk, provincie, gemeente en waterschap) over de. toepassing van het recht rijzen, kan slechts een deel aan het beslissend oordeel van den rechter worden onderworpen; ten aanzien van een ander deel is dat niet mogelijk. De juiste grens tusschen deze twee groepen van geschillen kan ik in dit artikel niet aangeven; het geldt hier een van de moeilijkste quaesties van wetsuitlegging, die ons i'echt den juristen ter oplossing heeft voorgelegd ; een algemeen, voor den leek terstond bevattelijk, ?criterium bestaat niet. Ik moet daarom volstaan met op te merken, dat er tal van geschillen zijn, die men niet aan het oordeel van den rechter kan onderwerpen, geschillen, die alle dit gemeen hebben, dat daarbij de overheid als zoodanig betrokken ia. Laat ik eenige voorbeelden noemen : de overheid weigert een Hinderwetvergunning; zij trekt een vergunning ingevolge de Bioscoopwet in; zij ver'tiietigt een gemeenteraadsbesluit; zij verbiedt het uitspreken van een zekere radiorede. In al deze en dergelijke gevallen heeft degeen, die van oordeel is, dat de overheid, handelende gelijk zij deed, in strijd met het recht handelde, niet de gelegenheid, dat geschil tusscheri hern en de overheid aao. het oordeel van een onpartijdigen rechter voor. te leg- ' gen, en langs dien weg te verkrijgen, dat de overheid alsnog handelt, gelijk zij had behooren te handelen; men staat, tegen werkelijk of vermeend, overheidscecht in zooverre geheel machteloos. Het beginsel van administratieve rechtspraak steunt op de eenvoudige gedachte, dat deze toe stand ongezond is. Wanneer er rechtsregelen zijn. die de overheid voorschrijven, hoe zij wel en hoe zij niet mag handelen, dan moet er ook een onpartijdi ge rechter zijn. aan wien de vraag kan worden voor gelegd, of de overheid die regelen Avel heeft in acht genomen, en die haar zoo noodig daartoe alsnog kan veroordeelen; zonder zulk een mogelijkheid van handhaving immers verliest de rechtregel een groot deel van haar waarde, en wordt de overheid feitelijk rechter in eigen /aak. De reeds genoemde. nog steeds aanhangige, ontwerpen-/.on/ kennen dan ook tegen alle besluiten, handelingen en weigeringen van overheidsorganen beroep toe op den gewonen rechter; de bestaande rechterlijke colleges zouden in dit verband worden uitgebreid met zgn. administratieve kamers. In den aanvang der t; emorie van toelichting, die in 1005 het wetsontwerp vergezelde, wees minis ter Loef f er op. dat de schrijvers, die zich met het probleem der administratieve rechtspraak hadden bezig gehouden, het slechts over n punt eens waren, te weten ..over de groote weldaden, die eene goed geregelde administratieve rechtspraak zal brengen," In verband daarmee onthield de minister zich dan ook van het bepleiten van de wenschelijkheid van hetgeen hij voorstelde. liet kan in de wereld vreemd gaan. Want wanneer de ontwerpen Loef f niet tot wet zijn geworden, dan is dat een gevolg geweest van het feit, dat juist aan de wenschelijkheid van adminis tratieve rechtspraak in het algemeen twijfel is ontstaan. Die twijfel is gewekt door wijlen prof. Sttuycken, in een in 1810 verschenen geschrift ge titeld Administratie of rechter, waarin op de ont werpen- Loef een krachtdadige aanval werd gedaan. De hoofdgedachte, waarop die aanval berustte, was deze, dat in de moderne democratie voor administratieve rechtspraak geen plaats meer is. In die democratie immers worden de overheids organen gekozen dóór het volk; zij zijn dus voort gekomen uit het volk, en er is geen reden, te ver wachten, dat zij tegenover de volksgenooten onrechtmatig zullen optreden. Men zorge daarom voor n zoo behoorlijk mogelijke samenstelling der overheid .(der administratie); indien daaraan nog iets ontbreekt, stelle men haar nog behoorlijker samen; maar er is geen reden, daarnaast een rechter in het Ie ven te roepen, die deze reeds be hoorlijke administratie nog eens heeft te contro leeren. * * Het is voor mij altijd een bewijs geweest van de groote suggestie, die van een knap man kan uitgaan, dat dit betoog in staat is geweest, twijfel aan de juistheid van dégedachte der administratie ve rechtspraak te wekken. Immers, op den keper beschouwd is het betoog uitermate zwak. Dat de administratie uit het volk voortkomt, belet toch zeker niet, dat zij in een concreet geval, tegenover een concreten volksgenoot, onrecht kan plegen; de praktijk van iéderen dag kan l?et ons leeren. En hoe ,,behoorlijk" men die administratie ook inricht, dit gevaar zal nimmer zijn téontgaan. Immers, men bedenke: bet onrecht, d,at men door administratieve rechtspraak bedoelt te keeren, is in 99 van de 100 gevallen gelukkig niet Inhoudsopgave staat op pag* 20 opzettelijke rechtskrenking. krievelarij of kwade trouw; het bestaat in den regel hierin, dat de overheid, geheel te goeder trouw, bij de behai'tiging der overheidstaak, de overheidsbelangen overschat, en de individueele belangen onderschat. Deze eenzijdigheid is een onvermijdelijke, en men zou kunnen zeggen een prijzenswaardige, eigenschap van ieder, die een taak heeft te volvoeren: er is geen enkele reden, waarom zij ook niet zou bestaan bij de personen, die deel uitmaken van de overheid. Juist de goede ambtenaar beschouwt het als zijn levenstaak, de g«»meenschapsbe.langc»n zoo goed mogelijk te behartigen. Maar het is duidelijk dat. indien het gaat om de vraag, welke precies de grens is. die het recht ter wille van het individu aan deze gemeenschapstaak heeft gesteld, het niet de behartiger der gemoonschapstaak is. die geschikt is. zulk een vraag als onpartijdig derde te beantwoorden. Een behoorlijke administratie is stellig niet te kwader trouw partijdig; maar even stellig kan zij het te. goeder trouw wel zijn: en de stelling zou zich laten verdedigen, dat zij het mér wordt, naarmate zij met meer toewijding admi nistreert. Ook na het geschrift van prof. Sfntycken blijft daarom waar, dat het niet goed is. wanneer, de overheid rechter in eigen zaak is, en dat dus gestreefd moet worden naar liet verkrijgen van algeheele administratieve rechtspraak. i ? * * . ' * . ? ? Wil dit zeggen, ,dat m.i. de ontwerpen- Loef f tot wet moeten worden verheven? Allerminst. Men kan invoering van administratieve recht spraak bepleiten, zonder daardoor onvoorwaar delijk voorstander van de aanhangige wetsont werpen te zijn. Dit klemt te meer, omdat in den lateren tijd op menig gebied een bijzondere admi nistratieve rechtspraak is tot stand gekomen men denke aan belastinggeschillen, geschillen over sociale verzekering e.a. : het is de vraag, of het verstandig zou zijn, dit alles weer af te breken, ' en of men niet beter zou doen, zich bij den verderen opbouw der administratieve rechtspraak te be perken tot het terrein, waar tham nog rechtspraak ontbreekt. '/ Deze en dergelijke vragen te beantwoorden, is de aanlokkelijke, schoon moeilijke, taak der ingestelde commissie; ik bedoelde( niet, mij over de beantwoor ding daarvan thans uit te laten. Wat ik wél bedoel is, als mijn meening uit te spreken, dat bij het ver richten dier taak de commissie van. de groïidge-i dachte moet uitgaan, dat hier in Nederland steeds de mogelijkheid behoort te bestaan om, in welken vorm dan ook, geschillen tusschen enkeling en overheid omtrent toepassing van het recht te onderwerpen aan het oordeel van een onpartijdig, onafhankelijk orgaan. Het bestaan van die moge lijkheid /al .op den duur blijken een der machtigste factoren ter verzekering eener maatschappelijke rechtsorde te zijn. ' \\ l i H . v5i ! -. t 'H ?i , . **?-' v

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl