Historisch Archief 1877-1940
roene Amsterdammer
voor Nederland
is een schildering, Zegelrtaf
en Lakstempel met Uw
FAMILIEWAPEN
MAKTEN N. DAMSTRA.
KAPELSTR. 46. UTRECH1
dankschrflven
ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHÜS -JOTA
Redacteuren i L. J. JORDAAN, F. G. SCHBLTBMA BM
M. KANN. Sectetatlt der Redactie: C. F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C.
OPGERICHT IN 1877
No. 2805
ZATERDAG 7 MAART 1931
De crisis en de loonen
door C. J. P. Zaalberg
OM over dit onderwerp te kunnen schrijven
moet men aannemen, dat er een crisis is. Er
T/ij n er, die vermoeden, dat we thans geen crisis
?doormaken van de gewone soort, zij het ook van
wat grooter intensiteit, doch dat we in een nieuw
economisch tijdperk zijn getreden, waarin wij op
-een algemeen lager welvaartspeil en in veranderde
-verhoudingen onzen weg nog moeten zoeken.
Ik heb dat besef nog niet, want daarvoor zou ik
moeten aannemen, dat het peil waarop wij de
laatste tien jaren zijn gaan leven, onze
voortbrengingskracht ver te boven gaat. Het bewijs hiervoor
Is nog niet geleverd. Door den reeds een eeuw ouden
vooruitgang der techniek en der bedrijfskunde,
waarvan wij de versnelling mede danken aan den
?oorlog en aan het door werktijdverkorting en
loonsverhooging geprikkelde streven naar bezuiniging,
is de productie per arbeider snel gestegen en nog
.steeds stijgende, ook in den landbouw.
De 'materieele mogelijkheden voor een steeds
ruimer behoeftenvoorziening zijn er. Waar het
aan hapert is het behoud van het evenwicht
tusachen voortbrenging, verdeeling en verbruik bij
>rte telkens 'zich wijzigende invloeden op elk dezer
drie gebieden. Die invloeden zijn slechts voor een
?deel toe te schrijven aan den factor mensch en
daarom voor een ander deel onvoorzien en on
vermijdelijk.
De menschelijke behoeften zijn onbegrensd
90 pCt. ontbeert nog wat 10 pCt. als een minimum
van comfort beschouwt ; de voortbrenging kan
zelfs bij den tegenwoordigen stand der technische
wetenschap nog enorm stijgen; doch tal van fac
toren remmen een juiste wisselwerking tusschen
voortbrenging! en verbruik. De oorlog, de
vredesroorwaarden, de kunstmatige belemmeringen van
het vrije ruilverkeer, de opening van nieuwe
gebieden en bronnen voor de voortbrenging, toe
passing van nieuwe werkmethoden en uitvindin
gen enz. enz. hebben in een snel tempo voor wel
haast elk bedrijf de balans doen op- en neergaan.
Kon product, waar groote vraag naar was, blijkt
ouverkoopbaar als de productie zich op die ver
meende vraag heeft ingesteld.
De sterk hobbelige 'conjunctuurlijnon van de
jaren 1010?1025 geven een beeld van die schomme
lingen; die lijnen zijn in de volgende jaren steeds
vlakker geworden en dit versterkte den waan,
dat een tijdperk van rustigen, vooruitgang was
aani^broken. De ontgoocheling is wel heel snel ge
komen, maar dit mag niet doen twijfelen aan de
mogelijkheid om weer in een toestand te komen
van grootst mogelijke voortbrenging.
Wie de positie van het bedrijfsleven aldus
meent te moeten zien, ziet een periode van herstel
voor zich en beseft de plicht voor de leidende
krachten in het bedrijfsleven om in ieder bedrijf
te streven naar een zoo spoedig mogelyk herstel,
?'?'.? : - ? ..?>'?'*.-..?
i Wij hebben ons thans te beperken tot de vraag
welken invloed' daarbij de loonen kunnen hebben.
Wij zien in de loonen niet de oorzaak van de
crisis. Landen met lage loonen, vfij bedoelen lage
'reëele loonen, hebben er evenveel onder te lijden
als de Vereenigde Staten; onze landbouw met
uurloonen van 25 a 35 cent ia zwaarder getroffen dan
eenig ander bedrijf. ' i
Maar bij het kiezen van een geneesmiddel voor
een zieke, vraagt de medicus niet in de eerste
plaats naar de oorzaak van de verwonding, van
*de constipatie, van de kiespijn, van de
armoede. Hij vraagt zich af welke uitwerking hij
van een geneesmiddel mag verwachten.
Zoo hebben wij ons ditmaal slechts af te vragen
of een wijziging der loonen de ziekte, waaraan het
bedrijfsleven lijdt, kan, doen verdwijnen.
Wij zien, dat de machinerie onwrikbaar vast zit
en we hebben de zekerheid, dat hij eens weer in
beweging zal komen. Ieder ondernemer moet
nauwkeurig acht slaan op het ontstaan van vraag
naar zijn product, hij moet trachten die vraag te
bevorderen en is er eenmaal vraag, dan moet hij
trachten zijn aanbod zoo te doen, dat zijn bedrijf
er door aan het werk komt.
Daarbij is de prijs beslissend en diéprijs is af
hankelijk van de productiekosten en in die pro
ductiekosten spelen de loonen een belangrijke
rol. Efficiency, transportkosten, koopmanschap
spreken ook een woord mede.
Nu is er geen erger chaos te vinden dan een
loonstatistiek, zoowel nationaal als internationaal.
Van een stelselmatige loonanalyse, van loon naar
prestatie is geen sprakt. Macht en economische
wet voeren hier een strijd met alleronbillijkste
uitkomsten. Hiertoe draagt de omstandigheid bij,
dat de vakbeweging in haar huidige ontwikkeling
nog volkomen vakegoïstisch denkt en handelt.
De arbeiders in de beschutte bedrijven en in ge
meentedienst brandschatten de arbeiders in de
onbeschutte bedrijven, wier loon beïnvloed wordt
door de concurrentie met Belgen, Tscchon, Polen
Russen, Chineezen en Javanen. Een arbeider, dio
een vracht ijzer vervoert krijgt twee maal zooveel
loon als de arbeider die een vracht hooi of suiker
bieten evenver verplaatst.
De landarbeider, die oen greppel graaft krijgt
daarvoor do helft of een derde van wat hij heeft
op te brengen voor den bouwvakarbeider, die
eenzelfdon arbeid voor zijn woning uitvoert.
De collectieve arbeidsovereenkomsten in de be
schutte bedrijven en do gemeentelijke toonrege
lingen beschermen den sterken ten koste vau tien
zwakke. Niet den sterke in kennis of productieve.
kracht, doch den economisch eu politiek sterke.
Met dit feit te constateeren bedoelen wij. geen
verwijt aan de nog jonge vakbeweging. Een later
tijdperk zal wellicht de solidariteit zich zien uit
breiden over alle bedrijven. De geest daarvoor
moet nog rijpen. De arbeiders moeten chter iedere
cent loonsverhooging afdwingen van den onder
nemer en dit lukt hun alleen daar, waar de be
staansmogelijkheid, van het bedrijf er niet door
in gevaar komt. Maar het gevolg is, dat in menig
bedrijf loonsverlagingen mogelijk zijn, zonder in
hardheid te vervallen, waarna het beter mogeljjk
wordt om in de onbeschutte bedrijven de geld
loonen te verlagen, zondep de welvaart te ver
minderen.
En wat van bedrijf tot bedrijf te constateeren
valt, zien we ook van land tot land. Het Inter
nationaal Arbeidsbureau geeft onder veel voor
behoud voor Juli 1930 de volgende verhouding
voor de reëele loonen (in de groote steden):
Groot-Brittanië.... 100 Italië39
Duitschland ...... 73 Nederland.. 82
Australië(Januari) 148 Denemarken Il3
Oostenrijk........ 48 Estland.......... 45
Canada 155 Polen 81
Spanje *.... 40 .Zweden 109
Ver.-Staten ...... 190 Tsechow-Slowakije 74
Frankrijk ........ 58 Yougo-Slavië.... 45
Ierland ..........» 93
DE GROENE AMSTERDAMMER" TEL. 37964.
Postglro 72880. Gemeentegiro G. 1000.
Inhoudsopgave staat op pag. 20
De bestudeering van het verband tusschen
loonpeil en werkloosheid is nog- slechts in haar
eerste stadium. Het internationaal Statistisch
Instituut wijdt er zijn aandacht aan en zal de
verschijnselen in verschillende landen navorschen.
Op het Congres te Tokio in 1930 zijn belangrijke
gedachten gewisseld; op een volgend congres zal
wetenschappelijk bewerkt feitenmateriaal de grond
slag voor gezamenlijke studie vormen.
Als vaststaand kan reeds worden aangtmmer,
dat wanneer de groothandelsprijzen achterblijven
bij de geldloonen, dus de ondernonierswinst daalt,
de werkgelegenheid vermindert. Dit volgt reeds
rechtstreeks uit het ck>el der onderneming, doch
ook uit de mogelijkheid om haar in stand te houden.
Ook volgt dit uit de eenvoudige optelsom dat
het nationaal inkomen verdeeld wordt over:
a vaste lasten (obligatierente, vaste belasting) 6.
salarissen en loonen, f. o.rtdernemerswintten en
belastingen. Voor Engeland weiden die bedragen
over 102-1 geraamd op: a. 2ü.4 pCt., b. 40.8 pCt.
c. 23.8 pCt. Daalt het totaal door daling der
groothaiulclsprijzen, dan treft dit rechtstreeks het be
drag c. Aan a valt niet te torne»». dus moet b vol
gen met een daling ten einde het evenwicht te her
steller». Het nadeel wordt verxarht doordat als
gevolg van.de prijsdaling de ? waard e van het geld
stijft. ,
Indien juist blijkt te zijn, wat o.a. John Hilton
becijfert, dat in de laatste 10 jaar het reëele
loon sneller is gestegen dan de productie per
arbeider, is een algemeene loondaling onver
mijdelijk. De verminderde productie tijdens de
crisis werkt ook'in die lichting. Verdere veihooging
der productiviteit zal later weer het reëele' loon
kunnen verhoogen. .
(üezien de groote ongelijkheden in de loonen
is thans in de eerste plaats van belang na te gaan
of in een bepaald bedrijf loonsverlaging noodzake
lijk is om een verkoopbaar product te maken. Het
doel moet daarbij niet zijn om een loonoorlog aan
te binden met andere landen. Doch als duidelijk
blijkt, dat het hoogere loon hier ons belet op de
wereldmarkt een aannemelijk bod te doen,
daais loonsverlaging in het algemeen belang.
De arbeiders hebben geen reden om zonder critiek
iedere loonsverlaging te aanvaarden. De onder
nemers hebben. individueel en collectief de ver
gissingen op hun geweten, die mede de crisis ver
oorzaakt hebben en in het verleden werden niet
altijd loonsverhoogingen aangeboden, die mogelijk
waren. In dezen critioken tijd, die ook over de toe
komst van ons bedrijfsleven beslist, is het daarom
eendure plicht van beide partijen om.door ernstig
overleg in iedere onderneming en in ieder bedrijf
nauwkeurig na te gaan of een loonsverlaging tot
herstel kan bijdragen.
t
?M