Historisch Archief 1877-1940
-df
jf^f^WAf-lTiipTS'tV^iiiii'rrS ^i-f^'-V-'''
\*
P)e Groene Amsterdammer
dbOAVeckblad voor Nederland
is een Schildering, Zegelring
en Lakstempcl roet Uw
FAMILIEWAPEN
MARTBN N. DAMSTRA.
KAPELSTR. 46, UTRECHt
Honderden dankschrllven
ONDER ^HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA
Redacteuren: L J. JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN
M. KANN. Secretaris der Redactie: C F. VAN DAM
KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C.
4 Telefoon 37964 Postgiro 72880 Gem. giro Amsterdam G. 1000
OPGERICHT IN 1877
No. 2809
ZATERDAG 4 APRIL 1931
Het Amsterdamsche Raadhuis bedreigd
door Mr. G. G. J. D. Kropman
Wethouder van Amsterdam
IN de Staatkundige Geschriften" van De Bosch
Kemper wordt vermeld, hoe, iu 1813, de eerste
«laad van den Prins van Oranje daarin bestond,
dat hij het Paleis, zoo schandelijk aan deze stad
ontnomen, weder aan de stad teruggaf. Met dank
wierd zulks door de regeering dezer stad aangeno
men en de geestdrift van alle klassen en standen
was algemeen: nimmer was er heugelyker en be
langrijker dag in Nederland". Toen, op 23 Maart
1931 aan den Gemeenteraad werd voorgesteld te
besluiten Burgemeester en Wethouders te machti
gen tot het aangaan van een overeenkomst met
den Staat der Nederlanden, waarbij a. de Gemeente
aan het Rijk om niet en kosteloos afstaat den eigen
dom van het voormalige llaadhuis aan den Dam,
thans in gebruik als Koninklijk Paleis; 6. het Kijk
aan de gemeente Amsterdam verstrekt de kosten
voor den bouw van een Raadhuis en daarvoor een
bedrag van ten hoogste 15 millioen gulden be
schikbaar stelt, uit te keeren te beginnen in 1933,
in jaarlijksche termijnen van l millioen gulden
toen was er gén geestdrift van alle klassen en
standen, noch kan gezegd worden, dat die 23ste
Maart 1931 beschouwd wordt als een heugelijke en
belangrijke dag in Nederland. Willem I heeft, op
aandringen van den toenmaligen Baad, provisio
neel het Raadhuis betrokken, doch nimmer heeft
het in de bedoeling gelegen aan het begrip provi
sioneel de uitlegging te geven, dat het Raadhuis
meer dan een eeuw onttrokken zou blijven aan zijn
bestemming, noch, dat het n week per jaar als
Paleis gebruiKt zou worden en verder leeg en dood
zou staan. Lang heeft het geduurd vóór men
openlijk durfde getuigen, dat hier onrecht geschied
de, dat hier in elk geval de goede trouw misbruikt
werd. De brave negentiende eeuw hield niet van
geruchtmakende vrijmoedigheid; men was wel
^overtuigd, dat het Raadhuis eigendom was van
Amsterdam, doch het werd nu eenmaal" als
Paleis gebruikt! Alberdingk Thijm en Victor de
Stuers waren onder de eersten, die het sluimerend
rechtsbewustzvjn weer opwekten, en nauwelijks
waa, in het begin van deze eeuw.de nieuwe bloei
periode van Amsterdam ingetreden, of de stemmen
werden talrijker en duidelijker, dat aan den
onredelijken toestand een einde moest komen. Iu 1910
wordt krachtens een Raadsbesluit van 23 Februari
van dat jaar ingesteld de Commissie-Cuypers.
Leden van deze Commissie zijn de bouwmeesters
Cuypers, Berlage eu Muysken, de historicus prof. dr.
Brugmans en de toenmalige directeur van Publieke
Werken. A. W. Bos. De eerste vraag: Is een
aan technische en aesthetischéeischen voldoende
oplossing van het stadhuis-vraagstuk te vinden
door het Paleis, voor het geval het ter beschikking
van de Gemeente mocht komen, tot Stadhuis te
bestemmen", beantwoordt de Commissie bevesti
gend. In 1912 verzoekt .het Gemeentebestuur den
minister van binnenlandsche zaken te bevorderen,
dat het Koninklijk Paleis weer ter beschikking
van de gemeente komt; Het antwoord van minister
Heemskerk is ontstellend-onbelangrijk. Kort daar
op verschijnen twee krachtige pleidooien voor het
Recht van Amsterdam: het advies van den Stads
advocaat Mr. Kappeijne van. de Copello en
het geschrift van prof. dr. H. Brugmans: Van
Raadhuis tot Paleis. Wér wordt de volks
overtuiging bevestigd, thans door een voor
treffelijk jurist en een niet minder voortreffe
lijk historicus. ? Inmiddels neemt het leven ' der
gemeente in intensiviteit toe: de Raad neemt
in 1922 het besluit tot den bouw van een nieuw
Raadhuis, doch natuurlijk wordt met geen woord
ook maar aangeduid, dat de strijd om het Recht
wordt opgegeven. Integendeel, in 1920 nemen
Burgemeester en Wethouders om prae-advies het
voorstel van het Raadslid mr. dr. van den Bergh,
strekkende o.a. om het bruikleen van het voormalig
Raadhuis op den Dam met ingang van l Januari
1930 te beëindigen en als gevolg daarvan benoemen
Burgemeester en Wethouders een juristen-com
missie, de commissie Scholten, welke op de vraag:
Wie is eigenaar van het Paleis aan den Dam"
eenstemmig ten antwoord geeft: Amsterdam".
Wér wordt de volksovertuiging bevestigd !
En daarna is het woord aan Burgemeester en
Wethouders van Amsterdam. Zij deelen op 23
Maart 1931, den Raad, dus de burgerij, mede:
het Raadhuis, of wilt ge: het Paleis, is dus wezen
lijk en waarlijk eigendom van Amsterdam. Laten
wij ons verheugen. Kchter, er is een traditie.
Niet de traditie sedert 1055, toen Vondel zijn
Inwijdinge van 't Stadthuis t' Amsterdam" den
E.E. Heeren Burgemer.steren en Regeerderen der
zelve Stede toe-eigende. maar de traditie sedert 181 i
tot nu toe, gedurende welken tijd het gemeente
bestuur nu eenmaal" uit het Raadhuis verwijderd
werd gehouden. Laten wij deze traditie niet ver
storen. Bovendien is het Paleis voor Volksvlijt
afgebrand. Neen, wij verkoopen het Paleis niet,
wij zouden daardoor de zuivere rechtsovertuiging
der bevolking beleedigen en liet zou trouwens niet
in overeenstemming zijn met den eerbied en de
bewondering voor de schepping van Jacob van
Campen, waarvan wij in onze voordracht getuigen.
Wij verkoopen het Paleis dus niet en zullen het
ook nooit voor een handvol gelds, zelfs voor
millioenen niet, verkoopen. Wij willen het echter aan
het Rijk afstaan, .?wat geheel iets anders is dan
verkoopen. En het Rijk wil ons dan, als
contrabeleefdheid de kosten verstrekken voor den bouw
van een nieuw Raadhuis. Ter nadere informatie
hoewel dit eigenlijk niet ter zake is diene,
dat die kosten bedragen vijftien millioen en dat
het terrein van het afgebrande Paleis voor Volks
vlijt toch ook wel eens bebouwd mag worden....
Toen dit voorstel bekend werd is er geen oproer
uitgebroken in Amsterdam. In dezen tijd breken
vóór dergelijke dingen geen oproeren meer uit.
In Zuidelijke cultuurlanden, als Spanje en Italië,
nog wel. Wij echter zijn Hollanders, dragers van'
een ganschelïjk nieuwe cultuur, om niet te zeggen
van de nieuwe zakelijkheid. En vijftien millioen
gulden is een heelbedrag,?Entoehgeloovenwij,
dat er iets gebroken werd in het hart van den
Amsterdammer, toen hij las van deze transactie,
dewelke technisch genoemd wordt: dading. Dit
alles is zoo geheel vreemd aan ons verlangen naar
Rechtsherstel, het is zoo on-historisch, het is zoo
on-Amsterdamsch!
Wat Amsterdam, naar wij meenen, wil is zér
eenvoudig: herstel van Recht. Meer niet. Dus:
teruggave van het Raadhuis, eindelijk 'nu eens
beëindiging van het provisioneele gebruik. W*u
erkennen geen enkel van de z.g. practische be
sswaren. Zelfs al zou het rapport van de Commissie
Cuypers niet meer bruikbaar zijn quod non
dan nog vragen wij: eerst herstel van Recht eu
daarna: gebruik van het Raadhuis oor Amster
dam. Indien de Raad er niet zou kunnen
vergaINHOUD:
I. Mr. O. J. D. C. Kropman, Paleis o] Raadhuis.
2. W. J. van de Woestijne, Het Mobilisatievraagstuk.
3. Mr. M. Kann, Tolunie. Joh Braakensiek, Frank
rijk m de Tolunie.
4. L. J. Jordaan, Bioscopy.
5. L. J. Jordaan, Hit Paaschcongrts. Mr. H.
Glltay, Boekbespreking.
6. Jan Greshoff, Litteratuurgeschiedenis.
7. L. J. van Looi, Omwenteling op Radicgebied,
Mr. Frans Coenen, Kroniek.
9. Constant van Wessem, Vioolbouw. Wybo
Mcyer, Schoont boeken.
10?U. H. Reiger. Oude interieurs.
12. A. E. v. d. Tol, Schilderkunst.
14. Mr. H. Scholte, Dram. Kroniek.
Miniatuurprijsvraag.
15' Jantjes Kladschrift. Allda Zcvcuboom,
Croquante Croquetjes.
16. Ant. Thlry, '/ Klfempke, teeken. Is. van Mens.
18. Dr. C. F. Haje, Taalscttut. Letterraadsel.
19. J. v. H., Maansverduistering. Charivarius
Charlraria.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Johan Braakensiek, Vijftien millioen
voor het Raadhuis geboden.
deren wat niet vaststaat: de Commissie-Cuypers
meende, dat het wél mogelijk was dan nop kan
het Raadhuis uit zijn omvaardigen toestand ge
wekt worden tot nieuw leven: de kern van het
Gemeentebestuur kan er zetelen,
trouwplechtigheden kunnen er plaats vinden, commissies kunnen
er vergaderen, er kan worden gerecipieerd, enkele
kleinere diensten kunnen er worden gehuisvest,
het Gebouw kan weer leven. Dit alles, zegt men,
zal veel geld kosten. Inderdaad, het zal veel geld
kosten. En. zegt men, het Rijk zal dan geen vijftien
millioen gulden geven. Neen, het Rijk zal dan geen
vijftien millioen gulden geven. Het zal mér geven:
Recht. Volgens het laatste schrijven der re
geering is zij zelfs nog niet toe aan de erkenning van
dat Recht. Althans, zij wenscht dat niet met
zooveel woorden te erkennen, zij vergenoegt zich
met een stilzwijgende erkentenis.
Onaangenaamduidelijk heeft zij dit aan het Gemeentebestuur te
verstaan gegeven: zij wil alleen ,,het vroeger door
het Ryk gepretendeerde eigendomsrecht op het
Paleis niet langer als uitgangspunt nemen".
Wij kunnen vooralsnog niet aannemen, dat
Amsterdam dit. alles lijdelijk over zich heen zal
laten gaan en ernstig waarschuwen wij tegen een
overhaaste beslissing. Vóór- en tegenstanders van
de voordracht zijn het eens, dat deze zaak van bij
zondere beteekenis is, tal van jaren zijn besteed aan
een juridisch, historisch en architectonisch onder
zoek. Pit onderzoek is thans wel afgesloten: men
moet de burgerij althans eenigen tijd laten zich een
oordeel te vestigen en dat tot uiting te brengen.
Bovendien wordt over eenigen tij d een nieuwe Raad
en een nieuw college van Burgemeester en Wet
houders gekozen. Tot zoolang minstens moet een
beslissing worden aangehouden. En wij hopen,
dat in dien tijd de burgerij tot het inzicht zal zjjn
gekomen, dat de voorgestelde oplossing niet kan en
mag worden aanvaard, omdat zij niet behelst het
eenige wat van belang is: teruggave van het
Paleis aan Amsterdam, opdat het oude Raadhuis
weer de taak vervulle, waarvoor het gebouwd'is:
levenskrachtig centrum te zyn van een «levens
krachtige bevolking.
\ ?