De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 28 februari pagina 6

28 februari 1931 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

t.i i INTERNATIONALE Jacob van Ruysdael Er zijn er veleri die al dat praten ovor kunst" uit den overbodige, zoo niet uit dt>n booze vinden. Inderdaad houdt veel van dergelijk praten veel kunst-kritiek" óók den lezer af van het eenige wat in de/en waarde heeft: de open aan schouwing van het kunstwerk zélf het argeloos, met open geest en zinnen, treden voor wat in den kunstenaar als levend symbool werd opgeroepen en door hem tot gestalte geheeld. Besprekingen en kritieken versterken bij menigen ,,Wk" den betreurenswaardigen waan, dat de kunst tóch niets voor hen is omdat zij er nu eenmaal geen verstand van hebben". De kunst echter is er nooit om er verstand of vrat ook van te hebben"; zij is er niet voor een bepaalde categorie vakkundigen of aestheten zij leeft, in waarheid, bevrijd van catego rieën en overwegingen en ieder onbedorven, ont vankelijk mensch kan er dóór worden aangestoken, zóó dat een voller, een rijker leven in hem bevrijd raakt. Een kunst-essay heeft dan pas waarde als het den lezer weet te voeren tot een meer onbedorven, meer kindeilijk-ontvankflijken staat dan die hem vóór het le/en eigen was j en. al'gt-reagccrd, open en verwachtend, weet te brengen voor het werk als nieuw mensch voor een nieuwe wereld". Het is weinigen gegeven met kennis van zaWaterval ken over kunst te spreken en toch de arge loosheid van den luisteren de niet te rem men of te be knellen, maar veeleer op te roepen en te versterken. Tot die Reini gen behoort HermanHana. Al heeft ook hij zijn zeer persoonlijke, theoretische zienswijze, die hij bij gelegenheid niet onder stoelen en banken steekt, al decreteert ook hij, zoo nu en dan, met zéór zeker» stem, waar het in de toekomst met de (beel dende) kunst heen zal (c.q. moet) gaan, nooit. verstikt hij zyn lezer onder den alp-druk van een. plechtstatige vakkundigheid of in den mist van. een aesthetisch abacadabra altijd laat hij,, frank en rondborstig, met een geestigen kwinkslag. of een frissche gedachtewending, dengene die; mot hem voor het kunstwerk treedt vrjj, geeft> hem de ruimte die voor een werkelijke kunstaan schouwing eerste vereischte is en blijft. , Het woord kunst" werkt op al te velen nog: altijd als een soort doem van onbereikbare luxe'" en selectheid", die door de kunsthandels, met. hun veelal plechtstatig en deftig" decorum nog; maar al te dikwijls wordt uitgebuit om het artikel'7' op prijs te houdea en die een der hoofdvoorwaarden voor het werkelijk beleven" van kunst, eenvoud em waarachtigheden, in de kiem dreigt te versmoren.. Hana's ongegeneerdheid, de wijze 'waarop hij\ in z'n huisjasje, met volledige verachting van het geen handelaren, geleerden en experts aan kunst matig decors om de kunst hebben opgericht, maartevens met volledige eerbied voor de vrije rechten-: van den scheppenden mensch, over oude en nieuwe; Schouwtooneel der Schilderkunst BOEKBESPREKING DOOR A. E. V. D. TOL schilderkunst spreekt, de origineele wyze waarcp hij den ontwikkelingsgang van de schilderkunst doormiddel van opstellen als Het Winterland schap", Het Portret", De Ilollandsche Molen", Het Kind", Het Binnenhuis", enz. op ongezoch te wijze zijn lezer doet na-voelen, dit alles doet als een verfrissching, als een weldaad aan. De in dit, door de firma Callenbach royaal en zeer fraai verzorgde, rijk-geillustréerde boekdeel verzamelde opstellen werden in den loop der jaren gepubliceerd in de zgn. Winterboeken" van denzelfden uitgever. Het is een reden tot dankbaarvan dat helmwee tegen, van dat heimwee, dien zlelsnood, zoo diep en waarachtig, dat hij scheppingsmacht erlangt en ons eenlge schamele hutten In de sneeuw omtoovert tot een paradijs? Hoe dat gebeurt, dat weet niemand. Ook, te zijner tijd de schilder zelf niet. Uit Landschapskunst" (bij een reproductie van een Mondriaan") Is dat nu een landschap? kunt gij vragen. Neen, lezer, maar het grenst er toch aan; want het is een zee ... Maar ik plaats hier die zee geenszins, om aan 't slot van mijn betoog, de lachers op mijn hand te krijgen". Want juist deze zee, waaraan ik de Meester, destijds mijn naaste buur, per soonlijk bezig zag, juist deze zee Is mij bijzonder sympathiek. . Maar deze zee" zegt mij nog, dat niet de hevigheid, doch veeleer de diepte van het ziels-kontakt de waarde van een werk bepaalt. Gij ziet hier, tot lijnen verreind de zee en den hemel Cêsanne La Maison du Pendul Frans Hals heid, dat een en ander niet voor goed begraven dreigt te geraken in die boeken, welke slechts een beperkten lezerskring onder oogen plegen, te ko men., maar een uitgave werd die voor breed on k ri n _ een blijvend en rijk bezit kart zijn. Voor wie llana's beschouwingswijze *»n stri nog niet kende geei" ik hier een tweetal typeerende citaten: uit Het Winterlandschap" (bij een repro ductie van een Jacob van . Ituj'sdoeli Wat hij lijfelijk schildert, dat zijn juist altijd 'heel gewone. cel eenvoudige menschen, menschen die bovendien zeer be scheiden en onbevangen in zoo'n landschap meeleven, En ze zijn inmiddels heelemaal bijzaak geworden, die menschen; ziet Gij dat wel? Ook zijn de kerk en het kasteel tot dan in een landschap zoo onontbeerlijk geacht, verdwenen. Inmiddels, terwijl gij deze woorden leest, denkt gij: nu ja, maar wat er dan wél staat: die paar, hutten, die steenen water molen, die bevroren beek; dan nog die paar hoornen en dat zaaghout, vermoedelijk daar voor den molen gereed gelegd, al die allergewoonste dingen, hoe heeft de schilder die omge schapen tot een tooverland waar ik heen wil om er te blijven, ook als het winter is, ja om er te blijven juist den? Lezer, dat is onnaspeurbaar. Immers, was de schilder In eenlg opzicht afgeweken van de natuur, had hij, op zijn doek, van dat ijs een grót gebouwd of van dat hout een trap naar den hemel toe, dan hadden wij , gesteld dat de tooverdaarvoor niet was gevlucht , dan hadden wij kunnen denken dat het hem daarin zat. Maar nu hij alles, tot die vaatjes, die schuit, die bijt in 't ijs en alle grasies toe stuk voor stuk een voudigweg, ja bijna nuchterweg schildert zooals zij toch zijn, vanwaar stijgt ons dan die half verrukte, half schreiende stem De schilder en zijn vrouw daarboven. Ik sta hier tegenover als tegenover iets zeer kostelifks en puurs, dat mij nog juist ten deel valt, waar ik nog juist kontakt mee heb. ..." Deze proefjes mogen naar- mér-,- doen -smaken, mogen den lezer van deze aankondiging op wekken het werk zelf ter hand te nemen. Doet hij' dit, dan valt hij, naar ook Dr. A. Pit in een voorrede schrijft, geluk te wenschen. Doordringt hij zich van Hana's ongekunstelde manier een schilderij te bekijken, dan kan er een kunstminnaar, in de beste beteekenis van het woord, uit hem groeien; dat wil zeggen een mensch, die rustig en oprecht van een kunstwerk weet te genieten." En men kan dit Dr. Pit nazeggen, on V al sou uie:i de definitie van d'er/ kunstminnaar" mogelijk ook in miiuler epicuristischen zin willen geven en %epn ander woord dan genieten" kiezen voor 'hetgeen zulk een minnaar aan de kunst beleeft. Tentoonstelling van schilderijen van Franache meester» in den Kunsthandel Jack Nlekerk, Amsterdam Men Vindt bij Niekerk ditmaal als hoofdschotel een 18-tal doeken van den meester Louis Latapie. Deze schilder is in zijn werk nog te ongelijk, geeft dikwijls blijk van te verkeeren in een stadium van zoeken en experimenteeren, dan dat er van een vol komenmeeoCerhand, die al het werk een ten allen tijde eigen en mees terlijke signa tuur geeft, ge sproken kan worden. Wél kan men spre- Jan van Goyen ken van een sterk levend talent, dat in de worsteling om eindelijk en voorgoed de eigen stem te vinden, zich nooit verliest in het duistere, vertroebelde en ingeiciTilielde experiment; het blijft altijd een vrij, een open zoeken, dat direct in het schilderen zelf, door het ambacht heen, bedreven wordt en nooit bekneld raakt tusschen de formules van een theorie. Nochtans voelt men, dat Latapie's ontwikkelings gang niet onberoerd bleef door het cubisme" en dat eveneens Ie ton véhément et passipné" der impressionisten hem aanstak". En namen" van anderen die invloed hadden kan men ook wel fluisteren. Voor alles dien. van Reuoir. Wat het eerst opvalt is, dat, hoe zwaar en gevuld hij den vorm ook geeft, hoe gewaagd en brutaal hij soms ook heele plekken sterke, enkelvoudige kleur tegen elkaar zet?, al het werk als gedragen blijft door die typisch Fransche karaktertrek der clarté", die een lichtheid en gratie geeft ook daar waar men voelt dat er zwaar geworsteld werd. La femme au radiateur" schijnt mij op het oogenblik het meest karakteristiek voor dezen kunste naar: een forsch, gevuld vrouwen-naakt (ook in het andere werk is dit naakt veelal hoofdthema) zittend geplaatst tegen een witte radiator, met, Oude Eik terzijde, een simpele draperie van hel en helder groen tegen hel en helder rood, werd hier saamgecomponeerd tot een werk, dat vol aardsch volume, tegelijkertijd et-n helderen drccm laat doorkomen in de lichtwerking. Zoo kan men met dr. Emile Francois Julia, die dit als centrale karakteristiek van dit talent in het huidig stadium van ontwikkeling, geeft, wel zeggen: ,,Ce n'est plus la ferme contour qui 1'ari'éte, c'est dans la jonne dêjvrmc jjar la lunriire qu'il poursuit son rêve". Onder de werken van tijdgenooten treft men op deze tentoonstelling o.m. aan een zeer goed vruchtenstilleven (sinaasappels) van Kisling, een vrouwenportret van Picasso, een doipsgezicht vari Maurice de Vlaming. Bij de schilderijen uit andere perioden" zijn dan nog o.a. twee Daubignys, terwijl Odilon Redon, behalve met een kleine sym bolische voorstelling Rève de poéte" vertegen woordigd is met een Cotnposition fantastique", een decoratief geheel, dat door de vormen n dcör de kleurstippen daarin, die als ingezette edelsteenen aandoen, wel een soort ..kort begrip" van Byzantijnsche kunst zou kunnen heeten of óók wel droom van het oude Rusland". v, D. T. t; . i Jacob van Ruysdael De Molen bij Wijk bij l Duurstede t. \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl