De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 21 maart pagina 4

21 maart 1931 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN ai MAART 1931 No. 2807 TOEGEPASTE KUNST door Otto van Tussenbroek Tentoonstelling Nel Houtman In de Kunstzaal Van Lier te Am sterdam stelt Nel Houtman verschei dene stalen van haar pottenbakkers kunst ten toon. Daarvan valt' dit te zeggen: Haar werk is goed, eerlijk, ernstig. Er zyn veel dingen waarin de rust en eenvoud opvalt. Er is in een geven van effen kleuren, zonder versiering, een zekere deftigheid be reikt en men merkt in heel haar stijl en streven ten duidelijkste den goeden invloed van haar leermeester Hobbel. Doch men is ook verlangend de kunstenaresae Houtman te ontmoeten in do stalen van haar arbeid.... En nu zijn er of kommen en pullen en schalen, die evengoed van een der huidige vaderlandsche ceramisten zou den kunnen zijn, of men treft er dingen aan die heel en al nabootsing zijn van Japansche voorbeelden. En dit lijkt mij niet de juiste weg. Nu Nel Houtman de techniek vol doende onder de knie heeft zij haar taak en verlangen volkomen zichzelf te worden i Allén en uitsluitend in deze richting zoekend zal haar werk een persoonlijk accent kunnen aan slaan. Want daar is het ten slotte toch, in het kunstenaarschap, om te doen!.. Tentoonstelling; van Moderne Italiaansche Xfjverhcidskun*t In het Stedelijk Museum te Am sterdam werd eene met zorg inge richte tentoonstelling geopend van Moderne Italiaansche Nijverheidskunst. Zij wordt helaas aangekondigd door een schandelijk slecht aanplak biljet door Po»inetti. Men zou deze tentoonstelling kun nen noemen: de apotheose van het glas. Want glas, en in het bijzonder het wereldberoemde Venetiaaansche glas (d.w.z. van het vuur-eiland" Murano) is hier de hoofdschotel nevens' veel, niet minder vermaard, kantwerk. Wie wel eens in Muranoenin Burano heeft rondgekeken, wie, zooals schrijver dezer regelen het voorrecht had door te kunnen dringen tot in de eigenlijke werkplaatsen waar het won der van het nobelste handwerk oog en hart verheugt, vindt op deze ten toonstelling Veel terug waarvan gegezegd kan worden dat in volle uit bundigheid (voor onze vaderlandsche nuchterheid soms wel eens te weinig ingetoomd misschien....) de dooflo " stof tot leven is gewekt. Toch leert de vergelijking ons, dat al zijn zy veel minder virtuoos misschien, kunste naren als Copier en Labeau ten onzent, wat het glas betreft, zich met het werk hunner zuidelijke vakgenooten mogen meten. Het nu en dan over de schreef gaan strekt zeker niet tot voordeel van de Italianen en soms ziet men dan ook voortbrengselen van ware glaskunstacrobatiek, waarbij tang en schaar rare dingen deden. Doch daartegenover staan talrijke zeer geslaagde en soms waarlijk prachtige stukken van velerleitalenten, die letterlijk alles met het glas berei ken: nobele vormen, zeldzaam fraaio kleuren en... daarin ook nieuw weten te zyn. Want het meerendeel op deze tentoonstelling is, ondanks de rich ting naar het origineele en het zoeken naar nieuwen geest," (waarvan in de voorrede van de taalkundig slecht verzorgde maar rijk geïllustreerde catalogus sprake is) eigenlijk heel erg traditioneel. ' ' ?% ~ '-*?* Dit maakt dat ik meer voel voor het werk van een Barovier als voor dat van een grootmeester der glas kunst: Martinuzzi. Eerstgenoemde gaf stoere vazen in blank glas, waarop zware, losopgezette, vloeiende kleurstrepen zyn gezet, laatstgenoemde is beter in zijn pul en beker van verguld schuimglas (?pulegoso") of een gladde, licht blauwe kan met logisch aangezet handvat, dan in bakken met glazen planten en cacteeè'n. Ook van de bekende industrieele hernieuwer Giacomo Cappdin vindt men hier glaswonderen: filigraan-glas als eierschaal zoo dun; glas-serviezen en ook zgn. geometrische" vazen in zwaar blauw«groene kleur. Voorts glasplastieken van diverse kunstenaren, waaruit een ware genialiteit blijkt in de behandeling van het brooze materiaal. Vooral een naaktfiguurtje van blank glas verdient in dit verband vermelding door Flavio Polo. Wat het aardewerk betreft: deze gansche af deeling is mij tot een vol komen teleurstelling geworden! Over dergelyke Biedermeyer-dingen zijn wij in Holland al jaren lang, gelukkig heen! Ik zou dergelijke producten willen kenmerken met het woord ambassadeurs-kunst".... Buitengewoon echter zijn de aar de werkfiguren van Tosalli, vol in nigheid gegeven o.a. een moederhert met haar jong. Geestig ook is een groep van Grandi waarop men, over een koe heen, een jonge boer en boerin elkander een kus zien geven il bacio !".... En ten slotte het Kant.... Een waar poeëem l Wat hierin, bereikt wordt is van een bovenmenschelyke knapheid, menigmaal pok volkomen" modern van karakter. Wie de ten toonstelling mocht bezoeken lette op het Redentoren-feest" van Thomaa Buzzi en de Eigenaardige Aard beving" van dezelfde. Ten slotte een werkelijk zeer oor spronkelijk ontwerp voor een fookkamer-gobelin door dal Pozzo, ge nspireerd op pijpen, cigaretten en tabaksrook. Als al wat hier bijeengebracht werd meer zóó was eu wat minder officieel" dan zou dit zeker aan den totaalindruk der tentoonstelling en den naam der Italiaansche nijverheidskunst ten goede zijn gekomen". Er is inderdaad te veel dat óf te traditioneel aandoet óf wel aan commercieele bijgedachten herinnert. Wat jammer is!.... STEUHZOLEH SfST. PROF. HOFFA/ HAAR MAAT' FA J.A.MASSING corfn.vEfti O.Z.VOORBURGWAL334 */? HET BINNENGASTHUIS Spoor's Mosterd W. A. Spoor Jr,, Sea~Hors de allerbeste nou Jwjn Jenever M.P.POLLEN fr ZOON ROTTERDAM KWATTA'S Manoeuvre reepen - MELK EN PUUR MET GELDIGE KWATÏUOLDAATIES Na griep en influenza drinkt men OUD-BUSSEM melk en is zeer spoedig weer geheel fit THE AMERICAN LUNCHROOM Cy. K AL V E R S T R A A T 16-18 AMSTERDAM RESTAURANT A LA CARTE PLATS DU JOUR ir» JVo. 2807 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 MAART 1931 ?'.r Willem Pijper als Essayist door Gasper Höweler ELDEN schreef een componist van beteekenis tevens artikelen, welke het muziekbesef verdiepten. Niet om het tweeledige: beheersching van klank- en woordtechniek. Want de literaire -emanaties van Berlioz, Schumann, Wagner, Debuasy treffen meerendeels door hun goeden stijl. Doch hierom: het scheppen van muziek vergt een geheel andere dispositie van den geest dan het «esthetisch beschouwen; de ontvankelijkheid is Anders gericht, onderscheidenlijk naar binnen of naar buiten. Wie zich een messias weet of waant kan geen profeet zijn, dan van zich zelf. De com ponist neemt slechts uit de muziekliteratuur van verleden en heden in zich op, wat hy behoeft voor zijn psychisch stofwisselingsproces. De eigen wetmatigheid, waarop de schoonheid van zijn kunstuitingen berust, wordt volkomen intuïtief geschapen; zelden kan hij zélf er zich achteraf van bewust maken. De behoefte daartoe is inciden teel, wijl bij den vruchtbaren producent dadelijk «en nieuwe zwangerschap van den geest de belang stelling voor een voltooid werk smoort. Berlioz, Wagner, Debussy aesthetiseerden om secundaire imotieven: wil tot macht, honorarium, pro domo -en bijna steeds in tijden van artistieke steriliteit als surrogaat van hun eigenlijk scheppend werk. Hun beschouwingen zeggen meer voor hun wezen als mensch en als kunstenaar, dan dat zij het inlicht verhelderen in het behandelde onderwerp. Alleen de natuur van Schumann had voldoende vrouwelijke eigenschappen om zich by tyd en wyle te identificeeren met enkele modernen van zijn tyd, om zijn Ich-Liebe te sublimeeren tot een lyrische -of concreete waardeering van aan hem verwante ?componisten. De aestheticus is echter objectief, voor zooverre ?dat een mensch afgaat. Zijn stem roept in de woestijn van onbesef en sleur. Hij weet zich een profeet, monotheï'stisch of polytheïstisch, naar zijn aard. Hy dient de heilbrengers van vroeger of thans door zijn getuigenis, zakelijk of bespiegelend. Zijn psyche is vrouwelijk: opgaan, zich verdiepen In de geesteswereld van anderen. Hoe .weinig deze eenvoudige waarheden in ons land begrepen worden is, onder meer, gebleken uit de benoeming van Willem Pijper tot redacteur van het tijdshrift De Muziek," het officieel or gaan der Federatie van Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereenigingen", sterker nog uit de bestendiging daarvan. Men waande den messias van onze huidige inheemsche toonkunst tevens een profeet van de moderne internationale muziek. Het ontzaggelijke van deze dwaling in het begin slechts sporadisch, gaandeweg meer en meer beseft blijkt eerst thans in vollen omvang, nu ?de door Pijper ambtshalve geschreven artikelen, Aangevuld met enkele elders verschenen opstellen, gebundeld zijn. *) Willem Pijper geldt sedert het verschijnen van zijn eerste sonates voor viool, voor cello als de leeuwerik, de dag-verkondiger van onze actueele muziek. Dat de hoorigheid van Zweers aan Wagner zich in de relatie Pijper?Debussy historisch her haalt, verkleint niet zijn nationaal relatieve be teekenis, maant hoogstens tot voorzichtiger waardeering dan sommige jonge beethoofden jegens hem plegen. Of zijn muziek zich op den duur zal kunnen handhaven naast de werken van Berlioz, Schumann, Wagner, Debussy lijkt my twyfelachtig. Py'per'szelfmiddelpuntïgheid is dubbel gevaarlyk door de f ascineerende kracht van zijn proza. Vier, vy"f zinnen, gesorteerd uit beide boeken samen, zyn modellen van schitterend gezegde waarheden, aphoriamen die echter meer dépsychologie dan de muziek raken. Maar dit is slecht een weinigje wijsheid tusschen een geglinster van woekerende verdwazing. Verdwazing. Een oordeel dat om bewijs vraagt. giiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniriii ^y IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI ij. B. BENNER uotLiviiujicijuui DEN HAAG 97 NOORD BIN DB ^HIIIIIIIIIIItiHUIIHIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllHllllllllilliaillHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl De tallooze verschijnselen ervan zijn te rang schikken naar drie ordinatiepunten. Het onvermo gen om de verschillende contrijen der moderne mu ziek te waardeeren, behalve het Debussy-domein. De zucht zich historisch onderlegd voor te doen, waar slechts genipt werd aan enkele geschiedkun dige bronnen -?sommige nog brak. Een persoon lijke affectie tegen de Hollandscho muziek-journalistiek. Bezien wij dit nader. Pijper's aversie jegens zoo goed als alle moderne muziek zijn enkele vriendelijke opmerkingen over Bartók en Berg zijn wat neerbuigend strekt zich uit over alles wat niet middellijk of onmiddellijk contact heeft met Debussy; zij is gericht tegen stroomingen n gestalten. Lees hem over mechanische muziek". Verwar deze echter niet met muziekautomaten als radio en gramofoon: de mechanische muziek benut een pianola; door een compositie dadelijk op de papieren rol te steken is men onafhankelijk van de technische beperking die de spanning van de hand met zich brengt, waardoor geheel nieuwe klankcombinaties mogelijk zyn. Pijper is geheel vrij zich als componist niet van mechanische muziek" te bedienen. Maar als aestheticus mag hij niet het pionierswerk van Toch en Ilindemith schaden door zijn misleidende beschouwingen, waaruit een karakteristiek frag ment: Er zijn tegenwoordig componisten die hun ne pianostukken direct voor pianola schrijven. Daar is in theorie niet zooveel tegen. Een pianist heeft tien vingers, een kunstspelpiano acht-entachtig. Oppervlakkig beschouwd levert dus het schrijven voor een pianola een aanzienlijke ver meerdering van de trefkansen op, meer niet. Maar het is de vraag, of de muziek wel waarlijk gediend wordt door deze vergrooting van de technische vermogens. Kracht is niet alles, snelheid evenmin, veelstemmigheid ook niet." Alsof kracht, snelheid, veelstemmigheid doel zouden zijn van Toch en Hindemith ! Erger nog gaat. Pijper te keer over de belangrykste moderne meesters: Hindemith, Strawinski, Milhaud, Honegger. Over Hindemith by"v.: Dat er nu juist geen talent in Duitschland blijkt te bestaan kunnen de uitgevers niet gebeteren. Iemand als Paul Hindemith, bijvoorbeeld, (?der Führer unserer Moderne") zou vóór 1914 allicht niet meege teld hebben." Zoo, zoo, Hindemith zonder talent! Over eenvan diens sterkste werken: Hindemith's Klaviermusik opus 37 is slecht van constructie (men behoort al die kleine stukjes, die als meikevers op elkander gelijken, ook niet achter elkaar te spelen) en het is bovendien nog weer Regeriaanscher dan wij van Hindemith al gewend waren. De langzame deelen zijn zér grof, voor een pianomuziek; de snelle deelen, op een enkele uilzondering na, erg sprietig." Het tweede oriëntatiepunt: musicologisch di lettantisme. Over Haydn: Men weet wat on samenhangende bijzonderheden van dezen weg bereider": dat hij 140 symphoniën heeft geschre ven, 83 strijkkwartetten, 90 pianosonaten en meer dan veertig pianotrio's". Leesbaar gemaakte lexikon gegevens; maar Pijper greep naar een ver ouderden druk, die 45 onechte symphcnieën, 38 dito pianosonates bij het authentieke oeuvre telde. Zijn (Mozart's) levenswerk is een volstrekt legitieme consequentie van de beginselen der Mannheimers (Stamitz, Ditters von Dittersdorf). Ter informatie bij dezen blunder: Dittersdorf hoort bij de Weensche school. Tot afsluiting van , deze'categorie: de anecdóte over Haydn's Ab8chied8ymphonie" (Quintencirkel, 'pag. 62, noot) doet wat wuft aan bij een zoo zwaarwichtig auteur, eens te meer wijl zij onwaar is. Pijper taxeert de importantie van vermeende wantoestanden in onze Hollandsche muziek-jour nalistiek op een volledig artikel en een zwerm schimpscheuten. Vergeeflijk voor iemand, die door Broekhuis zonder emplooi raakte, te dwaas om er serieus over te redetwisten. Nog nmaal P,y'per aan het woord: Ik vraag mij af door welke kwade geesten Arthur Honegger zich heeft laten leiden tot zyn huldigen staat van verdwazing". Slaat dit niet veel eer op den auteur van De Quintencirkel" en De Stemvork"? *) Witlèni Pijper. I. De Quintencirkel. II. De Stemvork. Em. Querido, Amsterdam. HÖTEl-CAFÉ-RESTAURANT HtTGOUDEN HOOFD REMBRANOTPIEW 37-59 -TEL' 34ISO Lunch f 1.75. Diner f 2.50 en f 4.~. RESTAURANT Ie TAGE. KRONIEK Carnaval DE Carnaval is alweer voorbij en wij boven de rivieren" hebben er meest niet anders van gemerkt dan eenige prentjes, in geïllustreerde bladen, van maskers in zeer besliste pleizierhoudingen. Niet bepaald prettig om te zien. Ongedwon gen pret laat zich nu eenmaal moeilijk op een foto vastleggen, waar de lach tot een grijns verstart en de houding kramperig wordt. Maar die pret, de matelooze, bandelooze, uitbundige zal er toch wel geweest zijn in het,,Zuiden", en het is jammer, dat wij er nooit deel aan hebben. Het zou ons zoo goed doen, als wij er toe konden komen, als wij eens uit ons zelf konden komen en voor dagen, uren iets anders voorstellen, een ander personage" dan wij in het gewone leven voorstellen. Want voor stellen" blijft het. De een speelt den notaris, de ander den advokaat of den dokter of den predi kant of den directeur of den ambtenaar 'of den rechter. Maar zij zijn wat anders, al is het, ook vopr hen zelf, soms heel moeilijk uit te vinden teerJ zy zijn. Zoo moeilijk, dat menigeen dit liever maar vergeet en zijn maatschappelijken mantel, zyn f unctioneele overjas voor zyn heele menschelijkheid aanziet. Zoolang als 't duren wil en hij niet ziek of gebrekkig of gepensionneerd wordt. Dan moet namelijk de mantel uit en blijft er maar een schamel restje, een onverzorgd, ongekend individu-foetusje achter. Terwille van deze verwaarloosde menschelijkheid zou 't zeker goed zijn, als in den Carnaval de individuen, met ijver en zoo mogelijk speel-talent, poogden een andere functte voor te stellen. Opdat hun de maar zeer betrekkelijke waarde en waarheid van de gewone duidelijk werd en zij misschien leerden ook nog een kleinen zelf machtig te worden. Juist tegen 's levens einde lijkt zooiets wel gewenscht. Doch ook voor anderen kon een beetje Carnaval zoo nuttig zijn. Voor hen n.l. die, zich al te zeer bewust van hun dagelijksehe pose en het verve lende Ik daaronder, zoo dolgraag eens in zelfvergetelbeid uit dat overbekend Ikbesef zouden kruipen. Niet zoozeer in een andere pose, maa'r in droom of Dionyschenzwijmel", dewelke in het practische leven zeer goed dronkenschap kan heeten. Zichzelven en het gewone leven niet zijn sleur, zijn beperking, zijri laagheid, zijn doellooze onbelangrijkheid; te vergeten, een paar dagen, een paar uren lang. hoe bevrijdend, hoe verster kend, hoe verheffend en veredelend zou dat werken op de velen en een kleurloos doodsch leven verstarden. Zelfs de katterigheid en het zwaar berouw van hun fatsoenlijk, daagsch Ik zou daar niet tegen opwegen, als bleek, dat de ,,nakuur" hen voor maanden weer opgewekt en geduldig door de vale dagelijksheid heen hielp. Een Vereeniging tot bevordering der Dwaasheid zou mis schien wat kunnen doen, maar ik vrees eigenlijk, dat wij, hier in 't noorden, toch niet te helpen zijn. F. C. Verbetering In mijn artikel over het ruiterstandbeeld van Lord Haig door Hardiman in de Groene Amster dammer" van 28 Februari 1.1. wordt o.a. gezin speeld op een ingezonden stuk in een der grooto bladen betreffende een Polospeler" door John Racdecker. , Dit moet zijn: Anton Raedecker. O. v. T. Kunstzaal Rokin 126 van Lier Amsterdam Tot £8 Maart werk van de pottenbakster NEIi HOUTMAN Tot 3 April schilderijen door VAM, HA88£JLT uit Parijs . » '-'i UI J <, -* , '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl