Historisch Archief 1877-1940
Er heerschte bij de thee-clippers een
wedijver, die aan het ongelooflijke
grensde. Geregeld werd door de
gezagvoerders onderling, en dat
om verscheidene Engelsche gouden
pondjes!, gewed, dat zij het eerste
binnen zouden zijn. Ja, in de
Londensche dokken trof men sche
pen, aan, die een bord in het
want hadden hangen, waarop stond
aangegeven, dat dit schip vóór
iederander hare bestemming aan de andere
zijde van den aardbol zou bereiken.
Als voorbeeld van dien wedijver wil
len wij hier een kort verslag geven
van de beroemde Tea-race" van
1866, zoo goed beschreven door Basil
Lubbock in zijn ,,The China Clippers".
Het was op de reis van Foochow
naar Londen en zes schepen namen
er aan deel. Drie daarvan waren
geregeld dicht bijeen, meestal zonder
iets van elkaar te zien en om beurten
de leiding hebbende. De
andere drie schepen op
betrekkelijk korten
afstand achter deze
drie leiders. Na
het passeeren
vanSt.Helena
was van
de
NNERINGE
A-A N
De Thee-clipper s*'
ZEILVA
De Nieuwe Tijd
Ariel "No. H. Na dagen reis passeerden
alle drie tegelijk op korte afstanden
van elkaar de Unie. Ter hoogte van
de Azoren had de Ar iel weer de
leiding en liep op den 5den Septem
ber bij het aanbreken van den dag,
na U O dagen reis, met een frissche
bries onder den druk van al haar doek
het Engelsche Kanaal op, toen zij,
(.'enigszins achterlijker dan dwars,
de Taeping ontwaarde. Ieder draadje
latende trekken, joegen beide schepen
zoo voort en den volgenden morgen
nam de Ariel bij Dungeness den
loods over en wensen te deze kapt.
Keay geluk met het feit dat hij de
eerste thee van het seizoen aan de
markt bracht.
Toch zou dat niet zoo zijn, want
de Taeping, die een kwartiertje later
haar loods te pakken kreeg, had het
fortuiritje een krachtiger sleepboot te
krijgen en liep op de Thanies de
Ariel weder voorbij, met het gevolg
dat zij 20 minuten vroeger in
Uravesend Doek gemeerd lag. Hoewel de
premie dus door de Taeping ver
diend was, werd de kranige zee
manschap en navigatie van beide
kapiteins beloond door de premie
onder hen te verdeelen.
Kr zijn in dezen tijd geen voor
beelden van zulke wedstrijden. Men
stelle zich eens voor: Na een reis
van 100 dagen kwamen twee schepen
die .met hetzelfde getij Foochow ver
lieten, met een tijdverschil van 20
minuten op hunne bestemming aan
de andere zijde van .onze planeet!
Kr ligt iets weemoedi&s in de ge
dachte, dat juist toen de groote
hoogte bij de
zeilvaart bereikt
was, ook de
tijd geko
men was.
?
van den kolenvoorraad op zulk een lar.:,
traject. Dat veranderde door de openii ^
van het Huez-Kanaal, waardoor de rn*.
niet alleen veel korter werd, maar «>o;.
zekerder. Daardoor hadden in
<Ueerste plaats de thee-clippeis afge
daan. De zeilvaart op Australië<n
ook die op onze Koloniën ble< i'
nog een aantal jaren
voortbt-staan, maar was toch ten dood r
op geschreven, zooals dat voor
ons land in het begin dezt r
eeuw een voldongen feit is ge
worden.
Aangebrachte verbeteringen
hebben niet mogen baten.
De verbeteringen, die men
aanbracht, waren in hoofd
zaak verbeteringen aan hefc
tuig. Amerika bracht
gaffelschoeners in de vaart, die
het voordeel hadden dichtg
aan de wind te kunnen
zeilen, dan de rasehepen
en een kleiner bemanning
behoefden. Oorspronkelijk
met drie masten, werd
het aantal daarvan op
n vaartuig zelfs uit
gebreid tot zeven, o;»
d« Thomas W. Lawsou.
Dit schip is, na slechts
korten tijd in dienst te,
zijn geweest, verloren
gegaan en een tweede»
is niet gebouwd.
Een Italiaansch ka
pitein, Valasso, kwam
op de gedachte de
zeilen op bepaalde
plaatsen, van gaten
te voorzien. Hij ver
onderstelde dat
de hoeveelheid
~. i
,v- .' , ' v,t'
wind,
een vijftal schepen onderweg
van Australië, hetgeen in
zeevaartkringen weer eens de oude
belangstelling doet opflikkeren.
Maar men moet wel optimist
aijn om te gelooven aan eene
opleving.
Wanneer er werkelijk nog
optimisten zouden zijn, die
eeno herleving van de zeil
vaart verwachten, dan zijn
ev vele voorbeelden te noe
men, die aantoonen, dat daar
weinig kans op is.
Is daar niet in du eerste
plaats het verhaal van onzen
braven van der Decken,
den kapitein van de Vlie
gende Hollander, die na
vele vergeefsche pogingen
om rond de Kaap te zeilen,
in minder gepaste uitdruk
kingen verklaarde, dat hij
rond die Kaap zou komen,
al zou hij het ook tot in
alle eeuwigheid moeten
probeeren. ,,Dat zij zoo !"
was daarop het antwoord.
Tot in de eeuwigheid
zult gij het blijven
probeeren.!" En zoo is
hij ook nu nog daar
mede bezig, althans
volgens de legende.
Maar, legende of
niet ? een feit is
het, dat het zeil
schip afhankelijk
is van tegenwind,
en slecht weer.
Een oponthoud
van 40 of 50
dagen bij dat
voor de scheep
vaart zoo wei
nig lieflijke oord
was dan ook
geen zeld
zaamheid.
>' -«£«..
»-»-
*r- ?
A.ii
dat nog geïllustreerd met ongemakkei:
van verschillenden aard. Het
opkouiende zeemansgeslacht zal er even
min ,,weet van hebben". Praat men
er met hen over, dan is het of mea
iets uit het voorwereldlijke aanhaalt
en het kost moeite hen er van t«»
doordringen dat ze er toch nog vol
doende van moeten weten. Maar wat
ons persoonlijk betreft en velen,
die met ons er nog de herinnering
van mededragen. zullen het met oii«
eens zijn wij betreuren het, omdat
er veel moois mode is veidwetien. Wij
behooren niet tot hen, die door dik
en dun van meem'ng zijn. dat slechts
op het zeilschip goede xeelifden ge
kweekt kunnen worden. Het is nog
altijd waar dat zeelui geboren en
niet gemaakt worden, en wat de
vorming betreft komt het meer sum
op den kweeker dan op de
kweekplaats vooral nu tegenwoordig de dien
sten van de verschillende reederijen
nogal eens uiteenloopende eischen
stellen. Maar bovendien is het niet
in overeenstemming met de feiten.
ja, het klinkt eigenlijk wel wat on
vriendelijk aan het adres van onze
wakkere gezagvoerders en
fetuurlieden, die nog altijd tot de beste van
de wereld gerekend wolden. Het
overgroote deel daarvan kent het zeilschip
alleen maar van aanschouwen en dat
niet alleen zij, die thans nog de vloot
met eere dienen, maar ook velt n van
hen. die retds gedurende eenige jaren
..rustende" /ijri.
Wij betreuren het dan ook alleen
om het mooie dat verloren is gegaan.
De natuurverschijnselen zijn op zee
niet veranderd, maar het woeste eu
fanta.sti.sche van een samenpakkeml
zwerk hij vullend kwik en
bij het zinktm
van de? /.OH
m a k e u
eenan- s ?? ?
dere /
dagen danken wij aan den onover
troffen amateur, den heer J. Asscher )
Omgekeerd doet het mooie weer van
de Passaat, de .mooie luchten bij dag
van het blauwe water en het gouden
licht of de diepe sterre!uchten bij
nacht, het beter opeen zeilschip dan
op het stoomschip. De mooie
witgebolde zeilen teekenen er beter
tegen af dan de zwarte rookpluim.
En zoo zijn er wel meer voorbeelden
te noemen, maar dat zou te ver voeren,
vooral als men nog iets zou willen
/.eggen over de wakkere bemanningen,
de eigenaardigheden van deze
natuurmenschen. zooals ze waren, omdat ze
gewoon waren langen tijd achtereen
te vertoeven in de wijde ruimte met
al dat'mooie om hen heen. De1 mooie
natuur is nog dezelfde, maar men
gaat er tegenwoordig vlugger en regel
matiger doorheen.
Een andere zaak is
het of het aanschou
wen daarvan inder
daad zooveel
waarde hoeft
verloren. Dat
zal veel van
diglu*diw en
pet
v
??*.;'*" K
lijke.
opi
nie. ?"?'ft, ,
v.*;
Piery
drie
eersten de
Taeping No. l, de
Cross N o. 2 en de
dat
eze de
genadeslag zou
krijgen. De atoom*
< vaart was nu al ongeveer .
een halve eeuw een ernstige con
current, maar de reis naar Indi
rond de Kaap bracht nog alt^d
de moeilijkheid mede van het gemis
aan gelegenheid tot het aanvullen
zich- in de
buik Van het zeil
ophoopt het nuttig
eflect van de windkracht ver
zwakt en hy verwachtte er voordeel
van, dat deze ophooping door de
perforaties kon wegvloeien. Bij proef
nemingen zou een. voordeel van
20pCt. geconstateerd zijn, maar de
toepassing is slechts tot enkele sche
pen beperkt gebleven, waaruit men zou
kunnen opmaken, dat het voordeel niet
zoo bijzonder groot moet zijn. Ten
slotte wil ik nog noemen de vier* en vijf ?
mast raachepen door Engeland,
Frank.?. > . ?
rijk en Duitschland en ook wel door
Nederland in de vaart gebracht. Van
dezen wil ik alleen noemen" de
Duitsche schepen Preusseii en Potosi, die
langen tijd een salpeter-vervoer
ondervele omstandigheden in het leven
heeft geroepen,, die niet bevorderlijk
zijn. om nog veel finantieele proeven
te nemen* in het wel wat riskante
zeilvaartbedrijf. Een van die
cmstandighielden van de Westkust van Zuid^Aheden is wel, dat het moeilijk valt
Amnl^lrA n..«_ TT,. ??!...__ T_T_-?_1 _ ^r?^^^L --.-l. il. 4 _ _1 . ' J. _ _J_ J J J
Amerika naar Hamburg. Hoewel ook
hier, zoowel door de verbetering van
schip en tuig, als door de kunde van
de gezagvoerders 'zeer mooie resul
taten bereikt zijn, mag men thans ook
deze laatste veste van de zeil vaart, al s
veroverd beschouwd achten.
Het is vooral het Panamakanaal,
dat hier het einde ? verhaast heeft,
geschikte menschen te vinden, die
met een zeilschip kunnen omgaan.
Eigenlijk treft men die alleen nog
maar aan in de Noordelijke landen.
In dit verband verdient het opmer
king, dat men juist in de laatste paar
jaren leest van het vervoer van
graanladingen met zeilschepen van Aus
traliënaar Europa en zelfs leest men
terwijl ook de oorlog en den tijd daarna * van wedstrijden. Zoo zijn op heden
,, .
Blijft
tenslotte de
vraag: Is het te
betreuren, dat de
vaart verdwenen is? Voor den leek
is er allerminst aanleiding om een
treurig gezicht te zetten in dezen tijd
van motor en vliegmachine. Voor hem
is het alleen van belang elk deel van
de wereld zoo spoedig en zoo
gemakkehjk mogelijk te .bereiken. Hij
heeft zich in dat opzicht niet te be
klagen en voelt geen behoefte naar
een vervoermiddel, dat hem alleen
van hooren zeggen bekend is en
indruk.
als men die
beschouwt bij hot
vastmaken of ree ven van een
zeil op een ra van een zwaar werkend
.zeilschip, dan van de brug of het
dek van het moderne stoomschip»
Enkele van de toegevoegde toto's
geven daar cenigazins een beeld van.
(De foto's van de zeilschepen uit dey.e
voor mij ,
Ls het een ver
lies van veel schoons.
J. ODERWALD