Historisch Archief 1877-1940
jfc£|Jjk^kÜ£&K
^^B^Ï?I! '*
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN ai MAART 1931
No. 2807
IsraéTs Wezen en Willen
ONDERGANG?
door Prof. Dr. D. Cohen
E heer E. Boekman heeft in het Genootschap
voor Joodsche Wetenschap een lezing ge
houden, die onrustbarende gegevens bevat. Aan
de hand van cijfers omtrent het geboorte- en sterfte
cijfer en het aantal gemengde huwelijken van de
Joden in West-Europa, toonde hij aan, hoe dit
gedeelte van het Joodsche volk, na in de 19e eeuw
uitermate sterk en snel in zielenaantal te zijn
toegenomen, thans een even snelle en sterke daling
vertoont. Het geboorte-overschot voor Amsterdam
is in den loop van 30 jaar, voor elke periode van
5 jaar, gedaald van 3300 tot 1500 en een soortgelijk
verschijnsel is in alle landen te bespeuren. Ook het
gemengde huwelijk heeft voor de Joden fatale
gevolgen. Het aantal is in Amsterdam tot löpCt.
gestegen, maar bedraagt in Hamburg zelfs 34 pCt.,
in Triest 5<3pl't, .
Volkomen in overeenstemming met deze be
schouwingen, die voor geheel West-Europa gelden, .
zijn de cijfers, onlangs gepubliceerd door den
Amsterdamschen Wethouder Mr. Kropman, spe
ciaal met betrekking tot de Joodsche bevolking
van Amsterdam. Ook deze is tot de conclusie
gekomen, dat de Israëlitische volksgroep hier
aanzienlijk achteruit gaat. Naar de mcdedéeling
van den hoer Boekman wordt voor Duitschland
door een Duitsch statisticus de toestand zelfs
catastrophaal genoemd; de Joodsche bevolking
had er in 192? reeds een sterfte-overschot. Ook
voor. Weenen, Kopenhagen en andere groote
steden zijn de cijfers uitermate verontrustend.
Ds heer Boekman noemde als oorzaak de
abnormale verdeeling der Joden over stad en land
met alle sociale en cultureele gevolgen daarvan.
Bovendien huwen de Joden gewoonlijk op hoogeren
leeftijd dan niet-Joden. In de derde plaats brengt
ook de verwijdering van oude tradities, de wel
stand, waarin een groot deel van het Joodsche volk
verkeert en de daarmede gepaard gaande hoogere
beschaving een daling van het geboortecijfer met
zich. Een aantal Joodsche vrouwen blijven boven
dien door de toename van de gemengde huwelijken,
die voor het meerendeel tusschen een Joodschen
man en een niet-Joodsche vrouw plaats vinden,
ongehuwd. Vele Joden ook vallen van het Joden
dom af en laten zich inschrijven bij de groep ,,geen
godsdienst".
Zoo is een sterke achteruitgang waar te nemen,
die eiken Jood in West-Europa met bezorgdheid
moet vervullen.
'Het loont de moeite deze verschijnselen, die de
heer Boekman met opzettelijke zelfbeperking
uitsluitend op grond van statistische gegevens
heeft ?medegedeeld, zonder hetzij de diepere oor
zaken, hetzij de lichtzijden te vermelden, na te gaan.
De cijfers verdienen te meer aandacht, omdat
men in. Joodsche kringen gaarne de herleving van
Joodsche belangstelling, die in sommige groepen
is waar te nemen, als een algemeen verschijnsel
beschouwt en op .deze wijze subjectieve waarne
ming stelt boven de objectieve gegevens. Wie
echter de toestanden onder de oogen durft te zien,
weet ook uit eigen ervaring, dat deze herleving
tot een klein aantal Joden beperkt blijft, en dat
de groote massa volkomen onverschillig staat
tegenover Joodsche vraagstukken. Dat dit voor
namelijk in West-Europa het geval is. kan geen
verwondering wekken. Wel schijnt het op het eerste
gezicht, alsof het dreigende anti-semitisme in
sommige landen, vooral Duitschland en Oostenrijk,
de Joodsche saamhoorigheid moet versterken,
maar het tegendeel is het geval. Vele Duitsche
Joden zien voor een groot gedeelte de oorzaak
van het groeiend anti-semitisme in het toenemend
aantal Oost-Joden, wier gewoonten en gedachten
van de Duitsche.afwijken; en zij doen daarom nog
meer dan vroeger hun best zich aan den Duitschen
geest te assimileeren en hun Jodendom te ver
bergen. In Weenen ziet men hetzelfde verschijnsel.
Daar wordt een aantal jonge Joden vooral aange
trokken door die groepen, welke niet
anti-semitisch zijn, met name de socialistische, en zij geven
zich aan de idealen dezer groepen met een zoo
volkomen toewijding over, dat zij de Joodsche
vergeten. Het kan dan ook geen verwondering
wekken, dat gemengde huwelijken en afval van
het Jodendom in die landen zeer sterk zijn.
Want de machtigste factor, naast de redenen,
welke de heer Boekman noemde voor dezen afval .
is zeker . de aanpassing van den Joodschen geest
aan dien van het land zijner inwoning. Aan deze
aantrekkingskracht onttrekt zich vrijwel niemand.
Een sterk verschil in geesteshouding is ondanks
alle verbroedering tusschen den Nederlandschen
en den Duitschen Jood te bespeuren. De machtige
cultuur, der groote niet-Joodsche meerderheid in
elk land maakt zich ook van de Joodsche meester.
De strijd daartegen is vrijwel vergeefsch, en men
ziet dan ook niet recht, hoe in West-Europa de
achteruitgang is te stuiten en de ondergang te
vermijden.
* *
*
Toch spreekt het van zelf, dat die Joden, welke
hun geloof of hun volk trouw zijn, zich met alle
middelen tegen dit verval verzetten. De Zionisten
doen dit, zij het voor een kleine groep, niet zonder
succes. Ook niet-Zionisten geven toe, dat de her
leving, waarvan ik boven sprak, voor verreweg
het grootste deel aan hen te danken is. De ortho
doxie begint zich eveneens te roeren, zij het
nog lang niet in die mate. Haar voorgangers hebben
om welke reden dan ook, het contact met de afvalli
gen, dat de Zionisten voor een deel nog bezitten,
vrijwel verloren. De teekenen van den tijd hebben
hen wakker gemaakt en pogingen om belangstelling
voor het oude Jodendom te wekken, voorstellen
ook tot nieuwe richtingen in het orhtodoxe Joden
dom, zijn het gevolg van deze vrees. Wanneer
men zal ophouden zich door den schijn te laten
sussen en de cijfers van den statisticus als grond
slag voor de overwegingen zal gaan nemen, zal
men zonder twijfel nog in veel sterker mate dan
thans op nieuwe pogingen zinnen; wellicht zal
samenwerking tusschen de verschillende richtingen,
die behoud van het Jodendom wenscheri, dan mo
gelijk blijken. Een deel der tegenwoordige
Kabbijnen, die als student leiders van Zionistische
Jeugdvereenigingen zijn geweest, heeft dit contact met
de buitenstaanders zeker al versterkt. ,
Toch zullen de resultaten dezer pogingen, naar
mijn meening, altijd tot een betrekkelijk kleine
groep' beperkt blijven en een achteruitgang
van het geheel zal er niet door Worden gestuit.
De strijd wordt in ballingschap ook inderdaad
met ongelijke wapens gevoerd. De belangstelling
voor de omgeving, waarin de Jood als gelijke wordt
opgenomen en die ook met alle recht op deze be
langstelling aanspraak maakt, verdringt de be
langstelling voor Joodsche aangelegenheden. Men
behoeft in de politieke bewegingen, in wetenschap
pelijke kringen, in de jeugdbewegingen slechts <
even rond te'zien om te weten, hoeveel Joden,
wier namen in Joodsche kringen nimmer worden
' vernomen, zich met al de kracht van geest en
hart aan algemeene belangen en verëenigingon
wijden.. '
Dit is op zichzelf niet af te keuren. Maar ook
de Joodsche gemeenschap moet aanspraak maken
op de belangstelling van den Jood, omdat zij als
geheel in een ongunstige positie verkeert en in
.de meeste landen de achteruitzetting van den Jood
noodlottige gevolgen heeft, die alleen door den
steun van het Joodsche volk als geheel kunnen
TENTOONSTELLING
WAGENSTRAAT
DEN H A A O
SAMCNVOEQBARB
MEUBELS
PROFESSOR
P R A N Z
SCHUSTER
worden verzacht. Juist om deze redenen ziet men
in Joodsche kringen in dat het Joodsche
vraagstukals algemeen probleem van het Joodsche volk,
niet door assimilatie kan worden opgelost. En juist
daarom tracht men met alle middelen dit Joodsche
volk ongerept te bewaren. De zorg voor individueel^
belangen zal echter de aanhankelijkheid aan
degemeenschap dikwijls te boven gaan en de afval
der enkelingen, die, zonder rekening te houden
met den nood van het volk, zichzelf door
assimilatiemeenen te kunnen bevrijden, zal juist daarom
niet te stuiten zijn.
Daarom zal men, naar mijn meening, de hoop
gevestigd moeten houden op de aanhankelijkheid.
eener kleine gemeenschap. Men zal 'op grond
der cijfers moeten wennen aan de gedachte, dat
het Joodsche volk in aantal achteruit gaat.
Maar men zal op grond der verschijnselen, die men.
daarnaast waarneemt, kunnen gelooven, dat,
gelijk meermalen in de historie van dit volk ie
geschied, een kleine kring zal overblijven, die het
Jodendom in stand houdt en die zelfs in bepaalde
omstandigheden weer kan aangroeien. Daarnaast
zal men rekening moeten houden met de verplaat
sing van het centrum. De kracht van het Joodsche
volk zal wellicht in Amerika, wellicht elders
zich concentreefen en "vandaar in de twintigste
eeuw denzelfden invloed oefenen, dien het
Jodendom van West-Europa in de negentiende
eeuw heeft gehad. Naar veler overtuiging zal ook
dit slechts een overgangsstadium zijn en het
eigenlijke middelpunt zich vormen in het oude
Joodsche land Palestina. Verandering zal dit
alles zonder twijfel medebrengen. Maar het be
houd van het Jodendom hangt niet af van de
groote massa of van een aantal, doch van zijn
inwendige kracht. Op grond der cijfers zal men
in West-Europa naar het behoud dezer kracht
moeten streven, de gedachte aanvaardend, dat zij
voor een kleine, maar dan ook sterke groep ie
bestemd. Dit is de troostrijke gedachte, die tegen
over de cijfers kan worden gesteld, en die, met
opzet door den heer Boekman onbesproken gelaten.
het door hem opgeworpen vraagstuk ook van een.
andere zijde kan belichten.
Kon, Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
~ -W DEN HAAG
.~~-.~AMSTERDAM ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein
No. 2807
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 MAART 1931
Even tijd voor Suriname
door W. I. Koloniaal
EENS in het jaar wordt er ook gesproken
over Suriname, herinnert een ieder die zich
tijdens zijn koffie-uurtje met politiek bemoeit,
dat w}j ook bezitters zijn van een uithoek aan
de Noordwest-kust van Zuid-Amerika, een arm
lastig land, dat zich op onaangename wijze telkens
verwisselen laat met het rijke en winstgevende
eiland, Sumatra.
De staatsbegrooting die nu eenmaal overal aan
leiding wordt tot eindeloos gekanker, maakt ook
de enkele tongen los van hen, wien het ter harte
gaat dat Suriname jaar in jaar uit het lieve
vaderland enkele millioenen guldens kost. die ook
wel voor iets andere t i gebruiken zouden zijn, en
waarop het ministerie van Oorlog even goed'aast
als dat van Koloniën. ?
Men spreekt over Suriname zooals men in
sommige families preekt over hot kind met een
waterhoofd, dat maar niet dood wil. liet kost
handen vol gelds en wat heb je er aan? Neder
land neemt, voor zoo'n klein gebied, een eervolle
plaats in onder de koloniale mogendheden, en hu
komt deze eene bezitting intern en naar buiten toe
alles bederven. Immers overal weet men dat
deze kolonie nog steeds niet gekoloniseerd is, in
een absoluut verwaarloosden toestand verkeert.
Amerikaansche reizigers gaan erheen als naar
een der duisterste gebieden van dit ondermaansche.
En omdat, dank zij de druk die de onkosten
van zulk een bezit op de begrooting uitoefenen,
een ieder meent te weten, hoe het ermee gesteld is,
wordt eens per jaar zeer veel geklaagd, en zeer
veel goede raad te berde gebracht.
* *
*
Men kan de opinies in deze kwestie in twee
groote groepen verdeelen: een groep waar het
punt van uitgang is, dat men alles heeft te doen
om zoo spoedig mogelijk de millioenen terug te
krijgen, welke deze kolonie den staat sedert tien
tallen van jaren kost; en een andere groep, die een
meer idealistische schijn wenscht op te houden
en van de stelling uitgaat, dat Nederland de plicht
heeft ook Suriname tot welvaart te brengen.
Over de eerste soort kan men kort gaan, gelijk
in de meeste zakelijke dingen. Een rijk dat een
handelszaak drijft met zijn kolonies, heeft er
maar voor te zorgen dat die zaak marcheert,
op gevaar af anders voor een faillissement te
komen staan. Men weet kolonies te beheeren, en
rendabel te maken, of men weet het niet. Er is
een tijd geweest dat Holland aan alle staten
der wereld bewezen heeft met kolonies geld te
kunnen verdienen, al werden daarvoor ook de
dubbelzinnige diensten van employés als Jan
Pieterszoon Coen of Daendels aanvaard, en is
het nog steeds noodig om hongi-tochten onder
intellectueele Indonesiërs te ondernemen. En
wanneer nu blijkt dat Holland niet meer altijd
en overal over dezelfde capaciteiten eh middelen
beschikt om zich met eens andersmans overvloed
te verrijken, welnu, dan moet maar naar een
andere negptie worden omgezien.
De idealisten Vatten de moeilijkheden minder
simplistisch op, en terecht. Zij aanvaarden een
oogenblik' stilzwijgend het gewoonterecht om met
een handjevol vreemdelingen een grondgebied
te bezetten, tallooze malen tte groot vóór de
inbezithemers en door climatologische omstandig
heden voor hen persoonlijk volkomen onbruik
baar. Er mogen nu eenmaal geen gebieden op
aarde zijn die niet aan beschaafde" naties
toebehooren; en hadden wij geen kolonies, een ander
zou er des te meer bezitten. Dus....
Doch nu wij een kolonie als Suriname in eigen
dom hebben, moeten wij dat land ook ontginnen
en productief maken, zeggen de idealisten. Wij
moeten er welvaart brengen en in ieder geval
zorgen dat het ons, goed-willenden, niet een strop
om den hals wordt. Dat. is in zijn algemeenheid
volkomen juist; maar alleen' vergeet men zich
af te vragen: voor wie moet dat land ontgonneii
Worden? Voor wie moet het productief gemaakt?
Voor de Nederlanders ? Welnu, wie b<-let hen
erheen te gaan en te zien er het beste van te ma
ken? Maar ze hooren er niet thuis en houden het
De Handelsconventie mislukt
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
er niet langer dan een paar jaar uit; zij kunnen
niet tegen het klimaat, noch tegen de levensom
standigheden, welke daar onvermijdelijk zijn.
Zij hebben gelijk om nog liever een zekere armoede
tusschen Dollart en Schelde te verkiezen, dan
een onzekere welvaart te zoeken aan de oevers
van Marowijne- of Saramacca-rivier.
Neen, hoe dan ook, van Nederland worden
altijd offers geëischt. En Nederland wil die gaarne
brengen, want wij leven in een altruïstische
maatschappij. Het Surinaamsche land moet om
zijn-eigen-wil-zelf beschaafd en productief ge
maakt worden. Suriname ontgonnen, terwille van
Suriname zelf l Het is een leus die zoo mooi
klinkt, dat ze uit den mond van Iloover had kunnen
komen.
Alleen vergeet men, en vergeet bijna iedereen,
dat ..iSuriname" een merkwaardig begrip is
gtworden; hot is gegroeid tot de fictie van iets
dat totaal niet bestaat.
Suriname, dat is een territorium van o'ngeveer
viermaal de oppervlakte van Nederland. Dat
voor vier vijfde volkomen ontoegankelijk is, en
zoo slecht bewoonbaar ia te maken, dat zich op
dat gedeelte niet meer dan een paar honderd
tallen zeer kommerlijke menschelijke wezens, op
houden, en het zelfs bij den huldigen vooruitgang
der techniek t niet wel mogelijk schijnt, dit gebied
in de eerste Vijftig jaren bewoonbaar of ontginbaar _
te maken. Men moet er geweest, zijn om een
juiste voorstelling te bezitten van een zoo barre
eh ongezonde wildernis.
Suriname, dat zijn 125.000 inwoners, zooveel
als er in plan Zuid bij elkander hokken. Maar
iür verdeeld over afstanden grooter dan' die
tusschen de elf provinciën liggen. De laatste
resten van een stervend volk dat moet gered
worden van den algeheelen ondergang? Neen,
een allerbontst mengelmoes van zeer kleine volks
groepjes : een paar honderd Indianen, Chineezen.
Britsch-Indiürs, blanken, en verder de zwarte en
half-zwarte slaven-afstanunelthgen. Bijna geen
van alle menscheh, die door eenige oudere banden
en door dat onnaspeurlijk atavisme dat vader
landsliefde heet, verbonden zijn aan den grond dien
zij bewonen.
Het meerendeel van deze bevolking' is
halfbeschaafd en lijdt aan de ontevredenheid, welke
elke halfslachtige toestand met zich medebrengt.
Maar het kleine stukje grond dat elk van hen
bewoont, levert genoeg op, dat men leven kan
naar zijn aard en behoefte. Wij zijn hier met
ali onze beschaving en oas bankdeposito geen
greintje gelukkiger dan de Surinaamsche misie'K
en masra" die juist genoeg hebben om van te
leven, maar die niet de minste zorg behoeven te
hebben, omdat de vruchtbare grond en de
altijdproductieve tropen-natuur hun nooit weigert wat
zij noodig hebben.
Wil men voor deze menschen iets doen ? De beste
dienst dien men hen bewijzen kau, is ze met rust
te laten. En het beste bewijs dat ze geen behoefte
hebben aan eenig ingrijpen en dit feitelijk ook
niet goed kunnen uitstaan, is hun passiviteit
bij al de kleine poginkjes die nog weieens worden
ondernomen om den toestand zoogenaamd te
veibcteren. Men noemt de Surlnamers lui, maar zcv
hebben geen reden oin ijveriger te zijn.
Zooals er oceanen zijn, die niet te dompen
vallen, zoo zullen er woestenijen op dezen aard
bodem moeten zijn die wie weet hoe lang nog
braak moeten liggen. Een bevolking, die groot
en krachtig genoeg was en werkelijke behoeften
had, zou zulk een gebied van zelf willen ontginnen;
het zou gedwongen wezen. Terwijl men thans een
volkomen overbodige en waarschijnlijk ook
nuttelooze daad uit een conventioneele eerzucht wil
gaan forceeren. Waaitoe ?
Niet de liefde, welke sommigen voorgeven te
hebben voor Suriname wil ik in twijfel trekken,
maar wel de bestaanbaarheid van het object
hunner liefde. Zij schwarmen voor een hersen
schim; zij gaan uit van de valsche en onlogisch
gebouwde premisse dat een koloniale mogendheid
ook koloniën ,,in cultuur moet' brengen," terwijl
aan elke cultuur toch een cultuur-behoefte moet
voorafgaan.'
Doch m^n schijnt een redeneering en herziening
van idealen, welke vanden oorsprong af geschiedt
altijd te eenvoudig en tezeer .op den man af te
vinden. Men hult zich liever in de wijde, sleetsche
toga's van conventioneele idealen. Men zal nog
vele malen eens per jaar spreken, over Suriname,
en met de handen in het haar zitten, en pathetisch
vragen: Wat kan er toch in 's hemelsnaam aan
gedaan worden?"
En onze ambtenarij zal voortbloeien; zoolang
de erentfes^e staat der Nederlanden niet bankroet
is, zullen de millioenen netjes en meesmuilend
betaald worden. Uit den algemeenen zak. En de
onderneming zal armlastig blijven.
Een Surinaamsch spreekwoord zegt: de grond
heeft tanden." De Surinaamsche grond zal nog
vele millioenen vreten, om zich te wreken pp de
hebzucht en enkele andere boosheden' onzer roein
volle bataafsche voorvaderen.
?i