De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1931 2 mei pagina 3

2 mei 1931 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

''"lh *%rf i' 'Latl /j' ^ '*'r 'l' f II l DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 MEI 1931 No, 2813 BIOSCOPY door L. J. Jordaan Het Geval-Chaplin WIK is Chaplin? Ziedaar de eerste vraag, die wij ons te stellen bobben. Kr zijn niet veel mensehen over wie zooveel gesproken en geschreven is als over Chaplin er zijn ei> nog minder van wie we zoo weinig weten. llei-1 een bibliotheek van kitsch- en magazine-lectuur, rakende den Charlie vanhet vei'doemelijk ras der ,,f ilm-fan's", existeert. De vraag rijst, hoe het mogelijk is, dat een zoo belangrijk verschijnsel nis de Chaplin-figuur, «oo hardnekkig verstoken blijft van iedere intelligente, biografische en psychologische studie. Zeker er zijn litteraturen te over geweest, die van achter hun sphrijftafel fantastische beelden ontwierpen van den grooten fümclown, maar speciaal de Franschen (Florey, Poulailie, Delluc) hebben, door hun lyriek on bestendige over-verhitting, van dergelijke aesthetische analysen de waarde loosheid bewezen. Greta (Jarbo, wier beteekenis toch niet verge leken kan worden met die van Chaplin en wier reputatie bovendien van veel jongeren datum is, vond naast Franz Blei reeds in een Walter Hasenclever en een Charlott Serda twee interviewers, die voortreffelijk uit hun oogen keken en die de monotone reeks banale schamperheden over haar honorarium en haar toiletten wisten te onderbre ken door interessante en uiterst scherpzinnige karakterstudies. Maar Chaplin wacht nog steeds op andere vermeldingen dan die van zijn grijze haren en melancholieke oogen. Intusschen zijn in Duitschland omtrent den ?filmtriomfator enkele publicaties verschenen, die ondanks hun vluchtig en summier karakter heenwijzen naar een ontwakend besef van het schrome lijk tekort aan een waarlijk belangrijke Chaplinlitteratuur. In de Querschnitt" van Apill 19UI schrijft Waldo Frank een kort, maar voortreffelijk opstel j.iver ,,Der weicho und der harte Oharlie Chaplin", tlat niet alleen oen scherpen aanval doet op de omantische centsprent van den edelaardigen, mensohenschuwenhypochonder van Beverley Huls, doch tevens tracht het noodzakelijk verband te vinden tusschen den mensch en den kunstenaar. Een ander hoopgevend verschijnsel is het boekje van Amold Hoellvicgel Lichter der («ros/,-stadt", dat in den vorm eener causerie o ver Cliapliii's jongste film., zeer merkwaardige gegevens betref fende den mensch Chapliu bevat. K\\ ziedaar nu iets waaraan onze tijd in de eerste plaats behoefte heeft. De hemel weet, dat wij aan aestbetisehe beschouwingen over'Chaplin. meer dan genoeg geslikt hebben. Zij moeten er zijn, natuurlijk, als reflexen van. tijdgenoutelijke waardeering. Maar wij gevoelen, zoowel onder het schrijven als onder het lezen, de betrekkelijkheid van hun .zin. Zoo ooit, dan zijn juist in hetgeVal-Chaplin de tijdgenooten de laatsten, om tot een zuivere, objec tieve waardebepaling te geraken. ? Do voorbeeldelooze massa-hypnose, welke van dezen filmspeler uitgaat het mateloos, schier pathologisch opdrijven van zijn beteekenis dooi de Europeesche en met name door de Fransche kritiek, geven ons de instinctieve zekerheid, dat wij in 1031 den juisten kijk op dit phenomeen missen en met het bekende geresigneerde gebaar een. nauwkeuriger schatting aan het nageslacht ?moeten overlaten. Vooral, waar wij datgene, wat als sleutel op het mysterie zou kunnen dienst doen: gegevens omtrent den mensch Chaplin, ten eenenmale missen. Immers zoo wij eenige kans willen hebben de lens onzer waardeering scherper te stellen zoo wij met ecnig succes een worp willen doen naar de rustige, objectieve schatting GENERAAL AGENTEN YOOB, AM A.TEUR-KINO-UITRUSTING FOTO-SCHAAP & Co. SPUI » AMSTERDAM dor toekomst, dan dietien wij ons los te maken vuil liet sentiinentcele hoera-kahaal rondom de Chaplin-films en hun .suggesties vergelijken met de persoonlijkheid, -die ze schiep. Het is een nood maatregel toegegeven en wij blijven altijd nog verre in het nadeel bij onze kleinkinderen maar het is tenminste iets en lenigt tot op zekere hoogte het gevoel van hulpeloosheid en onzekerheid. dut ons ten op'/.ichte van het geval-Chaplin zoo zeer drukt. lloellriegel dan, medewerker aan het Berliner Tageblatt", publiceerde reeds eenige jaren geleden 'als bijzondere correspondent van dat blad, een aantal feuilletons over Hollywood. Het feit dat hij zich daarin, als helaas zoovele verdienstelijke feuületonnisten, zorgvuldig gespeend toont van lederen kijk op film en filmkunst, doet aan deze essays ernstige afbreuk. Nu hij zich echter in zijn boekje Lichter der Grosz-stadt" neerzet tot het geven van bijzonderheden omtrent de privéper soon van Chaplin, vervalt dit bezwaar ten eenenmale ja, verandert zelfs tot op zekere hoogte, in een voordeel. Immers de karakterschets, welke hij aldus ontwierp bleef daardoor vrij van iedere suggestie, van iedere sentimentaliteit en zelfverblinding. Wat hij geeft zijn persoonlijke her inneringen aan Chaplin, eigenaardigheden van karakter en humeur, zijn ontwikkelingspeil, ethische opvattingen.... kortom van al zulke empirische bijzonderheden, welke mits met de noodige scherpzinnigheid genoteerd een mensch voor ons doen leven. ITit de vage, mistige romantiek van den ma gazine-horos maakt zich nu in tamelijk gedeci deerde contouren een gansch andere figuur los. Wij zien Charles Spencer Chaplin als een wonder lijk mengsel van naïveteit, sluwheid, vriendelijk heid, rücksichstlosigkeit, stijfhoofdigheid en on zekerheid voor ons loven. Een mensch van op vallende gespletenheid in denken en voelen en vóór alles beheerscht door een ernstig inferioriteitscomplex. Dit ziekelijke minderwaardigheidsgevoel, karakterbasis bij zoo menig schizophreen, verdient onze bijzondere' aandacht. Het verklaart de gemoedsgesteldheid v&nwaaruit hij zijn klassieke vagebondsfiguur concipieerde en geeft ons althans den moed tot een voo.'/ichtige prognose. Uit al de verwarde divagaties over een veronderstelde sym bolische bedoeling, over het stelen uit plat-cotumercieele overwegingen dezer creatie, over den invloed van het loutere toeval blijft dan ten slotte deze eenvoudige verklaring over: de mysterieuse Charlie-figuur is de bevrijding van een kunstenaar uit den wurgenden greep van een sterk minderwaardigheidsgevoel. De gevoelige knauw, die het gemoed van het bleeke, tengere jodenjongetje in de. stegen van Kennington ont ving zou blijken niet rneer te genezen te zijn ? noch door dollarmillioenen, noch door een legendaire beroemdheid. Hij heeft de manieren en de .uiterlijke beschaving van een lord" zegt ifoellriegel en dit feit, dat door den zuiver imaginairen aard van het geval tevens zijn ongeneeslijkheid aantoont, wijst er nog eens te nadrukkelijker op, hoezeer bij de beschouwing der ,,Charlie"-figuur met deze psychische gesteldheid rekening moet worden gehouden. Als verdere kenmerkende karaktereigenschap pen vermeldt Hoellriegel een opmerkelijke zucht tot behagen en tot amuseeren, naast momenten van koude hoffelijkheid en volmaakte onver schilligheid. In ieder gezelschap, belangrijk of bescheiden, is Chaplin's natuurlijke neiging, die van de menschen te behagen en aangenaam bezig te houden. Geeft hij daaraan toe; dan is hij van een onweerstaanbare beminnelijkheid en onder houdendheid staat hij alles toe en belooft alles zonder voorbehoud. Maar een oogenblik daarna kan de wind omslaan - zijn vriendelijke lach 'verstart dan tot een grijns, zijn oogen (déver maarde melancholieke oogen l) krijgen een eigenaardigen loenschen blik (>,Er sohielt" zegt H.) en een kille, afwijzende berekening Vervangt de vroegere jovialitysit. Het is de innerlijke, redelooze, immer weer opwoelende -angst van den omhooggekomene tegenover het altijd weer drei gende armoedegevaar de fanatieke begeerte om het verworvene vast te houden, niet uit vreugde aan het bezit, maar uit angst voor het niet-bezitten. In dezen angst hebben wij de krachtige rem te zoeken, die Chaplin steeds weer afhoudt van voornemens als het spelen van een Napoleon-rol en dergelijke experimenten. Zwaarder dan een ar tistiek fiasco weegt bij dezen multi-millionair de Hotel Duin en Daar * Bloemendaal Str. kond en warm water op alle kamers PRIVÉBADKAMERS - LIFT - Telefoon 21223 vrees voor een finantieel echec, dat zijn positie van welstandsmenseh zou kunnen schokken. ?Immers uit tal van bijzonderheden in Hoellriegel's verslag blijkt, dat van een artistiek minderwaar digheidsgevoel bij Chaplin geen sprake is. Hoezeer hij intelligent genoeg is, om opmerkingen en critiek over zijn werk te overwegen, nog nooit heeft hij in het geringste détail aan anderer meening toegegeven, ten koste van eigen over tuiging. Zoo begint dan een verklaring te schemeren voor Chaplin's vasthouden aan het vagebondtype uit oorzaken van zuiver emotioneelen aard. naast angstig-nuchtere overwegingen en zoo ziet deze creatie zich aldus geïntensiveerd als een artistieke cri-de-coeur en tegelijkertijd begrensd door berekening. Aldus ontdaan van de fantasieën over diepzin nige symboliek, die bij nader onderzoek toch niet houdbaar blijken zoowel als van sociale tendenzen, die aan de steik-egoiste natuur van Chaplin volkomen vreemd zijn, doet zich zijn oeuvre aan ons voor als het bevrijdend breken van de spanningen in een nerveus, sterk impressionabel en vrij onevenwichtig kunstenaarsgemoed met al de bekoring, maar ook met al de geborneerd heid van dien. Dan is daar natuurlijk Chaplin's phenomaal vakmanschap, zijn feilloos instinct en aangeboren gratie voor het hanteeren van het filmmateriaal. Maar dat alles hoort in de rubriek 'der recensie thuis. Oharlie Chaplin. City Lig"**»" Tusi'hinakl S Chaplin naar Europa gekomen als sprinter voor een ietwat zwakke film ? Vertrouwde hij het succes van zijn jongste werk niet, zonder de zware motoren der reclame? De gedachte rijst bij het aanschouwen van City Lights" want het valt niet te ontkennen: deze film is een beden kelijke achteruitgang na The Circus", dat op zijn beurt aanzienlijk beneden Gold Rush" en vooral beneden ,.The Pilgrim" daalde. Ik behoor niet tot degenen, die per se meenen, dat Chaplin met zijn zgn. groote" films een ver keerden weg insloeg en de korte burlesken uit zijn aanvangstijd als ,,The Pawnshop", Easy Street" en Charlie soldaat" boven het latere werk stellen. Integendeel met films als The Pilgrim" en ook The Kid" en Gold Rush", heeft Chaplin de geniale vagebondsfiguur van zijn capricieuse filmdroomen. diepte en fond gegeven. De geniale clown en acrobaat uit de Keystone en Essanayperiode werd aldus tot iets oneindig schooners: tot een mensch. En de kleine vogel verschrikker, die het in benarde oogenblikken, zoo desperaat tegen agenten eu andere geweldige machten dorst op te nemen, bestond het, een nog veel roekeloozer " oneindig moediger 'daad aan te durven. In het koude meedoogenlooze tweede decennium der twintigste eeuw heeft Chaplin de courage, sentimenteel te zijn echt, rechtuit, onverholen sentimenteel! Wie weet hoevelen onder zijn mülioenen be wonderaars, hem hierom het warmst toegewijd zijn ! * * : »'" * ? ' ' The Kid", The Pilgrim" en Goldruah" hebben bewezen, dat het er niet toe doet, of men al dan niet sentimenteel is, wanneer een kunstenaar machtig en vooral eerlijk genoeg is, Chaplin gaf. in deze meesterwerken een sentimentaliteit zoo kuisch, zoo helder, zoo zuiver, dat zij ons nimmer hinderde?j», dat wij haar nauwelijks opmerkten. De goddelijke oprechtheid *- de verheven eenvoud en natuurlijkheid van deze schuwe teederheid zal ons bijblijven als iets zeldzaam schcions. De elementen, waaruit deze films werden opgebouwd: een kinderlijke, reine fantasie - een brillante geestigheid en een volmaakte techniek groeiden hierin samen tot het harmonische kunstwerk. En nimmer hebben wij zoo begrepen, hoe die ele menten elkaar stemden, aanvulden en in evenwicht gjiiiitimiiiiiimiiimiwiiiiiiiiiiiwiiiimi I ). B. BENMER B ZOON PIAttOHANDEL DEN HAAG 97 NOORDBINDB No. 2813 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 MEI 1931 hielden, als toen wij begonnen te bemerken, dat er aan die harmonische samenvoeging iets aanving te haperen. Want speciaal in City Lights" begint het werk on evenwichtig te worden top zwaar?scheef. De schitterende invallen zijn schaarser geworden -?liggen verder uit el kaai'. Zij beginnen iets geforceerd» te krijgen iets waaruit men de lange, moeizame overweging proeft. De episode met het beeld, waarmede de film opent, is zonder twijfel een prachtige entree in theorie ! Ligt het aan de, bjj Chaplin, ongewone pompe en grootscheepsheid van het geval ligt het aan de ingewikkelde apperatuur (een heele statuen-groep nota bene!) ? Hoe het zij men mist iets kostbaars in deze toch zoo schitterend bedachte ouverture: de eenvoud, ook in middelen, en de spontaniëteit der vroegere films. Toen ,viel het niemand in, zich te verwonderen óver een trouvaille zij u'«» er en zij moest er zijn. Dit gemis aan simpelheid, aan onafwendbaarheid dit voortdurend doorschemeren van de bedachte constructie be zwaart het geheele werk. Waar schijnlijk is Chaplin's oprecht heid in zijn sentimentaliteit geen haar minder onverdacht, maar zij valt moeilijker te accepteeren nu zij niet door een flitsende vaart van trouvailles in evenwicht wordt gehouden. Voor het eerst voelen wij nu in de lange perioden tusschen twee momenten" in, de sentimentaliteit als iets, dat wij toch eigenlijk als volwasse nen, niet meer aanvaarden kun nen. Nog eens het blinde _____^______ bloemenmeisje! hoezeer een ~" sentimenteel monstrum, dat wij bij ieder ander weg zouden hoonen is in wezen niet sentimenteeler dan The Kid", of de brave boef uit The Pelgrim". Maar in dit mengsel is de senti mentaliteit te rijk geworden en daardoor onver-. teerbaarder, naarmate de andere bestanddeelen armer werden. De inspiratie, die maakte dat Chaplin zich alles kon veroorloven desnoods blinde, beeldschoone en edele bloemenmeisjes schoot hier te kort. En het valt met groote vreeze te vreezen, dat dit wel eens het begin van het einde kon zijn en dat deze pantomimes" met hoeveel beminnelijke naïviteit gelanceerd, door het onverbiddelijke, ernstige klankfilmverschijnsel, dat makkelijker te parodieeren is, dan te overwinnen onder den voet wordt geloopen. Minister Donner op het Oorlogspad (Min. Donner heeft een wetsontwerp tot bestrijding van de godslastering ingediend). Sinterklaas: En jij mag tegen 5 December je schoentje zetten, hoor vent!" Natuurlijk het vermoeide genie is nog altijd een genie. Trouvailles als de dronkemnanspartij, met het prachtige jassen-uittrekken is van een koninklijken humor. Ook de episode met het ingeslikte fluitje en het opwinden der sajet-kluwen behoort tot de beste vindingen van Chaplin. Maar het valt niet te ontkennen, dat de scène met de inbrekers, in mouvement n karakter, een zwakke herhaling is van het gelijksoortige fragment in The Pilgrim" en redding van den mtllionnair uit het water, zoowel als de volkswedstrijd zijn be paald zwak te noemen. Ik sprak daar van een vermoeid genie. Inderdaad de veelvuldig gecolporteerde geruchten, dat Chaplin voortdurend plannen beraamt, otn zich van zijn altiïr ego Charlie", los te maken wijzen op een lassitude, welke voor den achteruitgang van City Lights" wel eens een zeer plausibele ver klaring zouden kunnen vormen. Boekaankondiging Tjo, een brokje Indo-hren, door /'. 7. d'Arüllac Britl. X.V. Holhtnttiu-Druktenj Haam. Met onverdeeld genoegen kondig ik dit boekje aan. Hef is een eenvoudig mensch, de schrijver. Zoo vele anderen, waanwijzen. begoocheld door kunst en literatuur, warbeelden voor hen. snijden voren en graven kuilen in hun geest en verstand. Zij schreeuwen vol af gunst naar wie den gebaanden weg houdt, omdat hij de mnte zijner krachten niet, overschat. ..Schrijvers trant". smaalt H(enri) B(orel) in^Het Vaderland heeft met de literatuur niets te maken." Van deze kleineering maak ik een eerbewijs. In den heer d'A. B. begroet ik den man . die het groote Nederlandsch liefheeft en eerbiedigt en tot loon dégave ontving, te zeggen goed en waar wat hij te zeggen heelt. Hij bewijst mij, dat ik op den juisten weg ben met mijn taaistukjes, want dat het Nederlandsch nog recht van bouw en onbedorven van aard bestaan kan. Een verdienste is het evenzeer, dat deze schrijver over Indische levensdingen de I ndische woorden en uitdrukkingen, die hij in den tekst moet ge bruiken, alle aan* den voet der bladzijden vertaalt of verklaart. Deze wijze van doen getuigt ook al van de zorgvuldigheid, waarmede hij het Neder landsch omringt .en hij den Nederlandschen lezer behandelt. Zoo breekt hij met de gewoonte, welke verreweg de meeste schrijvers óver Indiëvolgen, dat zij namelijk hun Nederlandsch opdirken met allerhande Indisch tusschengoed, onverschilligweg ingewrongen, met de gedachte: ze zullen het wel slikken in patria en ons voor wonderbaarlijke specialiteiten aanzien; maar nimmer bedenkende. dat zij met dergelijk slordig schijnvertoon het tot oordeelen bekwame publiek hier te lande, als /Jj dit ten minste willen bereiken, kregel maken en afschrikken. De heer d'A. H. echter trekt dit publiek tot zich, daar hij met behoud van alle echt-i ndische tint 'en kleur al wat ons begrijpen kon storen dadelijk bijlegt. Deze zijn aanteke ningen schijnen mij ook zeer leerzaam toe v«ior du hoogere klassen van ons middel baar onderwijs. We hebben in de schooibibliotheken leerboe ken over Indiëen romantiek over Jndiëgenoeg, maar we hebben volstrekt geen overvloed van prettig aangeboden en gul voorgezette parate kennis van I ndische levensomstandigheden, zorgvuldig gekruid met den toespijs van het Indische woord. De bundel omvat drie reeksen van tafereelen. Met de twee eer ste wordt men verplaatst in een binnenstad je op Java's Noor delijke vlakte. Het kleine leven treuzelt er voort. Het trakte ment van zooveel in de maand bepaalt den graad van maat schappelijke achting. Een liefdadigheidsfeest brengt wat be weging in den stillen vijver. Een «charidaaltje, dat de schrij ver vriendelijk ondeugend en hoogst kiesch doet raden, geeft afwisseling van meer blijvenden aard. Verander hier wat veranderd omet worden en ge ziet de dingen en de menschen van een Hollandsen Middelhuizen of Nergensburg, als ge daar van ondervinding hebt, voor u opkomen. H iervoor hoeven wij niet in Indiëte zijn, maar waar we ons wel geheel aan den schrijver toevertrouwen is in zijn eerste rij tooneeltjes : de gevallen van Tjo den Indo. Ik prijs de onderhoudendheid en ik heb plezier in den geinoedelijken humor, waarmede de schrijver de lotgevallen en de moeielijkhcden van zijn held in liet licht stelt. Maar dit is toch slechts buitenwerk. Binnenin zit de schildering van den halfbloed, die zich onzacht vindt ingeschoven tusschen den Europeeschen totok en den inlancler. wel te verstaan niet de kampong-indo, de uitgestoo~ ~' tene. de pauper, maar de nutfatsoenlijke. de kantoor-indo, de be de ambtenaar. En wat ik nu tige. de ambte. soms zelfs zoo waarlijk menschelijk vind in de voorstelling van d'A. B. is. dat hij ons in zijn Tjo geen afgietsel geeft van een vast type. behept met bepaalde eigenschappen, die uit zijn bloedmenging te be rekenen zouden zijn. maar dat hij ons ongemerkt leert inzien, hoe de maatschappelijke mensen, zooals die Indo er een geworden is of worden wil. afwijkt van het gedachte type. afwijkt in het goede of in het kwade. Die afwijkingen worden veroorzaakt door gunst of ongunst van het lot. woiden veroorzaakt door aanraking en omgang met anderen; Indo's en Europeanen, n Jaar het leven zou dien Indo toch niet zus of zoo kneden, had hij niet een eigen wezensvorm medegebracht, welke hem deed ver schillen van zijn soortinodel. Wel laat de'afstam ming zich nooit verloochenen en werkt zij zeer sterk bij de piimitieve rassen, maar toch woidl ieder wezen iets eigens medegegeven,' ? . ? CH. F. H. 0.80 MTR BREED i ii i J * * il

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl