Historisch Archief 1877-1940
^w--?. ? .,,---- ??-»iv*jr«..?»Kr ,- »-? ?*(i**J
^èièt/^Mi^K^^
GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 APRIL 1931
No. 2809
GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 APRIL 1931
i
i .-'
r
OEMPKE
DOOK.
AIMT.TUIHy
MEER dan dertig jaar, met een
volharding die men in zoo'n een
halven onnoozelaar nooit had durven
vermoeden, had Kloempke er voor
gevverkt.
En eindelijk, eindelijk! op dien
memorabelen Maandag van
SinteGommaruskerrnis, na een langen dag
van strijken en rondgaan met zijn
bolhoedeken, herbergsken in en
herbergsken uit> had hij ze samen, zijn
15.000 frsi
Toen hij 's avonds laat, in zijn een
zaam-gelegen, n-kamerig
achterhuizeken, veilig achter neergelaten
rolgordijn bij 't licht van zijn
petrollauipke, de gekregen centen, halve
en heele sollen telde, was hij zelfs
over de 15,000 en dat nogal met
3.25 frs., waarvoor hij zich aan het
vet-walrnend wagentje op de
Kluizeplein een groote kom vol warmen
patatfriet kocht, daarbij nog een
bief stuk van een pond, een
halfbrood, een potje mostaard en twee
flesschen bier, om op zijn eentje, met
een voldaan-kloppend hert, zijnen
le\ enstriomf te \ieren.
Want een triomf was het voor 't
Kloempke, en géenen kleinen ! Had
hij dien gevierd met een dankmis
en een diner met konijn en wijn en
den besten harmonicaspeler van de
stad erbij, 't ware bij lange niets te
veel geweest.
't Was immers maar een sukkelaar
van een vent, het Kloempke, kort
en klein ineengestuikt van bouw,
met korte beentjes, korte armen, een
kop als een zaanstoop en een bleek,
plat, pokdalig doggengezicht, dat
altijd naar 't schreien stond. Hij was
schoenmaker van stiel, doch ondanks
veel gezucht, gebid en
achter-d'oorengekrab had hij het nooit verder weten
te brengen dan 't primitief lappen
van zolen en pollevieën. Had hij
daarmee zijn fortuintje bij elkaar
moeten krijgen, God-en-Heere! met
dag en nacht te lappen, en dat drie
honderd jaar aan een stuk, dan was
hij er nog niet gekomen!
Doch hij zat er niet veel meer mee in.
Hij geraakte er, zoo juist op 't nippeke
weliswaar, toch nog mee aan zijn
kost, aan de huur voor zijn eehkamerig
achterhuiseke en aan zijn schamel
kleedsel. En dat was voor hem al
meer dan genoeg. '
Maar, God-zij-geloofd ! het Kloemp
ke had buiten zijnen leest, zijnen ha
mer en zijnen nagelenbak, ook nog
iets anders om op te bouwen en dat
was ziju viool.
Die had hij, toen hij nog een
broekvent was van een jaar of twaalf,
dertien, boven op zolder bij zijn
Grootmoeder, in een oude kist ge
vonden. En zoo heeleraaal op zijn
eentje zonder meester of wat ook,
had hij, 's avonds, na een vollen
schoenmakersdag, daarop \iool leeren
spelen.
't Was rap gegaan, danig rap zelf.
Op drie, lier weken tijd had hij er
den pak van weg gehad. En tot groote
verwondering van zijn moeder en de
geburen, tiie nooit anders dachten
of er scheelde »vat in dien jongen zijn
bovenkamer, speelde hij zoowaar vaa:
Waar kunnen «vij nog beter zijn, van:
Als den boer een zippeken heeft, van:
De schoon' hertogin, en veel andere
liekens nog.
Hij mocht niets nieuws hoorerx op
een orgel, bij een harmonie, van een
straatzanger, of hij nat op sijn oude
viool te zweeten en te strijken, zoo
lang tot hij 't eruit gekrast kreeg.
De Groote Pint", de befaamde
staminee in het oude gepuntgevelde
Meulekeskwartier, onder aan den
voet der Molenwallen, was de eerste
herberg waar hij zijn kunst had mogen
laten hooren. 't Was ter gelegenheid
van den jaarlijkschen souper der
Dappere Pijpsmoorders". Zijn heel
repertorium streek hij er af en toen
de uitgelaten Pijpsmoorders gedaan
hadden met smeren en smullen,
zongen ze dapper mee.
't Was in de klein' uurkes toen
Kloempke van daar naar huis
strunkelde, met zijn viool onder zijnen jas
geknoopt. Hij was een beetje zat en
een beetje soezig in zijn grooten kop,
maar onder zijn hand, in zijn
vastzakje, woog en rinkelde er vijf frank
en zeven sollen. '
Dien nacht, weggezonken in zijnen
kaf-zak, boven op zijn zolderke onder
de pannen, kreeg hij als bij ingeving
't gedacht om met zijn viool een
fortuintje samen te krabben. Wat er
daarbij allemaal door zijn kop had
gespookj:, was geweldig. geweest, om
van te draaien. Spijtig maar dat
hij, toen hij 's morgens, na een korten
diepen slaap, door zijn grommend en
roepend meke werd wakker geschud,
zich er niets meer van herinnerde l
't Eenige wat hem terug, by-kwam
was dat het 15,000 frs. moesten worden,
dat hij er dan huizen mee zou koopen
om van zijn renten te le\en, er ook dat
hij géenen cent, geen duit zou aanraken
van alles wat hij met zijn viool ver
diende, of de 15,000 moesten er zijn.
Och, hoe voelde 't Kloempke zich
veranderd van toen af aan, en hoe
was hij aan 't werk geschoten.
Géenen Zondag ging er voorbij of
vlak na den noen, in zijn zwart
kostuum en met zijn bolhoedeken op,
was hij op stap, al de herbergen af,
om te spelen en te verdienen. Géenen
kermis werd er gevierd, vijf, zes
uren in 't ronde, of 't Kloempke,
zijn viool en zijn hoedeke waren er
geweest om zich te laten hooren en
centen op te halen. Zelfs in den
beewegtijd, als er van Antwerpen
of van hooger op uit de polaers, pater
nosterende processies door de stad
trokken op weg naar Scherpenheuvel,
stond hij, met zijn hoedeke omgekeerd
vóór zijn voeten, aan de Leu\esehe
Poort, kerkliekes te strijken om toch
maar weer een stukske meer voor de
15,000 binnen te rijven.
Natuurlijk ging het niet altijd
eren \lot.
Er waren keeren dat hij zijn eigen
zoo lam en moe streek, dat hij bijkans
geen pap meer zeggen kon, en als hij
dan ievers, in de alleenigheid, zijnen
buit telde, nog geen drie arme
frankskes bijeen had. En ander keeren daar
entegen, zonder veel moeite te doen,
regenden de centen binnen, zoodat
hij zijn winst over al zijn zakken
verdeelen moest en 't er bovendien goed
vaststoppen ook met proppen papier,
om bij zijn verder gefiedel in Gods
naam toch maar geen gerinkel te
laten hooren.
't Was meer dan erg wat 't Kloemp
ke soms te verduren kreeg. Sommigen,
die wat oompassieus waren van hart,
namen net dan op voor hem en ze
spelden hem de les van zich niet te
laten doen.
En dan trok 't Kloempke een
bleetgezicht, zei zuchtend dat hij slagen
kreeg als hij zich ierf verzetten, en
temet profiteerde hij ervan om zijn
hoedeken uit te steken om wat te
krijgen.
Maar binnenin lachte hij en was
blij. Hij wist wat er bij zoo'n gelegen
heid altijd
afviel en dat
bracht hem
immers weer
een heelen
stap dichter
bij de 15,000!
Och, nog
veel meerzou
hij hebben
willen ver
dragen. Meer
nog zelfs dan
de water-,
vuur-enstokproeven,
waarvan hij
zulke ver
schrikkelijke
dingen had
hooren ver
tellen en die
men deed on
dergaan aan
hen die
framasaon wil
den worden.
De 15.000
en proprieta
ris zijn en
van/Jjnrente
leven, dat ge
nspireerd
ideaal hield
er den moed
in bij 't
Kloempke.
De tijd was niets: tien, twintig,
dertig, veertig jaar als 't moest,
't kon hem niet schelen hoeveel, maar
komen zou hij er l
Nu hielden ze hem voor den zot.
Goed. Maar geen nood, eens kreeg
hij zijnen dag, en dan zouden 2.e nog
wel andere gezichten trekken!
II
En zie. nu was het zoo ver.
Dt15,000 waren samen f Die week deed
't Kloempke voort zijn
schoenlapperawerk, precies lijk hij 't altijd had
gedaan.
Maar den Zondag daarop, den
tweeden alzoo van
Siate-Gommaruskerrnis, in plaats van na zijn riten
eten weer op stap te gaan, liet hij ziju
viool gerust aan heuren haak nevenn
de schouw hangen en zette zich, lijk
de rijke meneeren doen, achter de stoof
te slapen in zijn ladderzetelke.
De menschen in de stad, op wandel
door de straten of saamgekoekt bij
pint en pot in de herbergen, misten
't Kloempke.
Wa's da nu?" zegden ze .tegen
elkaar. We zien 't Kloempke ni?
Da's nu nog nooit gebeurd. En dat
om Sinte-Gommaruskermis te sluiten.
Hij zal toch niet ziek zijn !"
En ook de troepen plezante mannen
In den Trap," In 't
Vliegenstalleke" of een van die andere
dolrumoerige staminee's, die hem zoo
verwacntten om met henx weer eens
hunnen bontavie te jagen, wisten niet
wat pein/en van zoo iets ongewoon».
Er waren er, die er op zoek naar
gingen, maar nergens was hij te vin
den. Zelfs zij, die moegewacht, zich op
't laatst de diepe, donkere gang in
waagden die leidde naar zijn achter
huis en op zijn laag, rond
deurk<gingen banken, vingen bot.
En 't was ook zooals hij 't gedacht
had: ze trokken in de stad gezichten
wel van een el lang, toen//e eenige
dagen later te hooren kregen, dat 't
Kloempke 't schoenlappen liggen liet.
dat Notaris Torfs voor hem vier
burgershuizekens had gekocht op 't
Kluizevestje, elk van vier frank en
een kwartje huur in de week, en dal
hij nu rentenieren ging.
Er waren er genoeg, die hun minach ?
ting lieten blijken, als zij 't Kloempke
als rentenier" tegenkwamen.
Maar lijk 't met alles gaat in de
t
wereld, in de stad gewende men zich
stilaan aan het zelf-voldane, rente
nierende proprictariske en 't viool
spelend, bedelend Kloempke ver
flauwde en geraakte op den achter
grond.
Ook de heeren op de veste lieten
hem voor wat hij was, keken niet
meer kwaad. En dien zomer was er
toen zelfs eenen, eenen die er mis
schien wel het dikst in zat van allemaal,
die zich zoo aan hem gewend had,
dat hij zich op een schoonen keer niet
meer geneerde om nevens 't Kloempke
op een en dezelfde bank te gaan zitten
en zoowaar met hem een klapke te
Dat was de lange, magere Mille
Verdoodt, die vroeger een grpote
loodgieterszaak had gehad en door
zijn lood en. zink en koper met de
profijten wat dat daarenboven nog
brengt, door gelukkige speculatie 's
in gronden en niet het minst door een
reesem erfenissen van ongetrouwde
nonkels, tantes en kozijnen van den
kant van zijn vrouw, zoo rijk ge
worden was als 't water diep is.
Hoe 't kwam was niet juist te
neggen misschien wel omdat 't
gelukkig- verwonderde Kloempke aan
zijnen bank-genoot een pijp toebak
had laten stoppen en hem nadien
zelf bij Dree-van't Sas op een pint
drijdaad van de flesch trakteerde,
want Mille was zoo gierig als een krab
doch lang duurde het niet of men
zag dien anderhalven al eens meer
bijeen en 't was dan natuurlijk Mille
die met veel lawijd en rappe gebaren
't hooge woorde voerde, 't Kloempke
zei nooit iets, hij luisterde maar en
keek gespannen recht voor zich uit,
als om toch maar niets te vergeten wat
de loodgieter \ erkocht.
Wat die vei kocht, kon men wel
raden. Havee's over geld natuurlijk,
niets anders dan over geld, precies
hetzelfde natuurlijk als waarmee hij
jan on alleman de eoren van hunaen
kop maalde, al liep hij maar vijf
stappen met u mee.
Nu, als er in de stad iemand «vas,
?die 't weten kon van geld en zoo
meer, dan was het wel hij. Eerstens
door zijn eigen practijken en tweedenet
door zijn zoon die bedankt had voor
't loodgieterschap en wisselagent speel
de te Antwerpen.
En Mille Verdoodt deed zijn werk
goed. Hij bracht het Kloempke zijnen
dikken kop zoo op hol, dat 't ventje
bij Notaris Torfs een ferme hypotheek
nam op zijn vier proprieteiten om
dat allemaal zoo maar in de handen
van dien wisselagent te leggen. En
alsof het daarmee nog niet wellekens
was, verkocht hij zelfs een beetje
Jater zijn huizekens en ook die rest
ging naar Antwerpen.
't Moest een goeie zet geweest zijn,
ven. heele goeie zelf. Want 't Kloempke
verhuisde uit zijn armelijk
achterhuizeke naar de Kolveniersche vest bij de
weduwe Muyshondt van wie hij de twee
benedenkamers in huur nam. Hij droeg
nu oo kal een overjas en een
wandel«tok met een zilveren kruk, en in
plaats van zijn houten pijpje rookte
hij nu sigaren.
?Mille Verdoodt bizonders was fier
«p zijn succes.
Hij geneerde zich nu zelfs niet meer
om met 't Kloempke door de stad te
wandelen en had het ventje niet
beschaamd neen gezegd, hij zou hem
nog meegenomen hebben in de groote
café's. . '
Weet ik het of weet ik het niet?"
vroeg hij stoelend aan de menschen.
Wie steekt er den dag van vandaag
nog zijn geld in huizen. Papieren,
die moet ge hebben. Goei, soliede
papieren. Dan wordt gij rijk zonder
dat gij het zelf weet. Da' kunde nu
eens goed zien aan mijnen vriend hier.
En wacht maar, 't zal nog beteren ook."
De menschen, die dat dan hoorden,
aioegen van verwondering hun handen
ineen.
Ja, ja! 't Kloempke doet
progres !" zegden ze en naar algemeenen,
menschelijken trant bij dergelijke ge
vallen, lachten ze bij lange zoo spot
tend ni meer als ze hem tegenkwamen.
Ge zult het zien, hij wordt nog kapi
talist. Nu woont hy al zóó. Binnen
kort zal 't zijn in een huis-alleen met
een meid en een knecht en wie weet
wat er dan nog op volgt, 't Geluk is
immers weggelegd voor de
srommeriken J" voegden ze er jaloersch aan toe.
III
Spijtig genoeg voor die anders zoo
gelukkige stommeriken, dezen keer
viel 't zoo schoon begonnen kansspel
rats anders uit.
Mille Verdoodt deed nochtans met
zijn tong en zijn rappe gebaren goed
zijn best, om de menschen in hun
verwachting te laten en temet veel
volk naar 't kantoor van zijn feilen
hem of hij zijn papieren nu verkoopen
mocht. Alles was nog niet verloren.
Ze wilden er hem nog duizend franken
voor geven.
't Kloempke zei niet neen of ja,
maar met den eersten trein was hij
terug. Hij liep in nen asem naar
Mille zijn huis, trok van opwinding
zoo aan de bel dat ze kapot vloog en
hij daar met den koperen trekker in
zijn hand te kijken stond.
De meid was 't die kwam open doen.
Zonder naar zijn vraag te luisteren
begon ze hem uit te schelden voor
koperdief en stukske vioolkrabber,
dat haren mijnheer met hem niets
wou te maken hebben en dat hij ris
keerde een emmer water over zijn
kop te krijgen als hij 't nog waagde
aan hun deur te komen.
Bibberend en bevend lijk een ver
zopen hond, zoo droop Kloempke
terug naar huis.
Daar ging hij te keer als zot.
Soms werd hij geweldig en briesend
om ongelukken te doen, zoodat de
zoon te jagen. Maar n jaar ging
voorbij, een tweede en een derde en 't
Kloempke trok naar geen huis-alleea
met een meid en een knecht.
Toch verhuisde hij op een schoon en
keer. Doch dat was toen hij arm als
Job, zoogoed als zonder kruis of duit
uit de weduwe Muyshondt heur huis op
straat terecht kwam. %H*yixj
Een verzegelde brief uit Antwerpen
bracht hem het nieuws dat zijn 15.000
francs, of wat het ook geworden was,
20 of 30.000, naar de maan waren
en als hij heet rap kwam kon hij voor
zijn papieren nog eenige honderden
frankskes krijgen.
't Kloempke wist niet wat hij zag.
Alles duizelde en draaide en hij bib
berde over heel zijn lijf. Zooveel had
Mille Verdoodt toch aan zijn verstand
weten te brengen, dat hij onduidelijk
begreep dat zijn fortuintje foetsie was.
Maar hij wou het niet gelooven,
trok sito met dien brief naar Ant
werpen om explicaties. Mijnheer Ver
doodt zoo'n was echter niet thuis,
zegde ze er. Hij was naar Engeland.
En een glimlachende bediende vroeg
Weduwe Muyshondt vol schrik weg
vluchtte naar geburen. En dan weer
zonk hij suf neer, begon te schreien
en te zuchten en te jeremieèren als
een klein kind.
De Weduwe Muyshondt wist geen
raad en dierf zoo den nacht niet in.
Ze haalde er heur broer bij die kordaat
bij 't Kloempke binnendrong om met
hem eens verstandig te spreken. Hij
probeerde hem te troosten, zei dat
het misschien nog zöó erg niet was,
dat er nog anderen waren in de
stad, die het te pakken hadden en
nog voor veel» veel meer. Maar 't
ventje wou niet luisteren. Hij ging
voort met lamenteeren en arm-zwaai
en precies of er niemend was.
Pas als de broer, 't ende aijn geduld
ook met lawijd begon en hem dreigde
buiten te smijten, leek het Kloempke
tot eenig besef terug te keeren. Hij
zweeg, kromp angstig ineen en stak
smeekend de handen naar.hem uit.
Niet doen, Piet l" bad hij hem.
Niét doen. 'k Zal van zelf wel gaan.
'k Kan hier nu toch niet meer blijven.
't Is al voor niet geweest. Nu inoefc
ik opnieuw beginnen, heelemal op te
nieuw.... Maar alsteblieft, doe me
niets. Geloof me, 'k gaan wel van
zelf "
Piet liet toen zijn lawijd maar
zakken.
Allee dan !" zei hij. Afgesproken
zoo. Maar prenez-garde, begin niet
meer...."
Neen, hij begon niet meer. En hij
hield zijn woord ook. 's Anderen daags
's avonds huurde hij ievers een
stootkarrekc, laadde er zijn meubelkes
en al op en trok er mee weg naar een
klein, klein achterhuiseke dat hij in
't Molenkwartier had weten t' ontdek
ken.
En 's Zondags daarop, precies of
hij was geen proprietaris of rentenierke
geweest, deed hij weer met zijn viool
en zijn bedelend bolhoedeken den
toernee der herbergen, heel de stad af.
Dat was wel heel sterk, 't Sloeg de
menschen met verbazing 't en kon niet
meer.
Er waren er die vloekten als ze
4
hem zoo zagen, klein en deemoedig,
niet durvend te asemen bijkans. En
ze lachten hem uit en sloegen zijn hoed
uit zijn hand.
Zeg eens. fijne! Met onze centen
huizen koopen, hè? En er dan gaan
mee tuischen om miljonair te worden,
hè? Maar gij niet. zulle! Trekt op J"
In sommige café's joegen ze hem
zelf brutaal-weg buiten.
Doch er waren er ook anderen nog
die 't voor hem opnamen.
Maar ja, lijk voor zooveel schoon
te^onneu historiekens in onze kleine
stad, kWam die leelijke oorlog hier ook
een dik punt achter zetten.
't Ventje verdween uit onze herin
neringen en bleef er uit weg, samen
met zooveel, zooveel anders nog... .
Maar zie, nu ik terug in mijn land
ben er daar zoo, een week of drie
geleden, niet eenige oude vrienden
weer eens lijk vroeger, in een onzer
oude, gespaard gebleven herbergen,
gezellig bijeen zat. kwam 't Kloempke
er zoowaar binnen gestapt.
Ik kon mijn oogen bijkans niet
gelooven.
Nog altijd dezelfde was 't van pos
tuur en van gang, met zijn bolhoede
ken diep tot op de ooren en zijn viool
onder zijn jas, maar kleiner en
ineengeschrompeld en 't breede gezicht
een en al rimpel.
En op 't zelfde jammerhout van
een viool van vroeger speelde hij
zoowaar weer eens van De Schoon'
hertogin," van Als de boer een
zippeke heeft" en om het te sluiten, als
teeken van den nieuwen tijd, een
fermen Vlaamschen Leeuw". Zijn
handen beefden en hij hield déviool
bijna vertikaal, maar 't kwam er
alles toch nog duidelijk uit.
SCHRIJF-FACTUREER-EN
60EKHOUDMACHNES MET REKENWERK
EUROPA SCHRIJFMACHIHEHAHOEL H.Y.
Amsterdam ,
RokinlIS Tel. 35560
Agenten door het geheele tand.