De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 25 april pagina 4

25 april 1931 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Ufi ?A». DJ? GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 APRIL 1931 No. 2812 gedocht . net m. h«' W u_ , verz-9'kunsterodii*.»- ?" o?d«,?doen "feïne 9«nc.e9e?5 -Wen. Jteffe ****** STEUNZOLEN SIST. PROP. HOFFA' HAAR MAAT' ?> U ft J. A.M A S S l n G COMM.VEIU O.Z.VOOR8URGWAL. 334 «/?HET BINNENGASTHUIS ff» F. SINEMUS Leidscheatraat 20-22 AMSTERDAM C. Overhemden naar maat vanaf f 9.50 PRIMA COUPE Eigen Atelier. THE AMERICAN LUNCHROOM Cy. K AL V E R S T. R A AT 16-18 AMSTERDAM RESTAURANT A LA CARTE PLATS DU JOUR BAU'S OLIJF-OLIE Onontbeerlijk bij d> bereiding van slaatjes, mayonaises, enz. jn blikken van l kilo Prijs voor particulieren f 2. Bij afname van 6 blikken f 1.8O per blik Voor H.H. Winkeliers ruime verdiensten IMPORTEURS: N.V. HOOGEWERFF, CHABOT t VISSER'S WIINHUIDEL DEN HAAG ROTTERDAM ARNHEM Goede restaurants hebben roomkaas van OUD-BUSSEM VICTORIA-WATER Uitstekend te vermengen OBCRIAMMXTCIM met whisky of cognac LOY OSTERBEEK Sea-Horse de allerbeste Moué^jn Jenever M.RPOLLEN 6- ZOON ROTTERDAM Tikblaadjes door Dr. R. Feenstra TIen glaasjes T K bekijk de aardige teekening van JLjordaan in de vorige Groene. Klopt het, dat daarbinnen een monster in de kooi zit; en daarbuiten hyenaen wolvenoogen lichten? Ik geloof: het licht van die oogen is niet vlammend, en tintelend als dat in de roofdier-oogen, die den hap ruiken. Het is eerder koud als het licht in ontelbare kogelf leschkogeltjes; glansloos-koud. Ikzelf ben een liefhebber van sen satie processen. Dat de heete adem van een, dramatisch gebeuren, zij het een crimineel gebeuren, je onmiddellyk en dampend in het gezicht slaat; dat je als op de tribune van een renbaan zit; en de hoeken kunt volgjn,' die eenmaal genomen werden; en ook die thans in zulk een stille rechtszaal worden nagenornen en dat ieder accent resonneert op het geweldig klankbord van je psycho analytisch en intellectueel benul dat is geen show, en dat is geen spul, zooals een spannend theaterstuk of een film; maar dat is het naakte léven; dat is een anatomische les, een ontdekkingsreis langs onzen zelf kant; e A laat je niet los. Maar hot klopt niet, dat de meeste' menschen gediend zijn van de sen saties, die het Düsseldorfer vampyrproces, in ze zou kunnen wakker roepen. De meeste mensehen worden niet vastgehouden door deze weer wolf-verhalen. De meeste menschen kijken deze sadistische litteratuur in; en houden oogen als van kogelfleschjesglasballen, zóó koud. Het zijn verhalen uit een andere wereld: een van den boozen droom. Men bekijkt het portret van dezen mensen Peter Kürten; en in de eene krant staat hij naast een nieuwbenoemden prof., in de andere naast een afge treden antirevolutionnairen wethou der ; in de derde naast een nieuwen Spaanschen regeerder. En net, zoo ernaast staat hij overal in ons benul. Deze man in zijn beklaagdenbank is daarin zoo geïsoleerd als een micros copische coupe onder een toeg smolten dekglaasje. Er is geen gevoel, geen draad, geen menschelijke be reikbaarheid tusschen hem en ons. Hij spreekt; en men verstaat' wat hij zegt; want het is 'taal; maar soms schijnt het de .taal van een andere, een weerwolven en duivelenkosmos. En als wij haar zijh onbenullig grauw triest visage kijken, komt er maar n gedachte in ons op. Waarom nog een boordje om dezen hals; die er van 't zomer geen meer zal wezen. ' ? . ? * * - ? ? ? . * . ? 1 Een zeer geestige rechtsphilosoof schreef naar aanleiding van het geval Kürten: i Ein normaler Jager macht ome wilde Bestie nieder, wenn er sich ' und die Seinen vor ihr schützen will. Der Paragraphenjager sparrt diese wilde Bestie vorher in einen K&fig, füttert sie, um sie verhörf&hig zu machen, prdentlich auf, dann laszt er sie in der Verhandlung ihre I^ebensbcichte aussagen und schlieszlich zitiert er den llenker herbei, der den Werwolf unsch&dlich macht. ; Der normale Jager handelt selbstverstandlicher und humaner." Is het voor de psychiatrische" wetenschap zulk een groot belang een ueber-type van den Marquis de Sado ten voeten uit in hare annalen afgebeeld te krijgen; en dienen daar voor deze jongetjes in het water duw-vertelsels, deze warme bloedslurper-biechten, deze verschrikkeIjjke verhooren van slachtoffers, die den doodendans nog net ontsprongen; en die de sadistische ouvertures" moeten helpen vertoonzetten ten dienste van de psychiatrisch.* crimi nologie; of was het noodig de verdere ,,Neronische" ontplooiing die in dezen psychopaath nog als 'een Triebknosp (een stafchef waardig, met massa* branden en gildooden!) ter .ontluiking zwelde nog extra na te pluizen. vóór men den kop -f- knosp afslaat? Ook de psychiatrie had m.i. kunnen passen, i En de socioloog dan? Moeten wij in het fabeltje, dat masochisme en sadisme op nen stoel wortelen gelooven. Dat druk tegendruk laat ont staan. Dat de gedonderde, de getuch* tigde' lust tot weerwraak kreeg ? Kürtea zelf heeft het zoo verteld; het is een ,,motiveering" en een ,,mode". Maar is het: n duizendste verklaring? * * * De eenige leering van dit proces is deze. Vader Kürten was een zuiplap, had tien kinderen; en stelde zich naar mate de attracties van zijn vrouw minderden, schadeloos aan zijn eigen dochtertje. Het heele gezin wist en zag dat. Wie wat zeif kreeg 'tof f el. Dat gebeurde in het Duitschland van Wilhelm ,en de hoogconjunctuur. Het politionneele apparaat van het na-oorlogsche Duitschland moge in het bij den kraag nemen van dezen onmensen sterk te kort geschoten zijn; hoe vér staat nog een gemeen schap, waarin zulk een kerel zich voorttelen kon, van een betere met oen tikje" eugenetisch collectief en individueel verantwoordelijkheidsbewustzijn? .-'..'?.? Dat te ontwikkelen en te dienen,. ware meer waard, dan de psychia trische1 geschiedenis van dit heele nest verder te cartografeeren, zooals men dat met de klassieke familie Zero gedaan heeft. Al zou zulks weer honderd maal meer waard kunnen zijn, dan dit van /oo vele kanten onnoodiggeoordeelde monsterproces in zij a hui dige oplage. i-. No. 2812 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 APRIL 1931 Wetenschappelijke Varia DE KAAS- OF KWARTJESMAAN door Dr, P. van Olst HET vraagstuk dat hier ter sprake komt is verre van gemakkelijk, juist omdat het zoo eenvoudig is. Om het te onderzoeken moet men nnenschen hebben, die nog niet" of,,niet meer" zijn volgestopt met de velerlei zaken, die II.B.8. en ?Gymnasium in onze hoofden hebben gebracht en <Vie ons beletten de maan zóó te bezien (en niet ?alleen de maan!) dat wjj geheel onbevangen zijn door vooroordeelen en als blank papier ons laten beschrijven door onze omgeving. Alleen kinderen en kindsche grijsaards (mannelijke en vrouwelijke; ik voel het gemis aan een nederlandsche term voor een vrouwelijke grijsaard !) zyn voor ons on derzoek te gebruiken. Men moet namelijk aan dit menschenmateriaal de vraag stellen: hoe groot ziet ge,de maan?" Hoe minder intellectueel iemand is, des te vlugger en gaver komt het antwoord en des te meer waarde heeft het voor ons on- *? t ?derzoek. De ^ " * bedorven ^ mensch ' .....-?»? =,.,; r T % komt dade lijk aan met 4.hoeken" en armleng ten". De on'bedorven mensch zegt: een bord" of Fig. 1. cd die Het oog ziet de staven ab en in werkelijkheid evenwijdig Zoopen, schijnbaar elkaar naderen in den toestand ae en cf. ,,als een Edammer kaas" of als als een voetbal". En dat soort .antwoorden moeten wij juist hebben. Deze ant woorden krijgt men niet alleen nu nog, maar het schijnt dat men door alle eeuwen heen dergelyke antwoorden gegeven heeft, want een Duitscher die in een der populaire natuurwetenschappelijke maandbladen deze quaestie bespreekt wijst erop , dat de Grieken het bedrag van een maansverduistering zoo aangaven dat zij duidelijk zich de maan op bord gróótte voorstelden, terwijl de oude Egyptenaren de zon of de maan, die de plaats innemen van het hoofd van enkele, menschelijke figuren, pok reeds op bordgrootte weergaven. Het grappige en verrassende is voor de onder, vraagden, als men hen werkelijk een bordje op -armslengte naast het maan-beeld aan den hemel Jaat houden, dat dit bord ontzaggelijk vél te groot <blijkt te zijn en dat een potlood op armlengte gehouden de maan reeds vrijwel bedekt. Pas als men het bord op twintig meter afstand overeind Jaat houden, blijkt het in schijnbare grootte met die der maan overeen te stemmen. Het is natuurlyk niet noodig om er den nadruk op te leggen, dat .geen der onbevooroordeelde menschen, die men de vraag gesteld heeft, bij hun antwoord er ook maar in de verste verte aan gedacht hebben te bedoelen dat het bord op dien afstand van 20 meter moest gehouden worden! Het is niets anders geweest dan een innerlijke drang, die met geen mogelijkheid te beredeneeren is en die door rede neering hoogstens in de war te brengen is. Hoe groot we démaan werkelijk zien, is gemak kelijk na te gaan als we de zon te hulp roepen, die aan den hemel schijnbaar even groot is als de maan. Kijkt men namelijk eventjes onvoorzichtig in de zon, dan krijgt men erna overal waar men heen kijkt een zwarte Vlek voor de oogen. Dit is niets anders dan een nabeeld der zon, veroorzaakt door dat het deel van ons netvlies dat door de zonne stralen te sterk geprikkeld is, een poosje niet in staat is nieuwe lichtprikkels te voelen, dus alles wat op dit netvliesdeel valt, zwart doet zien. Richten we ons zoo beschadigd oog naar den hemel, dan zien we het nabeeld juist zoo groot als eerst de zon. Kijken we echter naar de vloer voor onze voeten dan krimpt het nabeeld in tot cent grootte. En houden we een wit papier voor 't oog, op normale, leesafstand (ongeveer 25 centimeter) dan zien we het nabeeldje als een flinke hagelkorrel. Dit is geen slijtage van het nabeeld, want kijkt men dadelijk weer naar de lucht dan wordt de hagelkorrel weer een zwart schijfje ter zonnegrootte. Dit alles is een onbewuste toepassing van hetgeen men als klein kind door zien en tasten tege lijk geleerd heeft. De werkelijke grootte van een voorwerp schatten wy door de- afstand in rekening te brengen, waarop wjj denken dat het voorwerp staat. Dit is dus de werkelijke toestand. Maar hoe komt de mensch nu aan de bord-grootte van zon en maan ? De Duitscher, die ik reeds vermeldde zocht de gedeeltelijke oplossing in het volgende. De huizenrijen in een lange straat, de rails van tram of treinen, de wanden van een kanaal zijn evenwijdige lijnen, d.w.z. zij snijden elkaar niet hoever men ze ook verlengt. Wij zien ze echter vrijwel nooit als werkelijk evenwijdige lijnen, want practisch in alle gevallen zien wij de huizenrijen of de rails enz. elkaar schijnbaar naderen naar mate zij van ons weggaan, het aan ieder welbekende perspectief-effect. Leg nu eens een paar lange rechte latten, of span een paar touwen langs den grond, zoo dat zij van ons weggericht zijn en laat een helper deze latten of touwen zóó verleggen dat ze voor ons oog het effect maken van parallel te zijn, d.w.z. dat we overal denzelfden afstand er tusschen zien. In werkelijkheid loopen de lijnen dan niet evenwijdig maar juist uiteen, hoe verder ze van ons af komen. Heeft men dit bereikt en verlengt men nu deze lijnen, dan snijden zij elkaar natuurlijk ergens achter onzen rug. En dit snijpunt blijft dan 22 meter achter ons te liggen? Dus vrij wel juist de afstand waarop nien het bordje moest Fiff. 2. Hel oo(i &*& de staven ab en cd schijnbaar evenwijdig loopen in den toestand ae en cf, maar in werkelijkheid zullen de staven, verlengd, nu elkaar ergens achter het oog snijden. houden om de maan te bedekken. Ongetwijfeld een merkwaardige samenloop van omstandigheden ! Een samenloop, die geen verklaring geeft van het verschijnsel, maar alleen een aanwijzing is dat naar alle waarschijnlijkheid de schatting der maangrootte samenhangt met een aangeboren eigenaardig heid van onzen menschelijken geest. Het geval wordt nog eigenaardiger als men bij de ondervraging van zooveel mogelijk menschen tot de ervaring komt dat niet alle menschen tot de bordjes- of kaasgroep behooren. Het blijkt nml. dat verreweg de meesten de maan schatten op bordof kaas- of vóetbalgrootte (tot een wiel toe). Maar dat er steeds een klein percentage is van menschen, die de maan als een kwartje zien of in 't algemeen als een muntstuk (vierduitstuk, gulden, e.d.). Deze opmerking, die mij jaren geleden werd mee gedeeld door een onderwijzer uit IJmuiden, heb ik herhaaldelijk door eigen onderzoek bij school kinderen en volwassenen kunnen bevestigen. Het zou aardig zijn om eens na. te gaan, of bij dit soort menschen de proef met de latten of touwen zóó verloopt, dat zij bij het verlengen ervan, elkaar veel dichter achter den rug snijden, n.l. op een afstand vari ruim twee meter. Want ongeveer op dien afstand van ruim twee nieter ziet men een kwartje op maangrootte. Bij 'mijzelf (ik behoor tot de kleine kwartjesgroep !) komt dit inderdaad wol uit. Dus dit plait voor de aangeborenheid van het verschijnsel. CHAMPAGME KRUG&CO PEIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITs' KRONIEK Maohtttwvlluat Ken Christelijke Ondeugd EEN paar weken geleden speelde zich het volgend vraag-en-antwoordspel af in de Tweede Kamer. De heer I. H. J. Vos had gevraagd: te. Is het juist dat aan den Russlschen schrijver S. Tretjakow, die zich om gezondheidsredenen tijdelijk in Duitschland bevond, een Nederlandsen visum is geweigerd? 2e. Zoo ja, Is het den minister bekend, dat de heer Tretjakow was uitgenoodigd door: a. eenige vooraanstaande personen uit de tooneelwereld, o.w. de heeren L. Saalborn, directeur van de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsen Tooneel; Johan de Meester jt. en eenige andere Nederlandsche Intellectueelen; b. de Kunstenaarssocieteit de Kring te Amsterdam; c. net genootschap Nederland?Nieuw-Rusland te Am sterdam, om op 24 Januari 1931 te Amsterdam in besloten kring een enkele voordracht te houden? 3e. Is de minister bereid aan de Kamer mede te deelen, welke beweegredenen aan deze weigering ten grondslag heb ben gelegen? 4e. Is de minister bereid, deze quaestle nog eens te overwegen en eventueel zijn medewerking te verleenen tot het verstrekken van een visum aan den heer S. Trctjakow voor het beschreven doel? Waarop de minister van justitie, mede namens den minister van buitenlandsche zaken, ant woordde : Vraag l wordt bevestigend beantwoord. Ad. 2. Het antwoord hierop kan slechts in zooverre bevesti gend luiden, dat. blijkens een schriftelijke mededeeling van de Ambassade der Sowjet-Repu blieken te Berlijn aan het consu laat-generaal der Nederlanden aldaar, de bedoelde Rus zich voor den tijd van tien dagen en voor het houden van voor drachten over de Russische literatuur naar Amsterdam wilde begeven, derhalve niet slechts voor een enkele voordracht In besloten kring op 24 januari 1931. Ad. 3. De weigering berustte op de overweging, dat in het algemeen een visum-verklaring aan personen van bedoelde nationaliteit voor doeleinden, als de onderwerpelijke, met het oog op het gevaar voor ongewenschte propaganda niet pleegt te worden verleend en voor het onderhavige geval van vol doende redenen tot uitzondering niet bleek. Op vraag 4 wordt ontkennend geantwoord. Zou men niet zeggen, dat wij Nederlanders een roekeloos licht-ontvlambaar volk zün, als een minister zoo bang is, dat wij iets Russisch, al ware het maar van de. litteratuur, te hooren krijgen ? Maar ja. indien de ,,Ongewenschte Vreemdeling" daarin eens ,,ongewenschte propaganda," bijv. 'over zoo schrikkelijke dingen als staatsproductie of collectief landbouwbedrijf inlaschte, ja, dan ware natuurlijk de revolutionnaire ramp niet te overzien en bleef gewis geen steen op den anderen. En in tien dagen kon zoo'n Russische schrijver makkelijk een klein land aan den rand van den afgrond brengen. Daarom was het een heilzame maatregel ons, die natuurlijk nooit iets lezen uit dat verdoemde land. dat onze goden Kapitalisme en Privaat Eigendom heeft afgeschaft, ook te verbieden er iets" van te hooren. Al lijkt zoo'ii verbod van gftostesvrijheid wat vreemd voor een land, dat een tachtigjarigen strijd voor zijn geloofsvrijheid, over had. Blijkbaar was dat nog niet lang genoeg, en tet-wijl onze vaderen vochten om iets anders te gelooven dan toen gebruikelijk was, moeten wij nu misschien weer tachtig jaai* strijden om zelf uit te maken wat wij willen ge looven. Het loont op die manier werkelijk niet me(er in een vrij" land te wonen. Als dit ministerie, onverhoopt, het aanstaande stembusjaar mocht overleven, kan het ook nog gebeuren, dat de Russische boeken en kranten worden verboden, altemaal vanwege de ongewenschte propaganda". Of misschien, omdat de tante van den minister verarmd is door haar Russische papieren. Of misschien enkel, omdat de Excellenties h ;t & >omaar willen. Machtswellustigheid, iets heel lëelijks in Christelijke menschen. .? ??''.' ? ''; ? ??? ?? .p.' c/ V.^OSSEM = :-*'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl