De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 2 mei pagina 1

2 mei 1931 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

i f. jrqoie Amsterdammer eekblad voor- Nederland is een Schildering, Zegelring en Lakstempel met Uw FAMILIEWAPEN MARTEN N. DAMSTRA, KAPELSTR. 46. UTRECH1 Honderden dankschrilven ONDER HOOFDREDACTIE VAN A. C. JOSEPHUS JITTA Redacteuren: L J JORDAAN, F. G. SCHELTEMA EN M. KANN. Secretaris der Redactie: C F. VAN DAM | KEIZERSGRACHT 355, AMSTERDAM C. Telefoon 37964 Postgiro 72880 Gem. giro Amsterdam G. 1000 Kleine Ad ver tentiën 50 cent per regel Aanbieding vóór Woensdag 10 uur OPGERICHT IN 1877 No. 2813 ZATERDAG 2 MEI 1931 Huwelijksvermogensrecht door Prof. Mr. F. G. Scheltema IK heb getracht, in een tweetal artikelen l) de belangrijkste bepalingen van het door de regeering aanhangig gemaakte ontwerp van wet tot regeling van het huweiyksvermogensrecht te vermelden en toe te lichten. Het spreekt vanzelf, dat bij de regeling van een zóó ingewikkelde materie als het huwelijksvermogensrecht allerlei details van min of meer juridischen aard naar voren komen, die tot verschil van opvatting kunnen aanleiding geven; het spreekt evenzeer vanzelf, dat ik op deze plaats op dergelijke details niet nader kan ingaan. Intusschen is er toch n punt, dat ik niet geheel onvermeld wil laten, ook al, omdat ik de hoop koester, dat gedurende de parlementaire behan deling met betrekking tot dit punt dat niet van principieelen aard is het ontwerp nog ver betering zal ondergaan. Het betreft de aan sprakelijkheid van de goederen der vrouw voor de door haar aangegane schulden. Het is een algemeene en gezonde regel van bur gerlijk recht, dat voor de door iemand aangegane schulden diens goederen aansprakelijk zijn. Ik heb in een vorig artikel betoogd, dat het ontwerp ?op dien regel een xiitzondering maakt vuor hot geval de echtgenooten in algeheele gemeenschap zijn gehuwd: hoewel de vrouw van de gemeen schapsgoederen mede-eigenares is, kunnen hare schulden op die goederen niet worden verhaald. Die uitzondering scheen mij gerechtvaardigd: een andere regeling zou een deugdelijk beheer van de gemeenschap door den man onmogelijk doen zijn. Maar het ontwerp maakt op den genoemden algemeenen regel andere uitzonderingen, die m.i. niet te ? rechtvaardigen zijn. Wanneer de echtgenooten bij' huwelijksche voorwaarden iedere vermogensgemeenschap hebben uitgesloten, kan bepaald worden, dat de per soonlijke goederen der vrouw door den man zullen worden beheerd. Het ontwerp knoopt daaraan de consequentie vast, dat in zulk een geval die goederen voor de schulden der vrouw niet zullen aansprakelijk zijn. Die consequentie acht ik onjuist. De vrouw is, naar wij vroeger zagen, volkoman handelingsbevoegd, en mag dus de betreffende . schulden rechtsgeldig aangaan; zij heeft bovendien goederen in eigendom. Waarom mogen nu haar schuldeischers op die goederen geen verhaal nemen? De enkele omstandigheid, dat de goederen der vrouw door den man worden beheerd, is m.i. niet voldoende, om dat verhaal uit te sluiten. Nu eenmaal de vrouw handelingsbevoegd is ver klaard, behooren voor haar eigen schulden haar eigen goederen aansprakelijk te zijn, ook al laat «ij het beheer dier goederen aan een derde in casu haar man over. Xog zonderlinger is de regeling in geval van gemeenschap van winst en verlies of vruchten en inkomsten. Bij deze gemeenschapsvormen behoudt ieder der echtgenooten zijn aangebrachte goederen in eigendom: de inkomsten dier goederen vormen echter winst, en vallen dus in de door den man beheerde gemeenschap. Men zou nu denken, dat in zulk een geval de vrouw haar eigen goederen zou kunhen beheeren, en de inkomsten ervan aan den man' afdragen. Minister Donner echter redeneerde als volgt: wanneer de vrouw eigen beheer harer goederen had, zou zij die goederen kunnen wegmaken; die goederen zouden dan geen inkomsten meer opleveren, en aldus zou de gemeenschap van winst schade lijdenDaarom is bepaald, dat bij de gemeenschap van winst en verlies of vruchten en inkomsten de eigen goederen der vrouw door den man moeten worden beheerd, en alweer voor de eigen schulden der vrouw niet aansprakelijk zijn. Ik acht dit een zonder linge redeneer ing. Gemeenschap van winst ver plicht de echtgenooten niet, om winst te maken, maar alleen om, als er winst gemaakt is, deze gemeenschappelijk te doen zijn. In het systeem van het ontwerp zou aien met hetzelfde recht kunnen beweren, dat de in gemeenschap van winst gehuwde vrouw, om winst te maken, ver plicht is, gesalarieerde betrekkingen te gaan bekleeden. Een consequentie, die deze regeermg waarschijnlijk niet zou aanvaarden. Gelijk gezegd: ik houp, dat gedurende de par lementaire behandeling met betrekking tot deze punten de hoofdregel van de aansprakelijkheid van eigen goed voor «.?ip;<>n schulden alsnog zal worden hersteld. Laat ik thans trachten, mijn eindoordeel over het ontwerp te formuleeren. Wanneer mij het voorrecht zou zijn gegeven, een ontwerp-huwelijksvermogensrecht te mogen formuleeren, dan zou ik dat ontwerp optrekken op de gedachte der gelijkwaardigheid en gelijk gerechtigdheid van man en vrouw; ik zou iedere bevoorrechting a priori van den man verwerpoiXi En zóó zouden velen in den lande het doen. Op dat standpunt staat het ontwerp geenszins. De Memorie van Toelichting laat, reeds in haar eerste alinea, niet den minsten twijfel; de bestaande grondslagen van het huwelijks recht" moeten onaangetast blijven. Dienover eenkomstig vindt men in het eerste artikel van het wetsontwerp de bepaling gehandhaafd: ..De man is het hoofd der echtvereeniging". En uitvloeisel van die op zich zelve vrij academische bepaling is bijv., dat met het beheer der gemeenschap de man is belast, en dat opdracht van dat beheer, bij huwelijksche voorwaarden, aan de vrouw wordt geacht te zijn in strijd met de openbare orde". Het ontwerp geeft dus den feministisch-gezindcn bij lange na niet, wat zij verlangen. Maar het ware anderzijds toch onbillijk, te ontkennen, dat het zeer belangrijke verbeteringen brengt; en dat, zij het dan op de basis der maritale macht, getracht is naar vrij vergaande bevrediging van meer radicale wenschen. De vrouw wordt volkomen handelingsbevoegd; huwt zij buiten iedere ge meenschap, dan kan zij geheel gelijkgerechtigd aan den man worden. Waar gemeenschap bestaat, wordt de beheersbevoegdheid des mans sterk aan banden gelegd. Ten aanzien van de huishoudelijke uitgaven wordt de positie der vrouw geheel be vredigend, geregeld. Eindelijk: huwelijksche'voor waarden zullen voortaan ook gedurende het huwelijk kunnen worden gemaakt e,n gewijzigd. Mag men al deze verbeteringen prijs geven, omdat de grondslag, waarop zij zijn gebaseerd, INHOUD: I. Prof. Mr. F, O. Scheltema, Huwelijksvtrmogtnsrecht. 2. Spreektaal. 3. J. Qreshoff, Kanttekeningen. L. J. Jordaan, Paleis-Raadhuis. 4. L, J. Jordaan, Bioscopy. 5. Joh. Braakenslek, Minister Donner op het oorlogspad. Dr. C. F. Haje, Boekbespreking. 6. Jan van NIJIen, Fransche boeken. 1. Dr. Jac. P. Thijsse, Waatenburg. Mr. Frans Coenen, Kroniek. 9. A. Piasschaert, Schilderkunst. JO?H. H. O. Cannegleter, De weg der menschheid. 13. Met de Groene" naar de Poolstreek. 15. C. A. Klaasse, Krtuger als econoom. Beurs spiegel. 16. Dr- C. F. Haje, Taalschui. 17. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek. 18. L. J. van Looi, Radio. Charivarius, Chariiaria. 19. Uit het Kladschrift van Jantje. Aïida Zevenboom, Croquante Croquetjes. 20. Letterraadsel. Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakenslek, Snnwden verdedigt zijn begrooting. niet bevredigend is? Ik meen van niet. Bestond uitzicht, dat binnen afzienbaren tijd de politieke constellatie ons een ministerie zou geven, dat een huwelijksvermogensrecht, op meer radicalen grondslag opgetrokken, zou voorstellen, dan zou er nog te voelen zijn voor de redeneering dat, door nu het mindere te accepteeren, men de kans vermindert, straks het meerdere te verkrijgen. Maar naar menschelijke berekening is voorhands aan deze mogelijkheid niet te denken; in de eerst- . komende tijden zal iedere herziening van het huwe lijksrecht noodwendig een. compromis tusschen rechts en links zijn, en, eerlijk gezegd, is dit, ge zien de onderlinge verhouding der partijen, ook wel de voor allen meest billijke oplossing. Onder deze omstandigheden komt mij juist voor de houding, die is ingenomen door het Comit voor eene gemeenschappelijke actie tot hervor ming onzer huwelijkswetgeving", welke houding , aldus kan worden aangeduid t de verbeteringen, die het ontwerp brengt, dankbaar te aanvaarden; te trachten, gedurende de parlementaire behande ling in het ontwerp nog andere verbeteringen aan te brengen; en het ideaal eener op algeheele rechts gelijkheid van man en vrouw gebaseerde huweljjkswet voor een verdere toekomst te bewaren. l) De Groene Amsterdammer van 28 Maart en van II April 1931. . ? i' i»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl